DE SLIMME KNECHT SETOENTA iwgom. „Fijn, zeg! De tandarts zei tegen m'n moeder dat ik Wrigley's moet kauwen." Setoenta was als knecht in dienst van koning Tasio. Deze Setoenta was een grootspreker en koning Tasio had zieli, hoewel hij hem anders een goed hart toedroeg, reeds vaak geërgerd, als hij van zijn snoeverij hoorde. Maar de gelegenheid was nog niet gekomen om hem op de proef te stellen. Tot de koning toevallig eens langs een vertrek in het paleis kwam, waar Setoenta met andere bedienden praatte. Zij bespraken nieuwe maatregelen, die in het rijk getroffen waren en de knecht beweerde veel meer van dat alles af te weten, dan wie ook. Vis ik de macht had. zou ik alles wel anders inrichten," snoefde hij. Dadelijk riep de vorst den praalhans tot zich. ...lij kunt toch zoo alles Welnu, ga dan naar het strand, bind de golven, die voor je aanrollen, samen en breng die maar eens hier." .Dat is heel gemakkelijk, o heer," sprak de jongen. „Het eetiige, dat ik nooilig heb om de golven te binden, is een touw, van zand gedraaid. Kunt gij, mijn vorst, mij dit verschaffen Hier wist de koning niets op te antwoorden. Hij ging weg, liep uren lang in zijn vertrekken heen en weer en dacht na, om een taak voor den jongen te vinden, waar hij zich niet zoo gemakkelijk uit zou kunnen redden. Den volgenden dag liet hij hem weer bij zich ontbieden. „Hier heb je een vogel," zei hij, terwijl hij hem een klein vogeltje overhan digde, „nu wensch ik. dat je hiervan vijftig verschillende gerechten voor mij zult bereiden „Gaarne, o vorst, maar dan wilt gij wel uit deze naald een kachel, een braad pan en een mes laten maken Ik ben overtuigd, dat het dan lukken zal." Opnieuw wist de koning niet, wat hierop te zeggen. Hij was vertoornd, en- i iep den knecht toe „Van nu af aan ontzeg ik je het recht langer het paleis te betreden. Ook wensch ik niet meer, dat je zonder mijn toestemming op de ter reinen hier in den omtrek rondloopt. ..Zooals u beveelt, heer," zei Setoenta. Eenige dagen later zag de vorst, toen hij met zijn hovelingen wandelde, Setoenta vlak voor het paleis rondrijden in een slede, die door een karbouw ge trokken werd. „Wat is dat Heb ik je niet bevolen mijn grond niet meer te betreden riep koning Tasio uit. „Denk je. dat je zoo maar den spot met mij kunt drijven „Geenszins, mijn vorst. Maar ik sta immers niet op uw grond Dit is integen deel de mijne." En hij wees op de aarde, die hij onder in zijn slede had uitgespreid. Dat is de aarde van mijn eigen tuin.' „Nu heb ik genoeg van je zotheden," zei de vorst, die met moeite zijn lachen bedwingen kon en deed, alsof hij niet de vroolijkheid op de gezichten van zijn hovelingen zag. „Toch zal ik jou, deugniet, nog een laatste kans geven. Kom vanavond bij mij.' Toen Setoenta kwam. gaf de koning hem een meloen en '11 pot, om den me- I loen in te doen. ,.1'as op, dat geen van beide breken," voegde de vorst er aan toe. Setoenta zag, dat de hals van den pot zoo nauw was, dat er geen sprake van kon zijn, dat de meloen er in ging. Hij keek onthutst rond. „Nu heb ik toch eindelijk iets gevonden, waar hij geen raad mee zal weten." dacht de koning tevreden, Setoenta ging naar huis en dacht langen tijd 11a. Toen ging hij naar zijn bongerd en nam 11 kleinen meloen, die daar groeide. Dezen stopte hij in den pot, maar hij sneed de plant niet af. Na eenige weken was de meloen zoo gegroeid, dat I hij den pot geheel vulde en nu was het oogenblik voor Setoenta gekomen om den stengel af te snijden. Zoo bracht, hij den pot naar den koning en bood hem in tegenwoordigheid van het geheele gevolg aan. Nu lachte koning Tasio hartelijk en benoemde den glimmen Setoenta tot zijn kamerdienaar. Dit alleraardigste Indische sprookje vindt men door den illustrator F. van Bemmel, een kunstenaar, die dertig jaren in Indië leefde en werkte, hiernaast uitnemend geïllustreerd. Voortreffelijk zijn zoowel de personen, die in het verhaal voorkomen, als liet landschap, waarin het zich afspeelt, door den schilder getypeerd. Talloos zijn de sagen, mythen en legenden, welke door de folkloristen uit onzen Indischen Archipel zijn bijeengebracht. Multatuli's Saïdja en Adinda- legende is er wel het prototype van geweest, dat nadien door niemand in kracht 1 van expressie is overtroffen. Bij de firma Tliieme in Zutphen, de uitgevers, die een geheelen cyclus van legenden uit alle landen ter wereld uitgeven, zijn alleen reeds drie dikke deelen met soortgelijke volksverhalen verschenen. I11 alles proeft men de eeuwenoude, fijne beschaving van deze Oostersehe bevolking, hun levenswijsheid, maakt 1 men kennis met hun typische gedachten wereld, hun flora en fauna, hun adat (gewoonterecht), hun bijna zonder uitzondering voorname mentaliteit. Men (eert hier de bewoners van het rijk van Insulinde in één woord beter kennen, en i de Inlandsche bevolking beter kennen is, ze ook beter waardeeren. De uitgaven, waarover we hierboven spraken, zijn evenwel niet onder ieders bereik. Het was daarom een goede gedachte van de N. V. Hollandsch-Zwit- serselie Chocoladefabriek, 0111 een aantal van bovengenoemde sagen tot gemeen- i goed te maken. Tot dit doel verzamelde deze firma, die ons welwillend het re- I productierecht afstond van de hiernaast afgedrukte fraaie illustratie, een veertig- j tal legenden en sagen in een door den kunstenaar Van Bemmel prachtig geïllus treerd album. liet. eigenaardige van deze verzameling is evenwel, dat men bij aankoop van het album wel de kleurige illustraties der veertig legenden in zijn bezit heeft, doch nog niet den op elke plaat correspondeerenden tekst, welke namelijk verpakt wordt bij de doozen en doosjes Tjoklat,-luxe-chocolade. Eu i deze nieuwe idee lijkt ons om verschillende redenen een heel goede. Immers, wanneer men de fraai gekleurde illustraties bezit, zal men met des te meer nieuwsgierigheid uitzien naar de sagen en legenden, welke door den teekenaar zoo suggestief zijn geïllustreerd. Wanneer men het album compleet heeft met alle teksten, is men mtusschen een boek rijker, waarin het een genot zal zijn, nu en dan te bladeren, dat voor groot en klein 'u bezit zal zijn, waarvan men veel profijt en genoegen zal 1 beleven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 36