KERMIS IN DE TROONZAAL
rasas
r/v VER
REEP!
THEODORUS NIEMEIJER N.V.
V
WU HANDHAVEN
KWALITEIT
Goede kwaliteit herkent iedereen. Men heeft maar te proevenZoo
is het ook met chocolade. Neem een Verkade's 5 cents reep en
iedereen groeft onmiddellijk de speciale Verkade-kwaliteit. Zacht
smeltende chocolade. In drie smakenNaturel - Melk - Hazelnoot.
De zeventigjarige Lode wijk XIV was
maar steeds neerslachtig. Hij
stond maar steeds triest het raam
uit te kijken, de omringende familie
leden en hovelingen waren er ook stil
van. Het was een stilte gelijk die des
grafs. Men dorst zelfs niet eens te gapen.
Niemand twijfelde meerzijne majes
teit was of werd ziek Fagon werd
geroepen, de eerste dokter van den
koning een zeer geleerd man zulke
dokters heb je tegenwoordig niet meer.
Hij keek ernstig, voelde den pols van
zijne majesteit, keek in zijn oogen en
in zijn mond, en zei bij ieder onderzoek
„Goed BestToen dacht Fagon na,
langen tijd. en eindelijk kwam de uit
spraak „Zijne majesteit is niet ziek
hij verveelt zich
Heel het hof bestond uit bewonde
rende blikken.
„Zijne majesteit moet verstrooiing
hebben," vervolgde Fagon.
I .odewijk scheen wakker te worden.
Hij keerde zich om en zei „Fagon,
ga eens naar mijn schatmeester. Die
heeft je iets te zeggen." Toen keek
zijne majesteit het raam weer uit.
Terwijl Fagon zich aan de kassa
vervoegde, keken de hovelingen en
madame de Maintenon elkaar radeloos
aan. De koning moest verstrooiing heb
ben maar hoe Alle genietingen der
wereld had hij gesmaakt, en hij was ze
allemaal beu. Misschien keek hij daarom
zoo neerslachtig. Plotseling stegen uit
den marmeren hof de klanken van een
draaiorgeltje op.
De kapitein van de garde sloeg met
de hand aan den degen een draaiorgel
in het paleis te Versailles welk een
gruwel Maar Bodewijk XIV keek den
kapitein aan, en de degen zakte de
scheede weer in.
„Laat dien aap boven komen."
De hovelingen stonden versteend.
Er was nog nooit een aap in de konink
lijke vertrekken geweestMaar de kapi
tein kende zijn plicht. Hij ging, en kwam
weldra terug met den aap, het orgeltje
en hun eigenaar.
De koning gaf den orgeldraaier een
gebiedend teekeu, en de man begon met
ijver aan zijn apparaat te malen.
Voor den aap was de muziek een tee-
ken, zijn kunsten te beginnen. Hij
groette elegant, verrichtte handgrepen
met een geweertje, kreeg toen een
prachtig jasje aan (imitatie van hovelin-
genkleedij) en danste. De koning echter
keek nog steeds stroef. Toen het orgel-
répertoire ten einde was, begon de muzi
kant toebereidselen tot zijn vertrek te
maken. Hij trok den aap het mooie
jasje uit. Het dier spartelde tegen
waarom moest hij zijn tooi afleggen,
terwijl die luitjes om hem heen den
hunnen behielden maar toen de
baas zijn pruikje had afgenomen, werd
hij woedend.
Hij keek, op wien hij zich wreken zou.
Natuurlijk stond Lodewijk XIV het
dichtste bij hem, een eindje vóór de
anderen en met één sprong zat de aap
op den schouder van den grooten koning,
en hij rukte met een wilde hand de
krulpruik van diens schedel.
De eerste gedachte der hovelingen
was waarschijnlijk niet zeer flatteus
voor den koning het eerste woord van
den vorst echter was zeer voordeelig
voor den aap het luidde namelijk
„Doet het beest niets Maar hij- kon
niet zoo blootshoofds blijven staan, en
kou vatten Dus sprak hij tegen den
dauphin „Mijn zoon, geef me jouw
pruik 1" De zoon gehoorzaamde, maar
ook hij had een gevoelig hoofd, en sprak
op zijn beurt tot. zijn zoon „Je bent
Lodewijk XIV
jonger dan ik, Louis, je zult er minder
last van hebben...." Hij hoefde niet
uit te spreken. Eeeds had de hertog van
Bourgondië zijn blonden haartooi op
het hoofd zijns vaders gezet. Maar
meteen gaf hij den hertog van Orléans
een teeken en de hertog van Orleans
bracht zijn kastanjebruin offer. Waarop
hij op zijn beurt den hertog de Vendóme
tot slachtoffer koos.
Zoo ging de ruil voort, van rang tot
rang, van de hertogen naar de markiezen
en van de graven naar de baronnen. Een
ieder stond hoffelijk zijn pruik af. En
telkens kwam er een schedel te voor
schijn, hier een, rond als een appel, daar
een, puntig als een ei, ginds een, glad
als een spiegel, elders een vol oneffen
heden en geleidelijk kwam er ont
spanning in de trekken van Lodewijk
XIV. Voor 't eerst zag hij zijn hove
lingen met. hun echte eigen hoofd, en
hij werd steeds vroolijker, al keken de
slachtoffers steeds bedrukter.
Juist, was de beurt der kaalhoofdig
heid aan den minst deftige der aanwe
zigen gekomen, en reeds keek deze wan
hopig rond, niet wetend, wien hij ver
slinden moest, toen de deur openging
en Fagon binnenkwam, met. een zak vol
zilverstukken zijn honorarium
onder iederen arm. De jeugdige land
edelman stiet een kreet, van wilde
vreugde uit, deed een sprong en rukte
den dokter zijn gele pruik van 't hoofd.
Fagon schrok en liet zijn geldzakken
vallen. Zilverig rinkelend rolden de
8clioone daalders over den vloer. En
zie. terwijl Fagon vocht om zijn
pruik, begonnen de hovelingen te grab
belen Een paar arme baronnen be
gonnen, de anderen volgden.
En toen aanschouwde men een
schouwspel, zooals men te Versailles nog
nóóit had aanschouwd. Lodewijk XIV,
de groote koning, vergat al zijn waar
digheid en treurigheid, zette zijn mond
open van 't eene oor tot 't. andere
en schaterde. En Fagon kwam met
een kalen schedel en rooden neus
naar den koning toe. „Sire kreet hij,
„de twee zakken, die u me gegeven
hebt.
Lodewijk XIV lachte nog doller; hij
maakte knoopen los, wrong en keerde
zich en sloeg iedereen op den rug. Fagon
koek rond, zag den aap op den troon
hemel zitten, begreep iets en nam zijn
kans waar.
„Sire," zei hij, „alle geneesmiddelen
zijn goed, als zo werken. Het verheugt
mij, dat ik er andermaal in geslaagd ben,
uwe majesteit te genezen."
„Fagon," stiet, de koning uit, tusschen
lachschokken door, „mijn schatmeester
heeft nog vier van die zakken -ga ze
maar halen." En Fagon holde!