MIP51
- Km
"mm
De Kimberley-
diamantmijn
Op het eerste gezicht is het wel een
zeer vreemdsoortig natuurtafereel, dat we
hiernaast reproducceren. Het suggereert
de gedachte aan een oj ander maan
landschap, aan een gedoofden kruier met
schaarsche vegetatie, of aan 'n onmetelijk
gat, in den bodem geslagen door 'n enor-
men meteoorsteen, die thans honderden
meters diep in de aarde bedolven liggen
zou. Aan een diamantmijn, welke 't toch
in werkelijkheid is, denkt men wel op
de allerlaatste plaats. Toch zal de naam
Kimberley steeds verbonden blijven met
diamanten, al komen ze dan ook niet be
paald meer alleen uit deze mijn, maar
eveneens uit de mijnen in den omtrek.
De foto hierboven geeft de oude Kimber-
ley-mijn weer, waar in 1871 de. plek
heette toen Colesberg-kop de eerste
claims werden uitgezet, terwijl van elke
claim 'n strook grond werd afgenomen
om als toegangsweg tot de mijn te dienen.
Het enorme gat, dat hier zichtbaar is,
ontstond dooi' het voortdurend verder uit
graven van terrein aan weerszijden van
de verbindingswegen, met het gevolg van
instortingen en grondverschuivingen naar
mate het werk vorderde. Men bleef echter
maar graven en delven en de diamant-
houdende aarde naar boven hijschen langs
de ramden van den voortdurend wijder
wordenden trechter.
Men kan zich 'n idee vormen van de
verwarring, die er heerschte, wanneer men
weet dat er van tien- tot twaalfduizend
mijnarbeiders bezig waren in de putten,
welke tot de verschillende claims behoorden.
In 1874, toen de mijnschacht een diepte
verkregen had van dertig meter, begon 't water in groote hoeveelheden op te komen, en
richtte overal onherstelbare verwoestingen aan. De wanden startten in en het werd in
1883 zulk een chaotische toestand, dat men er toe moest overgaan de mijn, die in
middels een diepte van honderdtwintig meter had bereikt, en moeilijk te bewerken
was, op een andere manier te exploiteer en. Men verplaatste toen den arbeid van den
open put naar de galerijen onder den berg. Het dichte netwerk
van kabels en draadscheidingen rond de putten verdween, en
hiermee eveneens de cosmopolitische bevolking der mijnwer-
kers, die als mieren op den bodem van den put groeven en
boorden. In 1889 werd practisch overal '1, systeem der open
diamantmijnen verlaten
F
WÊÊÊÊIÊ&Êlkf&.- m
DE WERELD IN
VOGELVLUCHT
leven, is de schacht der Kimberley-mijn nochtans een brokje Ajrikaansche grond,
waar, diep onder de afval-lagen, nog altijd wordt gedolven naar 't hardste, 't meest
onvergankelijke en tevens het meest kostbare en schitterende van alle mineralen.
De zoo bijzondere en zeldzame industrie trok al spoedig een groot aantal menschen
rond deze mijn samen, en het duurde niet lang of er verrees een stad rond de Kim
berley-schacht, eerst van houten, later van steenen huizen, groei-
enp met een snelheid als in de goudvelden van Californië, hier
in het open veld tusschen Modder- en VaalrivierHet stads
plan is bijzonder onregelmatig voor 'n Zuid-Ajrikaansche stad,
tengevolge van het feit, dat hier het uitgangspunt gevormd
wordt door verschillende, onafhankelijk, van elkaar gevestigde
Nu was men bij de exploitatie van de diamantmijnen tot jmijnwerkerskampen. De meeste blanken, in de diamantvelden
de eigenaardige ontdekking gekomen, dat de eigenlijke diamant-
houdende aarde in werkelijkheid een groote verticale schacht of put was, afdalend
tot een enorme diepte, en gevuld met diamanthoudenden blauwen grond. Men
zag zich dus gedwongen om door middel van op elkaar correspondeerende verticale
en horizontale gangen dieper in de aarde door te dringen tot aan de blauwe aarde
in den diamantput. De horizontale diepte-tunnels hebben een ouderlingen afstand
van twaalf meter. Door den blauwen grond zelf wordt in elke horizontale laag een
serie paralleltunnels aangelegd op omstreeks veertig meter afstand onderling, en
in een rechten hoek daarop een zelfde serie dwarstunnels met 'n tusschenruimte
van slechts negen meter. Men kan dus op deze manier een geheele laag als hei
ware totaal uitgraven.
In 1905 had de hoofdschacht van de hier afgebeelde diamantmijn een diepte van
zevenhonderdtachtig meter. Ofschoon dus oogenschijnlijk verlaten en, zonder 't minste
als opzichters over de negerbevolking werkzaam, wonen in de
voorstad Kenilworth, door de De Beers-diamant-maatschappij als een model-
dorp ingericht.
De Kimberley-mijn is vanzelfsprekend de grootste bezienswaardigheid der
stad. Ze ligt slechts enkele minuten gaans van het marktterrein, terwijl enkele andere
groote mijnen, waarvan de De Beers-mijn de voornaamste is, een half uur en verder
van de stad liggen. Men zal zich herinneren, dat hij 't uitbreken van den Trans -
vaalschen Boerenoorlog in 1899 de Boeren Kimberley bezetten, en er ondanks het
door de Engelsehen rond de stad geslagen beleg stand hielden van half October tot
half Februari 1900, toen generaal French de stad innam. In 1906 werd Kimberley
door een spoorweg in directe verbinding gebracht met Johannesburg, terwijl in
1908 de voltooiing der lijn van Bloemfontein aan Natal rechtstreeks toegang ver
schafte naar Kimberley, dat op heden een belangrijk spoorwegcentrum is.
De Engelsche officieren en soldaten waren hier
vreemd. En de inlanders zóó verbijsterd en de puin-
hoopen zóó onherkenbaar, dat niemand er meer iets
in terug kon vinden dan alleen het ééne plekje, dat
eigen plekje, dat hij ook blindelings zou hebben
gevonden. Geleid door de stein van het hart
Twintig inlanders wezen John Leaton lukraak
den goeden weg naar het huis van Mabel Marke.
Twintig anderen leidden hem in hun verbijstering in
een doolhof, waar geen weg meer was. Wanhopig
viel hij na urenlang zoeken- op een puinhoop neer.
Aan zijn voeten gaapte een diepe kuil en dicht bij
een schots-en-scheef dooreengeworpen steenhoop
zat heel stil een oude, inlandsche vrouw, met de
handen berustend in haar schoot.
Met doffe oogen zat hij om zich heen te staren. En
als in een droom drong het tot hem door, dat hij
hier al minstens vijf maal geweest was. Hij zag het
oude vrouwtje zitten en werktuiglijk ging zijn
mond open.
„Kunt u het.me niet zeggen Het huis waar miss
Marke woont i Ze heeft rood-bruin haar. Een
Engelsche.
De vrouw wierp hem een verwezen blik toe.
„Daar, die witte steonen," wees zij naar een puin
hoop van kalk en gepleisterde muurbrokken.
„Weet je 't zeker schreeuwde hij, wild op
springend. Zóó weinig vertrouwen had hij in dat
verwezen vrouwtje, dat hij zijn vraag nog tweemaal
herhaalde. Klauterend, zich overal scheurend en
schrammend, bereikte hij de aangewezen ruïne.
Hij kroop er omheen, luisterde scherp en tuurde
tusschen de donkere holen en spleten. Geen teeken
van leven viel er te beluisteren of te ontdekken
TJet was middag, toen John Leaton aan het op-
ruimingswerk begon. En de avond begon reeds
te dalen over die gruwelijke verwoesting, toen hij 't
éérste teeken van leven opving. Het was een zwak
gekreun en aan den klank hoorde hij, dat het een in
lander moest. zijn. Hij klemde zijn tanden op elkaar.
„Aanpakken, jongensklonk het sissend van
zijn lippen.
Er waren wel twintig menschen die hem hielpen,
soldaten en inlanders, en hij vuurde hen aan, tot,
zij er bij neer dreigden te vallen. En t,o? i - een
óiivergefelijk oogenblik hoorde hij opnieuw een
menschelijk geluid. Een zwak hulpgeroep en gesta
meld met een Engelsch accent.
„Zij is het. lachte hij dwaas tegen een officier,
die in zijn nabijheid stond.
Een kwartier later sjorde John Leaton met schier
bovenmenschelijke kracht een balk los, waaronder
een rank meisje begraven lag. Hii gaf een schreeuw en
van alle kanten kwamen zijn helpers toeloopen.
Mabel Marke was bewusteloos, doch toen men
haar wegdroeg, sloeg zij de oogen op. Buiten werd
zij op een brancard neergelegd.
„Mabel. riep John Leaton.
Mabel Marke keek hein aan. Het licht van de
acetyleenlantaarns bescheen zijn gezicht. Een bezweet
en besmeurd gezicht, en vertrokken van angst. Maar
zij herkende het terstond. Om haar mond trok een
glimlach. „John Leaton," fluisterde zij.
Toen plukte John Leaton iets uit zijn kleeren,
dat diep in zijn huid gestoken zat. „Dien kwam ik
je brengen," zei hij met een vreemden lach.
In het licht van de lantaarn flonkerde de gouden
vlinder.
Mabel keek van het sieraad naar de oogen van
John Leaton. Hoe raadt een vrouw de gevoelens
van een man f Misschien is het een geheim, dat
menige vrouw zelf niet weet te ontsluieren. Maar
Mabel Marke ried alles. Zij riep hem dichterbij met
een blik.
„Déze gouden vlinder heeft toch wel geluk aan
gebracht," fluisterde ze. Toen spitste ze haar lippen.
En terwijl John Leaton zich over haar heenboog,
gingen zijn oogen open voor een zeer wonderlijke
geschiedenis. Het was de geschiedenis van den gouden
vlinder.