DE PRINSES VAN NEW YORK
door
Cosmo Hamilton
SLOT
22
Ekwam een taxi. Terwijl lady Merstham haar
hoed opzette droeg Allan de bagage in den
wagen en wachtte kalm. Hij stond keurig,
rustig te rooken. toen lady Merstham instapte.
Allan wou haar volgen, maar er viel hem iets in.
„'n Oogenblikje,"" zei hij.
Snel ging hij weer naar binnen1» de trap op naar zijn
kamer, en hij kwam terug met een handkoffer.
„Wat is 't adres van die .Tulia, die vroegere kame
nier van u vroeg hij zijn moeder.
„Drury Lane 80," zei zijn moeder.
Allan gaf dat adres aan den ehauffeur.
..Waar wou je heen vroeg lady Merstham.
Allan wees naar den koffer. ..Zoo ziet u hoe nuttig
t is. nooit iets weg te gooien," zei hij. „Onze pakjes
van dat bal-masqué verleden jaar.
„O zei lady Merstham.
..Begrijpt u f' zei Allan. „We
sturen bij Julia de taxi weg, ver
anderen van nationaliteit, nemen
een andere taxi en pakken den boot
trein van twee-twintig."
„Is dat veilig V'
„Absoluut. l)e andere detective zit Maria achterna,,
en ze schijnen zoo zeker van hun zaak te zijn, dat er
geen anderen op ons werken. Onzen jongen vriend
onder tafel vinden ze misschien vanavond pas. 't Is
niets ongewoons, dat we de huiskamer sluiten, als
we uitgaan. We zijn genoeg vóór om heelhuids in
Parijs te komen. De eenige kans, dat ze ons per radio
omroepen, is dus, dat die andere detective terug
komt, met of zonder Maria. Lascelles hoort pas over
morgen wat, als onze naam in de politieberichten
staat, en dan hebben we "t geld in Fransche papiertjes
omgewisseld. In Parijs met duizend pond lijkt me nog
zoo kwaad niet."'
Er was even stilte.
..Blijven we in Parijs bij elkaar vroeg lady
Merstham een beetje benepen.
..Dicht bij elkaar, als alles goed gaat," zei Allan.
„U, met uw prachtige grijze pruik, huurt een leuke
woning in de Vaugirard-buurt, en ik neem met snor
en haard een kamertje ergens bij 't Odéon. U bent een
weduwe uit Hennes, madame Lamarchand. en u
leeft van een pensioentje, ik ben Emile Tournailler
uit Lyon, die zich in de kunst komt bekwamen. Zoo
komen we eindelijk van de beschaving af. en begin
ik te werken voor mijn brood. Wie weet brengt "t
geld van 1-ascelles nog wel een beroemden schilder
of teekenaar voort."
De taxi reed den morsigen zoom van Drury Lane
in en stopte eindelijk voor een vrij net huis.
Twintig minuten later kwam een bejaard vrouwtje,
netjes in "t zwart, met grijs haar en een bleek gezicht,
naar buiten, gevolgd door een slanken jongen
Franscliman met krulhaar, knevel en een baardje. Hij
droeg de kleeren. die den Parijschen artist plegen te
worden toegeschreven. De twee liepen, ieder een
koffer dragend, de straat door, tot zij een snorrende
taxi ontmoetten.
„Allo F' zei Emile Tournailler.
De chauffeur stopte, en kreeg in gebroken Engelsch
opdracht, naar 't. station te rijden. Hij hoorde de pas
sagiers achter zich Fransch spreken, lachen en toen
zwijgen.
Aan 't station hielp Tournailler de oude dame uit
stappen. gaf de bagage aan een kruier, reikte het
vrouwtje geld, om twee enkele derde klas Parijs te
koopen, en liep zelf naar het wisselkantoor.
De kruier zette de koffers in een coupé, waarin al
een heer en een dame zaten. De beide Franschen
stapten in. De heer en de dame kregen den indruk,
dat het grijze vrouwtje een krachtige ontroering pro
beerde te onderdrukken. Zij hadden gelijk. Ze dacht
aan den man, die jaren geleden haar liefde had ge
wonnen, en dien zij nu achterliet.
De trein reed weg, en zij verborg haar gezicht
achter de Fransche krant, die haar zoon aan 't
boekenstalletje gekocht had. Zij kon geen woord zien,
want haar oogen stonden vol tranen.
De jonge man naast haar keek een Fransch mop-
penblad door. ..Pffzei hij bij zichzelf. „De wereld
wemelt van de teekenaars, maar in de voorste rij zijn
•r nog plaatsen genoeg."
Geoffrey zat in zijn cel te peinzen over de toekomst.
)at kostte hem moeite, want voor zijn oogen stond
steeds Maria, met een hooiberg achter zich. met
schitterende oogen en gouden haar. Dat beeld was
zijn héél persoonlijk eigendom. Het zou altijd de
eereplaats in zijn herinnering blijven innemen.
Wat er gebeurd was, bekommerde hem niet zoo
zeer, als hetgeen er gebeuren ging. Greet, hechtte
blijkbaar niet 't minste geloof aan Maria's ware per
soonlijkheid. De man had zich nu eenmaal in 't hoofd
gehaald, dat zij zich met oneerlijke bedoelingen den
naam Stanton had aangematigd, dus vond hij, dat
ze gestraft moest worden, zoo mooi als ze was.
Toen zij laat in den middag voor den politie
rechter moesten verschijnen, ontdekte Geoffrey, met
verwondering en spijt, dat noch zijn vader, noch
mevrouw Raffan er was. Dok van de Mersthams
was er niets te bespeuren.
Detective Greet bracht in 't kort de aanklacht uit.
vertelde wat er gebeurd was, toen hij in de Halve
maanstraat kwam om het meisje te arresteeren, en
hoe na de jacht buiten Londen de arrestatie had
plaats gehad. Ook vertelde hij zijn edelachtbare, hoe
men .Johns in de kleine huiskamer gevonden had,
geboeid en met. een prop in zijn mond. en dat de
andere leden van de beruchte bende ontkomen waren.
Op zijn verzoek werd tot gevangenhouding der arres
tanten bevolen, opdat de Mersthams gevat en voorge
leid zouden kunnen worden.
Met schrik en verbazing ontdekten Geoffrey en
Maria die gesmeekt had, geen woord over het
geval aan haar ouders te seinen, zóó zeker voelde zij
zich, dat haar onschuld zou blijken dat zij niet
vrij werden gelaten, om hun troost te zoeken in de
Savoy, maar naar de gevangenis van Brixton werden
overgebracht, om daar den nacht, en misschien nog
meer nachten, door te brengen.
De terugreis naar Londen van mevrouw Raffan
was door een paar toevalliglieidjes vertraagd, en
kolonel Kingsward was dien heelen dag niet thuis
geweest. Mevrouw Raffan en de kolonel werden onge
veer op hetzelfde moment ingelicht over de arres
tatie der jongelui. Maar toen was het zoo laat. dat
geen van beiden meer iets doen kon. Zij begaven zich
echter zoo snel mogelijk naar Halvemaanstraat fi3.
Daar troffen zij elkaar, ontdekten, dat het huis onder
politiebewaking stond, en gingen toen samen naar
het Savoy-hotel, om ijverig te beraadslagen over
hetgeen hun verder te doen stond.
Zij kwamen tot de conclusie, dat zij vóór alles
Marks of Lewison aan moesten klampen. Hun winkel
was natuurlijk gesloten kolonel Kingsward ging
dus naar de telefoon. Toen hij 't adres van Lewison
gevonden en hem thuis opgebeld had, kwam hij bij
mevrouw Raffan terug.
„Lewison zal ons ontvangen." zei hij. „Ik heb mijn
cheque-boek bij me, maar misschien is 't wel goed.
dat u 't uwe ook meeneemt. Mijn middelen zijn nogal
beperkt. Ik ben maar een officiertje, ziet u."
Terwijl dus Maria in een cel zat, starend naar de
afnemende strook licht op den muur, en leoffrey in
een andere cel heen en weer liep, razend en moedeloos,
reden de twee oudere mensclien naar een der buiten
wijken, een bezorgde vader, en een vrouw, plaats
vervangster der moeder, nog veel ongeruster.
Toen zij hun bestemming naderden, werd de kolo
nel opgewekter. Als hij en mevrouw Raffan de
juweelen betaalden, tiie Maria gekocht had. zou de
aanklacht ingetrokken worden, meende hij dan
was de kwestie opgelost.
De taxi stopte voor een villa de juwelierszaken
schenen goed te gaan en weldra stonden de kolonel
en mevrouw Raffan in een soort, wintertuin, een
groote ronde serre, schitterend verlicht. Tegen een
achtergrond van klimop, met een fluweelen jasje aan,
stond Ludovic Lewison.
„Waaraan dank ik de eer van dit bezoek zei hij
vriendelijk.
Kolonel Kingsward gaf hem een hand. ..Ik heb
gezegd, dat u zich tot mij kon wenden, als u inlich
tingen over de Mersthams wou hebben," zei hij. „Ik
was bereid u een dienst te bewijzen. Weet n 't nog f"
„Ja zeker
,.Xu kom ik u vragen, mij een dienst te bewijzen.
door deze dame en mij van een groote ongerustheid
af te helpen."
Lewison keek verwonderd. Hij wou zich nog nergens
toe binden, «lus boog hij maar. Mevrouw Raffan
drong een snik terug.
„Hebt u de avondbladen gelezen, meneer Lewison?"
vroeg de kolonel.
„Ah zei de juwelier, „nu begin ik 't.
„De jongeman, die weggereden is met het meisje,
als de vrouwelijke verdachte aangeduid,is mijn zoon."
..Lieve hemel zei Lewison. „Hoe is 't.
„En de jongedame, zich noemende Stanton, héét
Stanton, en is mijn dochter. ik bedoel," zei de
kolonel, even grinnikend om zijn vergissing, „ik wou
zeggen, ze is de dochter van Hutchinson Stanton, den
staalkoning, en zij reist onder geleide van deze dame.
En deze dame is mevrouw Demster Fiske Raffan, uit
New York."
Lewison kreeg een kleur. Hij had zooveel te zeggen,
dat hij niets zei.
De kolonel haalde zijn cheque-boek te voorschijn,
en mevrouw Raffan het hare. „Als u zoo goed wilt
zijn op te geven, hoeveel uw vordering op juffrouw
Stanton bedraagt, zullen wij uw rekening aanstonds
voldoen."
Lewison haalde een notitieboekje te voorschijn,
telde een paar getallen op. „Tweeduizend "acht
honderd."" zei hij.
„Wat riep de kolonel. „Ik kom niet verder dan
duizend."
„Ik kan de rest precies halen," zei mevrouw Raffan.
Levendig begaf Lewison zich naar een ander ver
trek. Hij kwam terug met een vloeiblad en een vulpen.
Terwijl de cheques geschreven werden, hield hij zijn
vinger op een belknop. Er kwam een bediende.
„Mijn wagen," zei Lewison. „En mijn jas en hoed
direct Hij keek de cheques met zorg na en stak
ze bij zich. „Wilt u met me meerijden vroeg hij.
„Waarheen f" vroegen de kolonel en mevrouw
Raffan tegelijk.
„Naar Scotland Yard."
NEGENTIENDE HOOFDSTUK
I let was druk in het zaaltje, toen de politierechter
binnentrad. Er moest een zaak behandeld worden,
ilie in de ochtendbladen met vette kopregels ver
meld stond. Detective Greet was aanwezig, en Johns,
en Jenkins, en de huisknecht uit de Halvemaan-
straat, en Lewison, en een bediende van den pandjes
baas in de Shaftesbury-avenue, en Aubrey Row-
landson en kolonel Kingsward en mevrouw Raffan.
Ook de heer Lascelles. die zich al in verbinding
had gesteld met Scotland Yard, was verschenen.
Er had zich een heele menigte verzameld in en
om het sombere gebouw. Daaronder bevond zich
een statige, stevige man in ernstig zwart Wem.
En op het gezicht van Wem lag een uitdrukking van
verbazing en teleurstelling.
De zaak van Maria en Geoffrey zou het eerste
vóórkomen. Rustig, met de kin omhoog, kwam
Maria binnen. Een agent bracht haar naar haar
plaats. Een minuut later werd zij gevolgd door
Geoffrey Kingsward, die naast haar plaats nam. Hij
zag er uit. alsof hij niet geslapen had. Hij was
bleek, moe en bezorgd.
„O, prinses fluisterde hij.
Maria gaf geen antwoord, maar haar glimlach
maakte heel den kwaden nacht goed. dien Geoffrey
in de cel had doorgebracht.
„U hebt het woord, detective Greet," zei de
rechter.
Greet stond op. „Met uw goedvinden wou ik een
verklaring afleggen, edelachtbare," zei hij. „Ik heb
gisteren uitstel van behandeling gevraagd, om drie
menschen te kunnen voorleiden, die al jaren bekend
staan als de bende Merstham. Ik kan dat niet doen.
Ze zijn ontsnapt."
Er kwam gemompel in de zaal. Geoffrey en
Maria keken elkaar snel aan. Zij wisten niet. of
't hun spijten of verheugen moest.
„lntussehen wou ik een paar feiten rapporteeren."'
hernam Greet. „Gisteravond tien uur zeven is
meneer Lewison, van Marks en Co, de firma, waar
(1e juweelen gekocht waren, bij me geweest, met
kolonel Kingsward, den vader van den jongen man in
de beklaagdenbank, en een zekere mevrouw Raffan,