DE TRAGEDIE VAN DE
KOBENHAVN
ass
..V._r£~
WAAR EN WANNEER IS HET SCHIP VERGAAN
WAT WERD ERVAN DE BEMANNING
De zee bergt vele geheimen. Van havenkroeg
tot havenkroeg doen vele verhalen de ronde
van geheimzinnige verdwijningen op zeevan
spookschepen, die alleen in vliegende stormen wor
den gezien, bemand met reeds jaren doodgewaan
de matrozen. Het zijn verhalen van schepen, die op
'11 zonnigen morgen bij kalme zee uitvoeren voor '11
verre vaart maar het einddoel werd niet bereikt,
in geen enkele haven werden de schepen nadien nog
gezien. Zij zijn vergaan, maar men weet niet wanneer.
Zij zijn gezonken, maar men weet niet waar. Van de
bemanning werd geen spoor meer ontdekt en men
weet niet of zij gestorven is of misschien gestrand
op 'n klein, pnbekend eiland.
Van tijd tot tijd als in een speelsehe bui licht de
zee 'n tip op van den zwarten sluier dezer droeve
geheimen. Dan spoelt zij 'n wrakstuk aan land, het
lijk of een kleedingstuk van een der verdronken
matrozen. De menschheid ademt op als zij aan deze
kleine, stomme détails een deel van het geheim kan
achterhalen, want niets is pijnlijker dan onzekerheid,
vooral in de kringen waar men 'n verdwenen man,
vader of verloofde of bloedverwant bedolven weet
ergens, ergens op den bodem der eindelooze wereld
zeeën.
Thans, nu de meeste schepen voorzien zijn van
een radio-installatie, is de luisterende wereld dikwijls
zij het machteloos getuige van den helden-
kamp, die ergens op de opgezweepte wateren wordt
gestreden. Enkele, in korte, haastige draadlooze
gesprekken uitgezonden oproepen om hulp schil
deren sterker dan vele woorden de wanhopige
worsteling tegen den bulderenden dood. Vaak komt
de redding nog juist op tijd ter plaatse, maar vaak
ook is het reeds te laat en heeft de menschheid alleen
den troost te weten waar en wanneer en hoe het
drama zich voltrok.
De verhalen van spookschepen worden sehaarseher
in onzen modernen, nnchteren tijd. Maar ondanks
de veiligheid waarmede de groote oceaanstoomers
hun haan door de zeeën ploegen, ondanks de radio,
kustwacht en kruisers, die de zeevarenden op
naderend onheil wijzen, blijft de zee haar geheimen
kennen, die niemand oplost verdwijnen er schepen,
waarvan niemand weet waar en wanneer en óf zij
zijn vergaan.
Waar ergens in de wijde wateren van de groote
Stille Zuidzee ligt het wrak van het prachtige
Deensche opleidingsschip Kobenhavn f Het zal
thans wel bedekt zijn met zand en wier en allerlei
ontuig, want het is reeds acht jaren geleden spoorloos
vergaan. Of is het gestrand voor de Zuidwest-
Afrikaansche kust, waar in het jaar 1932 door een
expeditie zeven verbleekte geraamten werden gevon
den, bedekt met flarden van 'n hleek-blauwe
matrozenkleeding, terwijl in de onmiddellijke
nabijheid de splinters lagen van 'n reddings
boot?
Waren dit de overblijfselen van '11 aantal
manschappen van 't Deensche opleidingsschip
Kobenhavn Waren deze zeven moedigen er
werkelijk in geslaagd na het vergaan van hun schip
in 'n reddingsboot de verschrikkingen van den
Atlantischen Oceaan te overwinnen en gestrand op
deze barre kust, hongerig en dorstig, terwijl het
meest nabije drinkwater
eerst vijftig mijlen diep in
't land lag
Niemand zou het met
zekerheid kunnen zeggen,
want het was niet mogelijk
ook maar één onderdeel
thuis te brengen en de
matrozen konden evengoed
hebben behoord tot de be
manning van 'n Noorsclien
walvischvaarder, die in 't
jaar 1932 op de hoogte
der Znidwest-Afrikaansche
kust was vergaan.
Of was de Kobenhavn
vergaan in 't zicht der
Australische kust en heeft
zich de kapitein der Pinsche
bark niet vergist, die in
1934, toen hij de haven
van Sydney binnenliep,
rapporteerde, dat hij op de
kust wrakstukken had zien
liggen, die den naam Ko-
Itenhavn droegen Men
heeft niet eens de moeite
genomen zich van deze
mededeeling te overtuigen.
Wel was de naam van het tragedie-omweven
opleidingsschip die dagen weer op ieders lippen,
't Was toen reeds meer dan vijf jaren geleden dat
het schip spoorloos verdween en de wrakstukken
ervan konden in dien tnsschentijd reeds een reis rond
de wereldzeeën gemaakt hebben Het eenige waar
men in die degen definitief toe besloot, was liet. schip
op de lange, lange lijst te plaatsen van schepen, die
rusten op den bodem der Stille Zuidzee.
De Stille Zuidzee
Menige bevaren, pootige zeeman zal 11 met wilden
schrik in de oogen kunnen vertellen hoe het daar op
die wateren tijdens de winterstormen spoken kan
Hij ziet ze weer vóór zich, terwijl gij met hem aan 't
bier-beladen tafeltje zit in de haven van Rotterdam,
Amsterdam, Hamburg of waar gij maar wilt. Hoe
de storm door de masten raast, hoe het schip stampt
en slingert, zoodat de matrozen zich nauwelijks op
het dek kunnen V>ewegen. Hoe dan met zware vlagen
de stonn tot een orkaan uitgroeit, terwijl de zwart
groene zee bedekt is met sneeuwwitte kammen.
Wolken van schuim slaan sissend over het dek, waar
de matrozen zich vastklampen aan (je reeling 0111
niet te worden meegeslenrd, de tanden op elkander
bijtend om 't niet uit te schreeuwen van de wilde
pijn, want het water snijdt en kerft de huid als
scherpe messen. Wee dengene, die zich achteloos over
het rollende dek beweegt het is zijn laatste gang
Zoo'n stonn kan uren duren, maar ook dagen.
Was de vijfmaster Kobenhavn in zoo'n vliegenden
storm geraakt en met man en muis vergaan f Nie
mand weet het. Want het opleidingsschip voer ver
achter de drukke verkeersroutes der oceaanbootcn.
Op 14 December 1928 was de Kobenhavn uit
Denemarken vertrokken. Het was een goed schip,
een vijfmaster, met zestig manschappen aan boord,
waaronder vijfenveertig Deensche cadetten. De
romp was in staalconstructie gebouwd, terwijl zes
waterdichte schotten en 'n hulpmotor van 650 pk.
de veiligheid verzekerden.
De zon gleed streelend over de tuigage en door
honderden enthousiast nagewuifd koos de Koben
havn zee met Fremantle in Australië als einddoel.
Een afstand van negenduizend mijlen.
Het was een prachtig schip, bemand met de
enthousiaste jeugd, in de eerste jaren van mannelijke
kracht, die de reis als een pleiziertocht. beschouwde,
als een spel met wolken, wind en water. Er was geen
enkel teeken aan boord, dat op eenig naderend
onheil wees. Er heerschte tucht, orde, discipline,
maar ook warme kameraadschap.
Vijfenveertig dagen waren met een normalen
overtocht gemoeid. Maar de vijfenveertig dagen
gingen voorbij en men had van de Kobenhavn nog
steeds geen nieuws. De dagen rijden zich aaneen tot
weken, de weken tot maanden, de maanden tot jaren
en nog steeds had men van de Kobenhavn geen
nieuws.
Thans is er nog geen nieuws en van alle zonder
linge verhalen die langs de kusten der Stille Zuidzee
van mond tot mond en van geslacht op geslacht
worden verteld, is dat der Kobenhavn wel het merk
waardigst, het meest geheimzinnig, het meest raad
selachtig.
Slechts één enkel feit staat over 't opleidingsschip,
sinds het de vaderlandsche haven verliet, vast en
dat is dan ook alles. Dat is de ontmoeting op volle
zee, negenhonderd mijlen ten Westen van het eiland
Tristan da Cnnha, met den Noorschen stooiner
Wilhelm Blumer, toen de Kobenhavn haar Kerst
groeten zond en tevens haar positie opgaf.
De draadlooze zendinstallatie van de Kobenhavn
was blijkbaar zwak of defect, in ieder geval school
er toen reeds iets geheimzinnigs in, want toen de
Wilhelm Blumer probeerde met haar in contact te
komen, gaf de Kobenhavn geen antwoord.
Deze Kerstgroet was 't laatste teeken van leven,
dat de wereld van de zestig manschappen opving,
want het schip voer in den dood.
In dat jaar werd de Stille Zuidzee bijzonder
gevaarlijk gemaakt door ijsbergen, die geheel of
voor het grootste gedeelte onder het water dreven
en de eenige, de meest voor de hand liggende ver
klaring van den geheiinzinnigen ondergang der
Kobenhavn is aan te nemen dat het opleidings
schip op zulk een ijsberg liep en zoo'n groot lek
maakte, dat het spoedig daarna zonk.
In dien winter van 19281929 konden de vier-
master Herzogin Cecilie en de Draco Hawar in die
wateren slechts met stoutmoedige stuurmanskunst
de gevaarlijke ijsbergen ontvluchten, terwijl een
ander zeilschip, dat in die dagen die wateren door
kruiste. op één dag tweehonderd ijsbergen rappor
teerde
Het zou dus een zeer voor de hand liggende ver
onderstelling zijn. dat de Kobenhavn op 'n ijsberg
was geioopen en met man en muis vergaan, als niet
de Engelse he zendeling op 't eiland Tristan da Cunha
bij hoog en bij laag had blijven beweren, dat hij de
Kobenhavn had gezien, blijkbaar stuurloos drijvende
tusschen de gevaarlijke klippen voor het eiland.
Onderwijl hadden verschillende booten de zeeën
tusschen Kaap de Goede Hoop en Kaap Hoorn reeds
afgezocht om te trachten eenig licht te brengen in de
geheimzinnige verdwijning van de Kobenhavn. Doch
hoe men ook zochthet mysterie bleef en door het
verhaal van den zendeling werd de tragedie steeds
grooter.
Mr. Philip Lindsay, de Engelsche zendeling,
beweerde bij zijn terugkeer te Londen, dat hij op
21 Januari 1929 de Kobenhavn voor de kust van
Tristan da Cunha, die dien morgen in een lichten
mist gehuld was, gezien had. Het schip had slechts
één ontrafeld zeil, het werd blijkbaar niet bestuurd
en ook liet zich niemand der bemanning zien. Zóó
dreef het reddeloos zijn ondergang tegemoet op de
gevaarlijke klippen.
De zendeling beweerde, dat het onmogelijk een
kwestie van gezichtsbedrog kon geweest zijn, want
naast hem stond een aantal inboorlingen, die het
hulpelooze schip eveneens zagen, terwijl zij door de
ruwe zeeën niet in staat waren hulp te bieden. Vlak
voor de kust, binnen een kwart mijl afstands, ver
dween het schip ojieens en noch de zendeling, noch
de inboorlingen ontdekten daarna nog iets, ten
teeken, dat 't schip onder hun oogen om zoo te zeggen
vergaan was.
Wat was er gebeurd
Waar waren de manschappen
Hadden zij het schip verlaten en waar waren zij
dan gebleven Waren zij allen zonder uitzondering
in volle zee gestorven aan pest of 'n onbekende
ziekte Vragen, vragen en nog eens vragen, waarop
niemand een afdoend antwoord wist te geven,
terwijl de meest fantastische verhalen de ronde deden
door de havenkwartieren der geheele wereld.
Men ging denken, dat de zendeling toch zich ver
gist had en de Finsche bark Ponape voor de kust
van 't eiland had zien, vergaan. Doch ook dit bleek
niet mogelijk te zijn en zeekapiteins, die de klippen
van Tristan da Cunha kennen, beweerden dat het
best mogelijk was, dat 'n schip, dat voor dit eiland
op 'n klip liep, plotseling spoorloos wegzonk in de
diepte. Maar. liet wrakhout, dat op het eiland
aanspoelde was niet afkomstig van de Kobenhavn en
dus.
Het raadsel der geheimzinnige verdwijning werd
hoe langer hoe grooter
Opnieuw ging men met verdubbelde energie aan
het zoeken alle klippen en alle eilanden der Stille
Zuidzee werden doorzocht in de hoop althans iets van
de manschappen of wrakstukken te vinden.
Doch allen keerden met leege handen terug.
De groote Stille Zuidzee borg een diep geheim
méér op haar bodem. Een stomme tragedie van men-
schelijk leed van zestig manschappen in den bloei
van hun jeugd, uitgevaren op 'n blonden morgen
voor 11 tocht van het hooge Noorden naar het verre
Zuiden.