Wat dat wordt? Everlasting' 4 I>at moet I vooral zien VAX ENGELEN EN EVERS HEEZE N. 31 Dat ik den adem nauw kan halen. Off unth your liat, I speak to you Ach, malle vent, leg niet te malen, 'k Ben lang reeds jouw gekakel moê Dat Engelsch volk heeft veel pretentie, Het is mij altijd wel gezegd, Een elk neemt, zij het heer of knecht, Het air aan van een excellentie. 't Zijn trotsche rekels 'k zeg nooit meer Een enkele letter tot hun voordeel Nooit zijn ze eens hupsch, maar zien veeleer Op vreemden als op honden neer. Zoo dacht vriend Spa, doch in zoo'n oordeel Behoort het, dat men billijk blijv' Hun staatkunde is toch buiten kijf Verheven, rechtdoend, edel, groot Zit soms een nabuur in den nood, Dan zijn ze erbarmend en menschlievend En zonder dralen hem gerievend Wordt hij door de overmacht gedrukt, Slaat hem de nijd en wangunst wonden, En richt hij 't smeekend oog naar Londen, Terwijl hij afgestreden bukt, 0, dan zijn ze in 's vervolgden leed, Altijd met wisse hulp gereed. Dan schimpen ze op den overmoed Waarvoor soms 't heilig recht bezweek, En zenden met hulpvaarden spoed Tot stelping van des lijders bloed, Hem, uit hun politieke aptheek, Hechtpleisters toe met groote rollen, Die pleisters noemt men protocollen. Doch kom, dacht SPA, 't is hier geen tijd, Dat ik mijne overpeinzing wijd Aan 't. echt karakter van die snaken Wat heb ik thans met hen te maken 'k Sta hier slechts om den trein te zien Daar zag hij d'aanvang van den stoet, En luider werd de vreugdegroot. En scheller klonk 't God save the Queen: Pull off that hat! dus riep men weer Doch SPA zag voor zich stijf en strak Naar 't schoon begin des treins en brak Met dat geschreeuw het hoofd niet meer En zeker deed de maft verstandig De drang maakte immers hem onhandig En. om zijn nood te doen verstaan. Was 't moeite tevergeefs gedaan, Wijl 't bleek, dat niemand in het rond Een enkel Ilollaudsch woord verstond Hij liet dus wijs de schreeuwers schreeuwen, Bekreunde zich niet om de spreeuwen. Maar keek noch omwaarts noch ter zij' Want van den onafzienbren trein, Die aantoog van 't Westininsterplein, Trok de eerste staatsiekoets voorbij, Doch noodlotbron van lief en leed, Waarom toch waart ge op SPA zoo wreed Was 't hem in 't minst dan niet gegond, Om op deez' reis een en kien stond Eens ongestoord genot te smaken Waarom moest ge elke vreugde wraken. Die SPA gekocht had of gepand, En waarom moest uw looden hand Zoo onverpoosd, zoo wreed hem kwellen, Door al zijn hoop te leur te stellen Daar heft op eenmaal de euvelmoed Zijne ijzren vuist omhoog, en doet Haaf nederbonsen op SP A's hoed, Die om het hoofd niet sluitend scheen Want toen de slag werd toegebracht, Verkeerde hem de dag in nacht De hoed gleed eensklaps naar beneên, Hem over neus en lippen heen, En, tot de kin er in gedoken, AVas 's mans gelaat in 't vilt verstoken Dat 's satans slechtdat 's fielterij Riep SPA, ik kreeg dit fooitje van Dien uitgedroogden Engelschman. Wat wil die lange slier van mij Maar menschen gaat eens wat op zij, En geef me toch mijn handen vrij, Om zoo mijn hoed van 't hoofd te lichten Doch hemel zou uw deernis zwichten Ge schijnt te spotten met mijn leed Ik hoor u schaatren gij vergeet. Dat ik als gij, hardvochte liên Ook graag de staatsie wel wou zien Help, hemel help je drukt me dood Ach, 'k smeek verlos mij uit den nood, Mijn goede, lieve, beste menschen 'k Ben half reeds in mijn hoed gesmoord, Maar hoe kanalje. lach je voort Je zou je vloeken of verwensehen Zoo smeekte, schold en tierde SPA Maar vond ontferming noch gena Hoe meer de man geraakte in vuur, Hoe meer men lachte om 't mal figuur, Dat hij gedrongen was te maken. Ja, schoon voor hem een ongenucht, Voor andren was 't een vreemde klucht, AVaarin de spotzucht vreugd mocht smaken. Intusschen werd de attentie van Den door het lot geslagen man Weer afgetrokken naar de staatsie, AVier oogverblindbre praal en pracht Te boven ging wat kracht en macht Hier immer tot glorificatie, Het schitterendst had uitgedacht. Daar stond hij moede en afgemat, Door 't rustloos prangen van den druk, Wanhopend, wij 1 het ongeluk Hem onvermoeid geteisterd had. Hij hoorde 't jubelen der menigt, Haar vuurge kreten, saam vereenigd, Ontboezemd blij van ziel en zin, Doch pruilde bij 't gejoel der blijheid Want, schoon ook dicht in haar nabijheid. Hij zag geen koningin, geen stoet, Maar keek, met gif en gal in 't bloed. Naar 't binnenleder van zijn hoed Hij ondervond een foltering, AArat ooit op 't wisslend levenspad Hem smartelijk gevallen had. - Nog enkle vreeslijke oogenblikken Verliepen in dien hangen nood Nog bleef de drang der menigt groot, Ja, eindelijk dacht SPA te stikken Doch, waar de nood ten toppunt is, Schenkt vaak het lot verlichtenis. Daar voelt hij eindlijk minder drukking Hij voelt zich los, o, wat verrukking Hij voelt zijn beide handen vrij. Hij schuift vol drift den hoed omhoog Maar hemel wat ontwaart zijn oog De heerlijke optocht is voorbij. In 't laatste nummer van ..Praten en Breien", no. 31, staat een reusachtig leuk pakje, éénig voor de vacantie, als U uit gaat. Zij begint er nu pas aan, en U kunt het ook nog makkelijk af krijgen. Met, Everlasting vlot het geweldig. Zooals die uitbreitEn dan nog een knotlengte van 359 meter. Weet U hoe het komt, dat Everlasting zoo prachtig blijft, zelfs aan zee, in de felste zon Iedere knot wordt volgens het Trolasol-systeem geverfd door vakmenschen, die dat al jaren doen. Everlasting is absoluut kleurecht, krimp- vrij en ijzersterk. Gaat U ze dadelijk nog even halen „Praten en Breien" krijgt U gratis als U 5 omslagen inzendt. Wol 50 gram, Mo tor ij, Krimporij - Kleurecht. Ka toen 1 00 gr a mKrimporij, Kleurecht, Trolasol geoerfd, Knotlengte 559 Meter. - f

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 31