HIJ, ZIJ EN HUN HEMEL OP AARDE. 32 DOOR MILLY STANPOOLE De agent van de borax mijn, die Howard Duke in Ivanpali aan een uitrusting hielp, had de streek rond Furnace Ranch een hel genoemd en hij had niet overdreven. Ho ward kreeg een voorproefje van wat hem te wachten stond, toen hij zich met zijn escorte Pueblo-Indianen door de Mohave woestijn sleepte en de beruchte Death Valley overstak. Hij bevond zich in de heetste streek op aardewaar alleen de Pueblo's, die er geboren zijn, kunnen leven en werken. Dit was het land waar Howard als opzichter van do Engelsche boraxmijn drie jaar zou moeten ver blijven. Als éénige blanke tusschen honderden lialf- verwilderde Pueblo's. Een land waarin geen vegetatie voorkwam en dat in alle richtingen gekloofd en ge- bersten was van de verschroeiende hitte. In weerwil van de sombere vooruitzichten, die men hem in Ivanpali had voorgehouden, was Ho ward vol goeden moed. De man dien hij ging aflossen- had er vier jaar gewoond en in uithoudingsvermogen deed hij voor niemand onder. Vijftien dagen na zijn vertrek uit Ivanpali zag hij de zon opgaan boven een streek, die als een onafzienbaar sneeuwvlak over dekt was met, kali en zoutkristallen. In het midden verhief zich een bungalow, met tientallen houten keten erom heen. „Furnace Ranch," zei de gids laconiek en ondanks al zijn moed kon Howard een huivering niet onder drukken bij de gedachte aan de honderden kilo meters, die hem van de bewoonde wereld scheidden en bij de aanschouwing van de doodsche verlaten heid, waarin hij zich begraven ging. Doreen Porter zag den optocht naderen. Zij rende in weerwil van de hitte de bungalow binnen, greep haar vader bij de schouders en schudde hem dooreen. „Daar komen ze, vader Eindelijk Eindelijk hier vandaan Haar juichstem schalde door het lieele huis. Plot seling liet zij haar vader los en snelde weer naar bui ten, de Indianen tegemoet. Howard zag haar komen. Hij had verwacht een half verloopen landgenoot te zullen ontmoeten en zijn verrassing was dus groot toen hij een meisje op zich toe zag snellen. Zij was bruingebrand als een Indiaansclie, had een knap ge zichtje en een paar vroolijk lachende oogen. Doreen was even verrast als hij. Zij had in die vier jaren alleen maar Pueblo's gezien en Howard Duke was niet onknap. Zij stond een beetje bedremmeld tegenover hem, doch eensklaps stak zij haar hand uit. „Welkom," zei ze hartelijk. „Vader en ik hebben al met verlangen naar u uitgezien." „En hier ben ik dan eindelijk," lachte Howard vroolijk. Pas toen hij John Porter op zich zag toe komen, liet hij haar hand los. John Porter zou over een week vertrekken en nog nooit waren de dagen voor Howard Duke zoo vlug verstreken als deze, die hij grootendeels in het, gezel schap van Doreen doorbracht. Vanaf den eersten dag waren ze goede vrienden. Zij onderrichtte hem in alles wat hem van nut kon zijn, om het verblijf in dit moordend klimaat zoo draaglijk mogelijk te maken en hij toonde zich een dankbaren leerling. Soms als liij haar gadesloeg en bedacht hoe een zaam het zou worden zonder haar, bekroop hem wel eens de lust zijn koffers weer te pakken en de boraxmijn te laten voor wat ze was. De haven van Torquay, bijgenaamd de Hoofdstad der Engelsche Èiviera". De dagen verstreken en den laatsten dag voor het vertrek waren ze beiden veel stiller dan gewoonlijk. Howard liep van de bungalow naar de mijn en van de mijn weer naar de bungalow en Doreen dwaalde on rustig door het huis en over het kale erf. Toen viel de avond en John Porter verliet hen, om afscheid te gaan nemen van de Pueblo's. Zij stonden naast elkaar in de voorgalerij en be schouwden zwijgend het sombere landschap. „Ik zal me hier morgenavond eenzaam voelen," verbrak Howard eensklaps de stilte. „En ik zal het, ook zijn," antwoordde Doreen. „In de wildernis zal ik nog wel eens heimwee krijgen naar de bungalow. Al is het, dan nóg zoo'n ellendige streek, we hadden hier toch ons tehuis. Zonder overgang ging zij eensklaps vertrouwelijk voort„Je moet 's avonds nooit vergeten je kinine in te nemen, Howard. Als je 't een paar maal niet inneemt wordt het een gewoonte verzuim. Zal je erom denken V' „Beslist," zei hij glimlachend. „Ik zal niets van je wijze lessen vergeten." „Zal je ons ook eens gauw schrijven hoe het met je gaat vervolgde Doreen. „Zoodra we een vast adres hebben, zal ik het je berichten. Als je over drie weken een Pueblo naar I vanpah stuurt, zal er wel post, voor je liggen." Hij beloofde hot met, een ernstigen klank in zijn stem. En toen bleef het eenigen tijd stil in de voor galerij. De nacht begon te vallen en van de vlakte kwamen de zwakke, onherkenbare kreten van het langzaam ontwakende nachtleven aanzweven. Er gens in de verte blafte een jakhals. In zulke oogen- blikken zoeken mensehen in de eenzaamheid, in hun ontzag en vaak onbewusten angst voor het, geheim zinnige leven van de nachtelijke vlakte, beveiliging bij elkander. Doreen huiverde. „Vreemd, hè t" zei ze met een schril lachje. „Aan die onverklaarbare, vijandige geluiden heb ik nu nóg niet kunnen wennen." „Ben je bang V' „Ja, lach me maar gerust, uit." Howard keek haar van terzijde aan. Bij het flauwe schijnsel van de olielamp ontdekte hij inder daad '11 zenuwachtigen trek op haar gezicht,. „Kom," zei hij schertsend, „ik hen toch bij je." Doreen wendde haar gelaat naar hem toe en zwij gend staarden ze elkander een oogenblik aan. En in dat eene oogenblik gingen al zijn bedenkingen op de vlucht. Hij trok haar naar zich toe en kuste haar. Maar terstond daarop klonk de vaste stap van John Porter op het erf. E11 tegelijk dacht hij met een be zwaard hart weer aan die drie jaren en deinsde terug voor zijn verlangen „Ben je boos V' vroeg hij haperend. „Boos ik ben woestzei ze, maar zij lachte erbij en haar stem trilde. Het volgend oogenblik viel de zware stem van haar vader de voorgalerij binnen en was alles voorbij Howard verwonderde er zich later over, dat bij het afscheid alles zoo vlug in het werk was gegaan. Toen hij beneden kwam hadden John Porter en Doreen reeds ontbeten en de Pueblo's stonden klaar, om de bagage op te nemen. Doreen was zenuwachtig en toen hun blikken elkander kruisten, dacht hij een vraag in haar oogen te lezen. Ilij kreeg een aan vechting om te spreken, maar op hetzelfde oogenbrik legde John Porter beslag op hem. Eindelijk was alles gereed. John Porter drukte hem de hand en keek tegelijk naar Doreen, wier gezicht vreemd vertrokken was. „Het beste, Duke, zei hij hartelijk. „Na dezen tijd komt weer een betere, moet je maar denken." Toen gaf Doreen hem een hand. Met een paar woor den. „Sterkte, Howard. Laat je nog eens iets van je hooren „Ik zal je vaak schrijven," beloofde hij met bij zonderen nadruk. Hij zag haar oogen plotseling op lichten en begreep dat zij zijn bedoeling verstaan had. En toen was alles voorbij en was hij alleen. „Voor drie jaren," zei hij tot zichzelf, terwijl hij door de verlaten bungalow dwaalde. Hij hoorde nog haar stem in de leege vertrekken, haar lachen en haar zingen. Dien nacht werd hij in zijn onrustige droomen ge plaagd door wanstaltige monsters, die hem aan allo kanten belaagden. Het waren de verschrikkingen van de eenzaamheid, die hij voor het eerst onder ging Twintig kilometer daar vandaan had ook Doreen een slechten nacht,. Zij zou geen vrouw geweest zijn geboren met die gevoelige intuïtie voor alles wat haarzelf betreft als zij het vreemde gedrag van Howard Duke niet terstond begrepen had. Reeds na de eerste dagen had zij gevoeld, dat hij haar iets te zeggen had. Zij had gedacht dat het dien laatsten avond zou komen en zij voelde zich teleurgesteld, toen hij bleef zwijgen. Maar van zijn strijd was zij zich bewust geweest. Howard wilde niet ook dit, had zij begrepen. Hij had haar niet willen binden uit, vrees, dat zij haar woord later misschien eens zou kunnen betreuren. Maar dat was pure dwaasheid zij was immers geen kind En als hij gesproken had na dien overrom- pelenden kus. Doreen's strijd ging dien nacht om haar vader. En die strijd was zwaar. Doch toen zij opstond lag er een vastberaden trek op haar gezicht en was zij het met zichzelf eens geworden. John Porter zat reeds aan zijn schrale ontbijt,, toen zij uit, haar primitieve tent te voorschijn kwam. „Je hebt zeker slecht geslapen vroeg hij met een be zorgden blik naar haar gelaat. Zij ging met een ernstigen glimlach tegenover hem zitten. „Ja, ik heb een slechten nacht gehad," beaam de ze. „Ik heb voortdurend aan Howard Duke moeten denken." Voor zij met het voornaamste kwam, wachtte zij het antwoord af. John Porter nam die beteekenis- volle mededeeling heel kalm op. „Ik dacht zooiets," zei hij met, een glimlach. „Een paar dagen geleden merkte ik al, dat er iets aan de hand was. Ik vind het erg dom van je. Hij is een flinke kerel en ik mag hem wel. Maar het is géén pretje drie jaar op een man te moeten wachten." „Zoo denkt, Howard er ook over, maar waarom is het eigenlijk noodig drie jaar te wachten hernam ze ernstig, bevrijd van een last. „Als u het goed vindt, zou ik liever terstond terugkeeren. En als u dan vanuit Ivanpali oen zendeling hierheen stuurt. Bij de Pueblo's zijn ook drie paren, die op hem wachten." John Porter keek haar aan, alsof hij vreesde dat, haar verstand in de war was. „Terugnaar die hel viel hij verbluft uit. „Mijn hemel," lachte Doreen vroolijk. „En nérgens anders zal ik hem vinden, vader. Toen gaf John Porter toe misschien was het waar, dat de liefde een hel in een hemel kon ver anderen. Dien avond dacht Howard Duke dat, de eenzaam heid hem bezocht, met een zinsbegoocheling. De duis ternis was reeds gevallen, toen er vanuit de vlakte een zwak rumoer van stemmen tot hem doordrong. Hij dacht, aanvankelijk dat het verbeelding was, doch eensklaps realiseerde hij zich dat, liet uit, de richting kwam, die John Porter den vorigen dag ingeslagen was. Toen overviel hem de angst, dat er een ongeluk gebeurd was. Hij rende naar buiten en zag uit de duisternis een kleinen stoet Pueblo's voor zich opdoemen. „Hallo wat is er gebeurd V' schreeuwde hij. Het kwam hem voor, dat een stem uit den hemel hem antwoord gaf. „Ik ben het Doreen. Mag ik terugkomen, Howard Toen begon hij te lachen. „Ik zat juist, te bedenken welk, een hemel jij van Furnace Ranch zou kunnen maken," zei hij met, een vreemde stem.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 32