Nog wat schuchter en voorzichtig is het gebaar zeljs van den zelfverzekerdsten redenaar. Daar deinen Vondel's >m> Zoo'n rustige, suggestieve houding wordt door menigen mededinger benijd. drukkelijk pathos, maar op de eerste plaats met zui vere en scherpe ontleding van begrippen, klare ont wikkeling van argumenten en dwingende conse quentie. En daarom is het laatste woord aan onze Maat schappij tot Bevordering der Woordkunst. Haar doel en taak is het, dit alles, wat aan onze jeugd verzuimd is, te herstellen. Haar animeerende werkzaamheid blijkt ieder jaar sterker uit het groeiend succes dezer wedstrijden. Mocht die actie echter eens aangevuld kunnen worden door de voorlichtende cursussen, die, door geldelijke onmacht voornamelijk, tot nog toe slechts een schoone droom moesten blijven. F. D'ALBEMARLE. Het woord is aan de jeugdhet woord is aan de complete wijsbe geerte met ap- en dependenties, aan zielkunde en paedagogiek, aan ethiek en schoonheidsleer, aan alle kunsten, aan natuur en godsdienst al wat ontroering wekken kan heeft een jong hart gevonden om te getuigen of te vertolken. En nu zou het woord zijn aan ons onderwijs. Zeker, wij heeten een onwelsprekend volk. En onwelspre kend blijven al degenen, die niets te zeggen hebben. Maar aan deze besten van onze jongens en meisjes van zestien tot over de twintig jaar is maar zóó weinig geleerd van de muziek, den klank, de kleur, t rhythme, de plastiek van woord en taal. Met ontroerende toewij ding en volharding staan ze die hier, jie jeugd spreekt tot de jeugd in het stemmige sobere zaaltje van den Ilaagschen Kunstkring, waar de Maatschappij tot Bevordering der 9 H oordkunst haar jeugdwedstrijd in welsprekendheid houdt. elk voor zich, tastend en proevend en met tallooze misverstanden, te exploreeren in de kunstwerken onzer taal. En nog bijna geen kon er aan toe komen, ze zelf met eenige berekening, laat staan met eenige beheersching, aan te wenden in eigen uitingen en stijl. Vele van deze toch haast allen begaafden heeft ons onderwijs niet verder gebracht dan een schuw woord van commentaar en paraphrase op het werk van anderen, en zoo weinig zelfstandige en oorspron kelijke activiteit is er gewekt of geleid, ook daar, waar ze sluimerend aanwezig was. Bijna geen is er zich van bewust, dat het doel van welsprekendheid te overtuigen en te overreden, niet gediend wordt met betuigingen en nog zoo na- Ja tien minuten stoj genoeg voor zoo'n improvisatie te verzinnen!

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 3