DE TEWATERLATING VAN DE „NIEUW AMSTERDAM" Het vlaèèeschip der H De „Nieuw Amsterdam"het vlaggesehip der Nederlandsche koopvaardijvloot, op de helling. terwijl de snelheid 20% «21 mijl zal bedragen bij 'n maximaal ver mogen van 34.000 as-paardekracht. De passagiersverblijven hebben de bijzondere aandacht der ont werpersgetrokken. Zoo zullen alle eerste-klasse-hntten en 'n deel der hutten uit de toeristenklasse van badkamers worden voorzien. Te vens heeft men de hutten zoodanig ingericht, dat men 'n gedeelte der eerste-klasse-hutten en die der toe ristenklasse, ja zelfs die der derde klasse kan verwisselen, zoodat bij een eventueel plaatsgebrek in een dier klassen aanvulling uit de an dere kan geschieden. Natuurlijk zijn ook alle mogelijke voorzorgsmaatregelen tegen brand gevaar getroffen. Daartoe heeft Met deze takels kan men aardige vrachtjes naar hoven hijsehen De prachtige lijn van het voorschip komt op de rechtsche foto wel goed tot haar recht. O men een zeer bouwd. zoodat lien inperken. Een bijzonder Amsterdam" ist Deze strekken zooals algemeen •oot a li der :h nicl ■ebrnil Nu deze week op de werven der Rotterdamsche Droogdok- Maatschappij de „Nieuw Am sterdam1', het grootste schip dei Nederlandsche koopvaardijvloot, door H. M. de Koningin te water zal worden gelaten, brengen wij onzen lezers een interessante foto serie van het karkas vóór z'n doop. Zooals men zich zal herinneren werd de kiel voor dit nieuwe schip van de Holland-Amerika-Lijn in Februari 1936 gelegd. Het bijzon dere ervan is, dat het 't eerste transatlantische mailschip is, dat geheel in ons land vervaardigd wordt. Zoo werd b.v. de scheeps romp van de „Statendam" door 'n Engelsche werf gebouwd daar de Holland-Amerika-lijn toentertijd nog Engelsche verplichtingen had. De „Nieuw Amsterdam" heeft een lengte van 229 m„ terwijl de breedte 26.82 m. bedraagt. Van het diepste punt tot den top van den mast heeft zij een torenhoogte van 65 m. De waterverplaatsing bedraagt 33.250 bruto registerton,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 20