VOORJAAR OP
- HET LAND -
De werkpaarden op stal. Het veulen zoekt bescherming.
De eg gaat over het
omgeploegde land.
Op een zonnigen ochtend schoot de leeuwerik op uit 't gras achter
de oude boerderij en vloog kwetterend naar boven.
Door de openstaande staldeuren dreef een zachte windzucht
naar binnen, vervuld van de geuren der dampende weiden en
vettige akkers. De koeien strekten de halzen en loeiden onafgebroken. Zij
hunkerden naar de wei, zij wenschten de dompige stallen te verlaten.
Schreden kwamen naderbij en de boer trad met zijn knecht den stal bin
nen. Zij dreven de koeien naar buiten, die, 'n -
oogenblik onwennig in het helle, tintelende
licht, op den drempel der staldeuren bleven
staan, om vlak daarop met dolle sprongen over
het erf te hollen, zoodat de boer moeite had
de uitgelaten beesten te houden.
Op den berm langs den slootkant stond, aan
een langen ketting, de geit, die dartel begon te
steigeren toen de boer passeerde. Op het water van de sloot dreef 't groene
kikkerdril, waai' de eenden slechts met moeite doorheen wisten te zwemmen.
De koeien gingen naar de weide
Dan was er feest op de boerderij, want dat was het teeken, dat het voorjaar
was gekomen.
Rond de bijenkorven heerschte een opwindende drukte van waterdragers,
die kwamen en gingen. Het gezoem hing meters in den omtrek.
De boerin, die bij het groote varkenshok stond, keek naar den hoogen
paal, waarop ieder jaar 't ooievaarspaar kwam nestelen, alsof zij de lepelaars
ieder oogenblik verwachtte Maar lang bleef zij daar
niet staan, want liet was druk op de boerderij en de