DE PRINSES VAN NEW YORK
door
Cosmo Hamilton
NEGENDE
VERVOLG
22
ZESTIENDE HOOFDSTUK
Dien avond, toen de zon onder was en de
vogels sliepen, en de bijen naar liuis waren
gegaan en de eerste ster was aangetreden en
als een diamant door de boomen scheen,
leunde Geoffrey op het hek. Hij rookte. Oxford en
de roei wedstrijden had hij vergeten. Hij wist haast
niet eens meer, dat hij Geoffrey Kingsward was.
Hij voelde zich een ridder, die een prinses ontrukte
aan een draak.
Toen het laatste daglicht was weggekwijnd en
stilte over de aarde viel, vergat hij den practischen
kant van zijn avontuur en al het onaangename,
besefte hij alleen nog de romantiek. Als men hem
gezegd had, dat hij ooit de eenige beschermer zou
zijn, dien Maria op de wereld bezat, dat hij als 't,
ware met haar uit de maatschappij gestooten zou
zijn, dan had hij 't niet
kunnen gelooven.
En toch was het zoo.
Als zij niet opgespoord
werden, of herkend door
een plattelands-agent met
een scherpen blik, of door
een achterdoehtigen voor
bijganger aangegeven, had Maria misschien dagen
lang geen mensch om mee om te gaan en tegen
te spreken dan hém. voor wien zij alles beteekende.
dat het leven hoog en mooi maakte.
Tweemaal hadden zij in de open lucht samen
zitten eten. In den schemer waren zij naar het
rillende beekje gegaan, dat langs den zoom van de
weide liep en naast elkaar geknield hadden zij
gezicht en handen verfrischt met het koele water.
Zij waren teruggekeerd naar hun kazematten en
hadden fluisterend gepraat, tot Maria slaap had.
Toen had hij haar gedwongen, op de breede achter
bank van den ontvreemden wagen ter ruste te gaan,
en de plaid over haar heen gespreid.
Goeden nacht mompelend was het meisje in slaap
gevallen, met een glimlach op haar gelaat. Hij
had er even naar gekeken, en was toen weggeloopen,
om den hemel alles toe te fluisteren, wat hij niet
luidop zeggen wou.
Geoffrey klom over het hek en liep langzaam den
weg op. Hij stond onder het donker gewelf, ver-
vuld met het gevoel van respect, dat iederen
mensch met fantasie aangrijpt, als hij de eenige
wakende schijnt te zijn in een slapende wereld.
„Verdwaald
Geoffrey keerde zich om. .Een lange man met
vierkante schouders en een kortgeknipt kneveltje,
en een slappen hoed schuin op zijn hoofd, keek
hem nieuwsgierig aan.
Geoffrey voelde zijn hart snel kloppen, maar
hield zich kalm. „Nee," zei hij met een lachje. „Ik
logeer bier op de villa en ik maak een wandelingetje
in 't donker."
„0," zei de man. „Kh. welke villa
Geoffrey ontdekte argwaan. Hij moest oppassen.
Hij had geen flauw idee, wiens villa 't was, of hoe
ze heette. Dus lachte hij maar. „Welke villa zei
hij. „U bent hier zeker niet bekend, anders zou u
weten, dat er hier maar één villa staat."
■..Bedoelt u dat huis links, met dat groote hek er
voor vroeg de man.
„Gefeliciteerd," zei Geoffrey.
„0, als u dan toch op den terugweg bent 't
is hier nogal eenzaam, en ik moet ook dien kant op,
misschien kunnen we zoover samen gaan."
„Uitstekend Geoffrey begon met een slenter
gangetje, maar zijn ongerustheid klom, toen hij
opmerkte, dat de man in den pas bleef.
„Aardig weertje," zei de man.
„Ja," zei Geoffrey. „Dienst 1"
„Nee."
„Ik vond u iets militairs hebben."
De man was zeker in het leger geweest, maar
wou 't niet weten. Denkelijk bij de politie. De
meeste menschen blijven niet zoo makkelijk in den
pas.
„Logeert u hier nog lang vroeg de man.
„Nog een week, dan zijn mijn veertien dagen
om. U bent hier toch niet uit 't dorp V'
„Nee."
„O. - ik dacht, dat u misschien de zoon van
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE
„De prinses van New Yorkis de bijnaam van
Maria Stanton, de dochter van den Amerikaanschen
staalkoningHutchinson Stanton. We maken met
haar kennis, juist op het oogenblik dat ze op het
punt staat New York te verlaten voor een bootreis
naar Europa. Ze wordt op dien tocht vergezeld door
mevrouw Kaffan, daar haar moeder van de voorge
nomen reis afziet o-m. den staalkoningbij te staan
in jzijn strijd tegen s'n concurrenten Aan boord van
den oceaanstoomer bevindt zich ook Geoffrey Kings
ward, die reeds op de kade danig onder den indruk
raakt van Maria s schoonheid. Twee andere pas
sagiers zijn lady Merstham en haar zoon Allan
Merstham, een avontuurlijk tweetal, dat diep in de
schulden steekt. Met het oog op zijn berooide financiën
neemt Allan zich voor Maria Stanton, en daarmede
haar -millioenen, te veroveren! Lady Merstham maakt
kennis met mevro-uw Kaffan en stelt haar zoon aan
Maria Stanton voor. Geoffrey Kingsward is tot over
z'n oor en op Maria verliefd en ziet in Allan een
ernstigen rivaal. Ook Allan is veel van Maria gaan
houden. Ze zijn inmiddels allen in Londen aange
komen. Bij de Mersthams is de financieele toestand
kritiek. Er moet een uitweg gevonden worden en de
eenige hoop is gericht op het huwelijk van Allan met
Maria. Mevrouw Kaffan bevindt zich tijdelijk in
Schotland, waar haar zuster ernstig ziek ligt. Maria
vertoeft ml hij de Mersthams. A llan heeft haar ten
huwelijk gevraagd zij heeft echter nog geen be
slissing genomen. De Mersthams vernemen dat de staal
koning plotseling straatarm geworden is. Sir George,
die tot over z'n ooren in de schuld steekt, probeert
met medeneming van alle waardevolle voorwerpen te
vluchten. Hij vertelt Maria, dat z'n vriend, in geld
verlegenheid is. Daar hij momenteel niet over contan
ten beschikt, vraagt hij haar hulp. Zij beleent enkele
nog niet betaalde kostbare sieraden en geeft het geld
aan sir George. Kolonel Kingsward is toevallig bij
den juwelier waar Ylarla's sieraden gekocht zijn. Hij
hoort in ongunstigen zin over haar en de Mersthams
spreken en waarschuwt daarom z'n zoon o-m het
meisje behulpzaam te zijn. Lady Merstham weet
op handige manier met behulp van Allan bij een
geldschieter een belangrijk bedrag los te krijgen.
Geoffrey Kingsward bezoekt Maria bij de Mersthams.
Zijn vader belt liem daar op en zegt dat Maria in
handen van oplichters gevallen is. Hij moet haar tot
eiken prijs redden. Ilij vlucht met Maria in een gereed-
staanden auto, welken Allan gehuurd heeft, doch wordt,
door de politie achtervolgd. Nu kunt u verder lezen.
Nicholls was, die uit Australië terug zou komen."
Geoffrey bleef bij het parkhek staan. „Nu, dank
voor uw gezelschap. Wel te rusten."
„Wel te rusten," zei de man, maar hij liep niet
door.
Geoffrey voelde, dat hij nagekeken werd. Ilij deed
het hekje naast de portierswoning open. Er blafte
een hond. Hij liep kalm verder, met de handen
in de zakken, en begon te fluiten. Er kwam geluk
kig niemand huiten. Geoffrey trof het de portier
was met zijn vrouw in het dorp dien avond.
Een breede, rechte olmenlaan leidde naar een groot,
ouderwetsch huis. De maan scheen op den weg, en
Geoffrey wist, dat de man aan 't hek hem zien kon.
Hij meende op de stoep de witte vlakken van
smoking-hemden en de vage omtrekken van vrouwen
figuren te onderscheiden. Hij had gelijk. Stukjes
gepraat en gelach en de klank van een piano drongen
door den stillen, warmen avond. Geoffrey keek snel
nog even achterom. Er was nog steeds een donker vak
in 't midden van het hek. Geoffrey kon maar één
ding doen. Hij deed het.
Het gesprek hield op de groep menschen zag een
onbekenden man bedaard naar zich toe komen.
Geoffrey wou een paar minuten in de schaduw van
het huis blijven, opdat de spion zou denken, dat hij
naar binnen was gegaan.
Snel trad hij nader. „Hoe maakt u 't, kolonel t"
zei hij. „Hebt u mijn telegram ontvangen t"
Drie heeren en vier dames wisselden ietwat ver
baasde blikken.
Geoffrey sprak vroölijk door, hoewel zijn hart
zwoegde en het bloed in zijn wangen tintelde. „Ik
was in stad opgehouden. Ik ben blij, dat u me
niet hebt laten afhalen. Ik vond 't een heerlijke
wandeling. We hebben zoo'n mooien avond niet
meer gehad sinds Mei."
Het werd doodstil. Zelfs de piano zweeg: Toen
zei een diepe mannenstem bedaard, met meer dan
een zweempje vroolijkheid „De kolonel is er niet.
Anders had hij u zeker van 't station laten balen."
„Is de kolonel er niet V' vroeg Geoffrey. „Toch
weer geen narigheden met Jack t"
„We kennen geen Jack, en geen kolonel ook."
Geoffrey lachte. „Da's een beetje een dwaze toe
stand," zei hij.
„Vinden wij ook."
„Ik ben hier toch in Savile-park 1"
„Helaas niet. Dit is Olmerode."
„Dan is 't inderdaad dwaas," lachte Geoffrey.
„Neemt u me niet kwalijk, 't Heet hier toch Wind
sor V'
„Nee.' 't Heet bier West Drayton."
„Dan vraag ik wèl excuus," zei Geoffrey. „Ik
schijn me hopeloos vergist te hebben. Ik dacht zeker,
dat kolonel Eaton hier woonde."
„Mag ik u even naar 't station brengen V'
„O nee, dank u," zei Geoffrey. „Ik zal 't wel vin
den. Ik vraag u nogmaals excuus." Hij boog, keerde
zich om en ging. Maar nu meed hij den weg hij
bleef op den grasrand in de schaduw van de oude
boomen.
Hij hoorde druk praten en lachen, terwijl hij lang
zaam naar het hek terugliep. Maar het liet hem koud,
want den dwarskijker zag hij niet meer. Op een
flinken afstand van de portierswoning week Geoffrey
van den weg af en liep hij op zijn teenen het park
door naar de heg. Hij wou den hlafferigen hond, en
mogelijke vragen van den poortbewaker vermijden.
Hij sprong over de heg en liep snel over het gras
naar den binnenweg. Tusschen de hooibergen was bet
donker en stil. Geoffrey haalde voorzichtig het kus
sen van den bestuurder en de tweede plaid uit
den wagen en kroop in 't hooi.
Hij werd vroeg wakker. Hij bad uitstekend gesla
pen. Even lag Ilij roerloos, zich afvragend, waar hij
was. Toen wreef hij zijn oogen uit, ging opzitten en
keek rond. Een zonnestraal was door de heg ge
drongen en maakte, in den wagen Maria's gezicht
juist zichtbaar.
Geoff wist alles weer. Hij stond op, trok en klopte
zijn kleeren glad en schoon. Er zongen vogels. Er was
geen mensch te zien.
Voorzichtig geworden door zijn avontuur van den
vorigen avond kroop Geoff op handen en knieën langs
de heg. naar het hek. De binnenweg lag verlaten.
Geoff ging naar liet beekje en maakte zoo goed
mogelijk toilet. Een handdoek had hij niet. Hij
droogde zich zoo'n beetje bij met een zakdoek en
liet de zon de rest doen.
Met zijn haar kon hij niets beginnen. Hij hoopte,
dat Maria nog slapen zou, als hij bij den wagen te
rugkwam. Inderdaad had zij haar oogen nog dicht,
en met een zucht van verlichting zocht hij het
spiegeltje en den kam en kamde zijn haren. Toen
keerde hij zijn boord om. Dat knapte op. Met wat
hooi wreef hij zijn schoenen op.
Een heldere lach mengde zich met het vogelenge
zang. Geoffrey keek snel op.Maria keek door het
raampje. Haar oogen schitterden en om haar mond
was een lach.
„Goeden morgen," zei Geoffrey.
„Hoe kom je aan dat natte haar vroeg Maria.
„M'n hoofd in 't riviertje gedoopt," zei Geoffrey.
„Zalig."
„Is er niemand in de huurt V'
„Vogels en bijen en libellen, en één klein ratje."
Geoffrey was al bezig, de toilet-artikelen bij elkaar
te leggen.
„Hebben we een handdoek V'
„Ja, de zon."
„Merci. Gaan we ontbijten, als ik terugkom
„Da's een idee," zei Geoffrey.
Maria stapte uit. Geoffrey verschikte zijn das
en keek spijtig naar de kreukels in zijn kleeren. Het
natuurleven was heel mooi, maar je moest er wat
meer instrumenten bij hebben.
Er moest nu echter voor den maaltijd gewerkt
worden. Met angstvallige zorg maakte Geoffrey een
stapel sandwiches klaar. Bij ieder sneetje brood