i «•a vergetelheid te redden, die eens de verwachting voedde, eeuwen lang de gedachten en bewondering der wereld in beslag te nemen. Ik bracht eenigen tijd door in den dichterslioek, die het einde van een der transepten of kruisbeuken der kerk beslaat. Het zijn daar meest eenvoudige monumenten want de levens van letterkundigen bieden een beeldhouwer geen pakkende onderwerpen. Shakespeare en Addison hebben standbeelden, te hunner herinnering opgerichtde meesten echter worden slechts met n buste, een medaillon, soms met een enkel opschrift herdacht. Ondanks den eenvoud van die gedenkteekenen heb ik steeds opgemerkt, dat de bezoekers der Abbey daar het langste vertoefden. Een warmer, hartelijker gevoel neemt de plaats in van die koele nieuwsgierigheid of vage bewondering, waarmee zij de pralende monumenten der grooten en lieldhaftigen bezien. Daar houden zij zich op als bij de graven van vrienden of kameraden want, inderdaad is er iets van kameraadschap tusschen den schrijver en den lezer. Anderen zijn aan het nageslacht alleen bekend door middel van de historie, die voortdurend kleur - loozer eiT neveliger wordtmaar de omgang tusschen den schrijver en zijn medemensch is altijd nieuw, werkzaam en onmiddellijk. Hij heeft meer voor hèn geleefd dan voor zichzelf hij heeft de vreugden om zich heen geofferd en zich van de genoegens van het gezelschapsleven afgezonderd, om intiemer gemeenschap te kunnen hebben met verwijderde zielen en verwijderde tijden. Wel mag de wereld zijn faam koesteren want die is niet door daden van geweld en bloed gekocht, maar door het vlijtig uitdeelen van vreugde. Wel mag de nakomelingschap dankbaar zijn aan zijn herinnering want hij heeft een erfenis nagelaten, niet van holle namen en klinkende daden, maar heele schatten van wijsheid, heldere kleinooden van gedachte, en gulden stroomen van taal. Van den dichterslioek vervolgde ik mijn wandeling naar dat gedeelte dei- kerk, dat de graven der koningen bevat. Eens waren het kapellen, waar ik tusschendoor liep, nu waren zij ingenomen door de graven en gedenkteekenen der grooten. Bij iedere wending trof ik een beroemden naam of het ken- teeken van een machtig huis, in de geschiedenis befaamd. Als het oog die schemerige doodenkamers binnendwaalt,- vangt het glimpen op van zonderlinge beelden sommige in nissen neergeknield, als in gebed andere op de graven uitgestrekt, niet vroom aaneengesloten handen krijgers in wapenrusting, Het graf van den onbekenden soldaat. De kloostergangen Westminster Abbey eenige uren door de West- minster Abbey rondge dwaald. De trieste pracht van het oude, bouwwerk had een zekere overeen stemming met het jaargetij; en toen ik er den drempel van overschreed, kwam het mij voor, of ik terugtrad op het gebied der oudheid, en opgenomen werd onder de schimmen van vroeger eeuwen. Het is, alsof de eerbied waardige aard van de plek op de ziel weegt, en den beschouwer verstilt tot geruchtloos ontzag. Wij voelen, dat wij omgeven worden door de verzamelde gebeenten van de groote mannen uit voorbije tijden, die de historie gevuld heb ben met hun daden en de wereld met hun faam. En toch prikkelt het bijna tot 'n glimlach om de ijdelheid van menschelijke eerzucht, als men nagaat, hoe zij daar bijeengehoopt liggen en in het stof geduwd welk een spaarzaamheid er betracht is bij het toedeelen van een benepen plekje, een donker hoekje, een klein stukje aarde aan degenen, wien in hun levenstijd koninkrijken niet genoeg waren en hoevele vormen en gedaanten en kunstgrepen er bedacht zijn, om even de aandacht van den voorbijganger te trekken, en voor een paar korte jaren een naam voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 14