hen secure notarisklerk houdt boek van de namen
der koopers en van de gemaakte prijzen.
hoor 'k niemand beter? Wel bedacht?...."
En als met een slag van den stok de koop aan den
hoogsten bieder is toegewezen, wordt weer even de
gespannen stilte verbroken door een algemeen ge
mompel en een lachende opmerking van Kou, die
ei centen genögt
Straks, als de koopdag is gedaan, de tenten worden
afgebroken, de veroverde aanknopen worden weg
gevoerd, de ki jkers en koopers zijn weggestroomd - -
dan ligt er het groote, massale boerengedoente zoo
vreemd en zoo stil. De boer en de vrouwe gaan
heen, die hier tientallen van jaren hebben geleefd,
gewerkt, heel dat groote bedrijf, heel die landstreek
bezield en gedreven.
Morgen komt de nieuwe boer, een nieuwe vrouwe,
nieuwe opvattingen, nieuwe regels, nieuwe wetten.
Een nieuw leven zal er beginnen op 't oude erf.
F. d'ALBEMARLE.
De oproeper leest van lippen en oogen der omstanders
af, of er nog verder geboden wordt.
De huifkarhet oude sieraad van de Zeeuwsche wegen, raakt achter in waardeering bij
■moderner gerij: nog maar vijfenveertig gulden wordt er voor den prachtigeri rood en
groenen, wit-orerhuifden wagen gemaakt.
Mn als 't middaguur daar is, worden er in, de groote ververschingsten-
ten hooge stapels goudgele krentenmik rondgediend onder de vele hou-
derden aanwezigen.
koopers en kijkers en negotianten op af, die 't. stille
Kleverskerke zoo'n feestelijk aanzien bezorgen.
't Zijn wel 'ns onpleizieriger omstandigheden,
waaronder zoo'n koopdag plaats vindt bij overlij
den, bij executie, wegens ouderdom. Maar hier is
de boer een kwieke, fiksche, jonge kerel. Of ie dan
zoo slecht geboerd heeft vragen we 'n glunderenden
ouden Walchenaar.
„Glad nie is 't overtuigde antwoord, „maar ie
kan nog wel wat beters doen as hoeren, weet je
's Morgens worden gereedschappen, werktuigen
en machines geveild, die op het weiland staan op
gesteld. We zien er een monumentalen huifwagen
staan, eenmaal de trots van iederen boer. En nog
is er menigeen, die ermee naar stad en ter markt
trekt als hij vrachten boter of eiers te bergen heeft.
En is er een feestelijker gezelschapsrit denkbaar dan
in de hooge, ruime, kleurige, beschaduwde huifkar
Maar moderner voertuigen verdringen haar van
de Zeeuwsche wegen en we zien dit exemplaar ver-
koopen voor vijfenveertig gulden, terwijl juist even
tevoren een mestkar zevenenvijftig heeft opgebracht.
Dan is liet middagpauze de groote kans voor de
zwermen kooplui en voor de in de groote tenten
ondergebrachte restauraties, waar formidabele sta
pels geboterde, goudgele krentenmik worden rondge
diend en uit de hand verorberd met koffie, hier of
fleschjes limonade.
Maar de sensatie van den dag komt als het vee
gaat worden geveild en daarvoor zijn ook na den
middag nog steeds nieuwe stoeten van belangstel
lenden toegestroomd.
De mestvaalt naast den stal is met, een zware
laag stroo bedektliier worden de koeien een voor
een voorgeleid ten verkoop, ook al hebben de lief
hebbers ze dan ook al lang te voren in den stal
kunnen bekijken en betasten, om aan de hand van
de levensbijzonderheden den prijs te taxeeren.
Een groote boerenkar wordt naar de vaalt ge
trokken en aan het eene einde geposteerd hoog
tronen daarop de notaris en de klerken, die secuur
boekhouden van de koopers en de gemaakte prijzen,
en naast den boer staat er de vieve oproeper.
Bij ieder dier somt die den completen burgerlijken
stand op en het blijkt, dat ook het trouwboekje van
elke koe nauwkeurig is bijgehouden. Dan iiooren we
de diploma's en de medailles, die het dier gewonnen
heeft en die, onverplicht, voor enkele guldens per
stuk mee over te nemen zijn.
Er zijn er, wie, de teederheid van den baas
fiksche boerinnennamen heeft gegeven, als Trui of
Mina, naar vorstelijken trant onderscheiden als
Trui I, II, VI of IX. Den trots
van den eigenaar op kwaliteiten
en prestaties hooren we in be
namingen als Boterton of der
gelijke. Of een romantische inval
doopte een dier als Blanea..
„Wie zet die 's in?" vraagt de
oproeper. „Driehonderd gulden
Maar meestal dwingt de strakke
geslotenheid (Ier omstanders hem,
terug te gaan tot tweehonderdvijf
tig, of tot tweehonderd. „Allee,
vrienden, voor zukken vee Twee
honderd gulden Tweehonderdtien
Tweehonderdtwintig!" Met den
blik volgt de oproeper oogen
en monden van alle liefhebbers,
een knikje, een mondbeweging, een
nauwelijks gemompeld „ja" beteekent, dat de prijs
weer tien gulden liooger springt.
Als 't bieden even stokt, wordt de eigenaar ge
raadpleegd wanneer die tegen den geboden prijs
geen bezwaar heeft, klinkt 't „Vrienden, 'k 't
goeie woord, tweehonderdtachtig gulden en 't
goeie woordwe gaan verder, wie biedt er meer dan
tweehonderdtachtig, tweehonderdnegentig, drie
honderd gulden. En opnieuw loopt de prijs bij
tien- en honderdtallen op, bij het prijsgekroonde
fokvee tot dicht aan de vijfhonderd toe. Dan wordt
het bieden trager, de oproeper kijkt de bieders onder
zoekend en animeerend nog een laatste tientje uit
den mond, om te eindigen „Vierhonderdtachtig
gulden niemand meer dan vierhonderdtachtig
gulden Vierhonderdtachtig gulden eender -
werf vierhonderdtachtig gulden anderwerf --