HET WOORD IS AAN
DE JEUGD
H
f et woord is aan de
Nederlandsche jeugd
eens per jaar, bij den
landelijken wedstrijd in
welsprekendheid in het
stemmig gedrapeerde zaal
tje van den Haagschen
Kunstkring. Het woord is
aan de jeugd voor een
eigen redevoering over
wat de jonge geesten
vervult, voor een impro
visatie over een te elfder
ure aangekondigd onder
werp, voor de vertolking
van 'n vers, in dit gedenk
jaar te kiezen uit Vondel's
werken.
Het woord is aan de
jeugd. Er hangt een voel
bare spanning over de wat
schemerige ruimte met het
kleine podium in den ach
tergrond. Het zijn de opper -
vlakkigsten niet, die beant
woorden aan den oproep
van de Maatschappij tot
Bevordering der Woordkunst. Zij komen, omdat
zij iets te zeggen hebben, omdat iets hen gegrepen
heeft, dat tot getuigen, tot vertolking dwingt.
En het zijn de grofsten niet, die de rijen der
toehoorders vullenzij weten, dat de besten
uit hun eigen rijen, de ernstigsten van hun
eigen jaren en ervaring hun iets door te
geven hebben.
Het is een reveil van jong Holland: hier
spreekt de jeugd tot de jeugd over al het
stoute en grootsche, over al het mooie en tee-
dere, dat de prille harten, heel of half bewust,
vervult, en dat anders maar zoo moeilijk
uitgesproken wordt.
Het woord is aan de jeugd.
Het woord is aan de ijle droomen van een
meisje met het profiel van een elfje, dat rag
fijne fantasieën weeft uit en om de simpele din
gen van het leven een klaar, tinkelend stem
metje, 'n kleine aarzeling en half-schuchtere,
toch geraffineerd-elegante beweginkjes, een
teere schroom om de stille dingen, die nu
Een opwekking tot vrouwen-studie.
klaar en rustig in
ceerde zieltje als in
voor het eerst zoo volledig
voor zoo velen worden
uitgezegd en onthuld: zou
dat door al die anderen
worden nagevoeld en mee
beleefd f
Het woord is aan het on
miskenbaar talent van een
onbevredigden jongen pein
zer, een stoeren worste
laar met het stugge leven
zijn vragen, zijn vrees en
zijn verachting snuiven en
brieschen als een schuim
bekkend, steigerend ros
denken zijn makkers dan
zelf nooit 'ns na over zulke
problemen, en hoe kun
nen anderen daar zoo
schouderophalend aan
voorbijgaanis hij de
eenige, die hier den strijd
moet uitvechten
Het woord is aan de lieve
onbevangenheid van een
trouwhartige wereldher
vormster het is even
haar nauwkeurig uitgebalan-
haar overtuigde maar onge-
argumenteerde betoog
hoe kunnen andere men-
schen nu toch voortgaan.
Een belofte voor de toekomst.
de dingen zoo moeilijk en zoo verward te maken i
Het woord is aan den roes van een felle schoon
heidsbezetene het is te veel, te hartstochtelijk, dat zij
genieten wilde angst, een druppel van den beker te
verspillen, overspant en verlamt haar krachten en
haar redeneering geforceerde diepzinnigheid loopt
uit in 't oppervlakkige.
Het woord is aan de fanatieke zelfverzekerdheid
van den jongen absolutist, wien het leven nog niet
heeft kunnen leeren, eigen innerlijk met dezelfde
ironie gade te slaan als de verachte buitenwereld:
maar pathetische gezwollenheid vervangt bij hem
te gemakkelijk de overtuigende kracht van argu
menten.
Het woord is aan de reinste schoonheidsverteede-
ring en aan het innigst jeugd-idealisme; het woord is
aan den zwelger in roem en trouw en historie en aan
den gekunstelden speler met geleende woorden en
oneigen begrippen.
De jury oordeelt blijkbaar welwillend: v.l.n.r. aan de tajel mr. A. Kamp, mej. Henriètte Alma, mevr.
N. Fagginger Auer-Poptie en ir. D. J. Kruytbosch.
De improvisatie loopt ook bij de fantasierijkste voor
dracbtsknnstenares niet zoo vlot van stapel.