Als het houtwerk er langzamer hand zóó is gaan uitzien, geen wonder, dat dun een grondige restauratie ter hand moest worden genomen. Ook uit het metselwerk worden de- verweerde steenen weggehakt om door gaaf materiaal vervangen te worden. duidelijk op de hierbij gereproduceerde gravure uit de 17e eeuw valt te onderscheiden, werd voor den noodlottigen bliksem-inslag de steenen romp op Vlaamsehe wijze afgedekt met een ver overspringende balustrade op hoek- en middenconsoles daarbinnen was dan een kort dak, dat twee verdiepingen droeg, gescheiden door een eveneens op consoles overstekend dak, en bekroond door een nogmaals uitspringend dak, waarop een gesloten peer. Wat Pieter Graafschap voor dit alles in de plaats stelde de bekroning, zooals we die nu kennen wijkt dus zeer van de vroegere af. In het schilderachtige won die vroegere het vermoedelijk, doch de huidige is monumentaler. De bovenbouw, welke in 1712 afbrandde, was in- tusschen ook al niet de oorspronkelijke. Voor deze ramp had het vuur reeds vaker zijn vernietigend spel met de houten bekroning gespeeld o.a. in 1568. Hoe de toren er in zijn prille jeugd precies heeft uit gezien, valt daardoor niet na te gaan. Trouwens men kent niet nauwkeurig het tijdstip van zijn geboorte. Naar alle waarschijnlijkheid dateert de onderbouw ten deele uit de dertiende eeuw. De huidige restauratie bepaalt zich niet tot de houten bekroning. De geheele toren wordt van bin nen en van buiten nagezien en, waar noodig, her steld. Men heeft zware balken ontdekt, welke inner lijk volkomen verteerd bleken, terwijl ze uiterlijk den indruk van volkomen gaafheid wekten, en zware ijzeren ankers, welke in het verborgene zoodanig door roest bleken aangetast, dat een kleine schok voldoende zou zijn geweest om ze naar beneden te doen storten. Stelselmatig werkt men nu aan de ver nieuwing, gaande van beneden naar boven. Het werk moet grondig geschieden, daar men anders na een betrekkelijk korte spanne tijds opnieuw voor de noodzakelijkheid eener restauratie zou komen te staan. Een moderniteit bij dezen herstel-arbeid Zoo zien de Abdijgebouwen niet hun omgeving er uit, van den omgang van de Lange Jan gezien. vormt de slanke metalen steiger, welke tegenwoordig steeds uitge breider toepassing vindt, doch voor zoover ons bekend in ons land nog niet gebruikt werd voor een zoo groote hoogte, als hier vereischt wordt. De metalen steiger is veel practischer en duurzamer dan zijn houten broer en volkomen stevig en betrouwbaar. Restauratie-werkzaamheden zijn duur. De begrootingen, welke er voor worden opgezet, blijken meestal ver beneden de werkelijke kosten te blijven, zulks vooral als een gevolg van de omstandigheid, dat er gewoonlijk veel meer te herstellen valt dan een voorafgaand onderzoek vermag te openbaren, hoe nauwkeurig het ook wordt ingesteld. Verborgen gebreken komen nu eenmaal pas aan het licht als men aan het breken is getogen. Voor de restauratie van de Lange Jan is voorloopig f 37.000 uitgetrokken, waarvan het rijk de helft, de gemeente 45% en de provincie 5betaalt. Het staat wel vast, dat men er met die f 37.000 niet zal komen. Niet alleen moet gerekend worden op de gebruikelijke „tegenvallers", doch, nadat het besluit tot Testauratie was gevallen, hebben we de devaluatie van den gulden, mitsgaders nog een daarvan onafhankelijke prijsstijging der materialen gekregen. Het gevolg hiervan zal ongetwijfeld zijig dat de herstelling van den Abdijtoren dubbel duur gaat schijnen! Wat den duur der werkzaamheden betreft, ook daarvan is met nauwkeurigheid niets te zeggen. Men rekent er op, dat ze in elk geval twee jaren in beslag zullen nemen, met dien verstande dan, dat gedurende de koudste maanden niet wordt gearbeid. Naar alle waarschijnlijkheid zullen die twee jaren, evenals de financieele begrooting, blijken te laag geraamd te zijn geweestDeze dingen gaan trouwens hand in hand. De torenspits uit de zeventiende eeuw en zooals hij in 1716na den blikseminslag nieuw werd opgebouwd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 17