GOUDZOEKERS IN ALASKA Telkens en telkens weer duikt de mare op er zich in Alaska, dat land van het eeuwige goudsprookje, nog reusach tige goudschatten moeten bevinden die op hun ontdekker wachten en telkens weer proheeren tientallen jagers naar het goud die geheim zinnige schatten te bemachtigen. Omstreeks den tijd der midder nachtzon zitten ze aan de beken, de zelfgegra ven slooten en wasschen het zand om sporen van goud te vinden. Heele wouden worden ge veld en de grond omgeploegd en omgewoeld in dat dolzinnige gra ven en zoeken naar steeds meer goud. Naar het heet, moeten op de grenzen van het eeuwige ijs reus achtige schatten verborgen liggen aan platina, radium en andere kost bare metalen en de begeerige han den van den mensch trachten die schatten aan de natuur te ontfut selen. Een twijfelachtige doodende arbeid, zooveel te zwaarder als men bedenkt dat men slechts luttele weken in 't jaar in die streken kan verblijven en werken. Het blijft een open vraag of het den mensch, zooals in 1898, zal gelukken eerst - daags de sporen van al die ge droomde schatten te ontdekken onder den centenaarslast ijs en sneeuw, die ze misschien verbergt. Maar de koorts laat den zoeker niet los. En hij gaat er heen met zijn honden en sleden, zijn auto's, zijn vliegtuigen en alle middelen van vervoer en transport die de mo derne techniek en wetenschap hem ter beschikking stelt. De kreet ,,goud, goud" klinkt weer over de vlakten en 't ijs van Alaska, maar niemand weet welke roepstem ant woord zal geven op dat verlangen dat geen verzadiging kent. OP WEG NAAR GOUDLAND De kleine glinsterend-gele microbe, die in staat is een der gevaarlijkste koortsen op te roepen die het menschelijk lichaam kunnen teisteren, til. de goudkoorts, schijnt nog niet dood te zijn. Weliswaar is de sage van Klondyke in Alaska en den grooten stormloop van 1898 reeds lang ver vaagd in de nevelen van het verleden en is Dawson Citv, de eens zoo bloeiende en welvarende goudstad, afgezakt tot de afmetingen van een onbeteekenend nest, dat eenmaal van de aardrijkskundige kaarten zal worden weggeschrapt, maar de jacht naar het goud, de onweerstaanbare drang, die telkens een nieuwe hoop voedt en nieuwe verwachtingen wakker roept, is niet verdwenen. Goudzoekersdie bin nen de veilige wanden van hun ruw getim merde hut 't zand was schen. Dit gebeurt voor al tijdens den barren winter. De kou heeft de goudkoorts niet ge stild. want steeds blijft die tergende mogelijk heid en onzekerheid open: dat nu het mo ment van n gelukkige en loonende vondst er zed zijn. Rechts: Het. zand wordt gewasschen en getoetst op mogelijk goudgehed- te. Met n beetje geluk is het mogelijk dat de inhoud van zoo'n bakje voor drie of vier dollar stofgoud of goudkorrels oplevert. Het goudzoekersschip Dawsonwaarmee men in 1899 de verschillende expe dities op de binnenrivieren ran Alaska op touw zette.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 12