Esmé IMS! WIJ HAKEN.... ^gffPÉi EEN KLEEDJE VOOR THEEMEUBEL OF DRESSOIR EEN WOLLEN SCHOUDERCAPE TeVpatronen a en b ran liet kleedje. 20e en 21e toer telkens 1 st. in de volgende 9 St.; 3 lossen. 22e toer telkens 1 st. in de volgende 4 st., 2 st. in het daarop volgende st., telkens 1 st. in de volgende 4 st., 3 lossen. 23e en 24e toer telkens 1 st. in de volgende 10 st.; 3 lossen. 25e toer telkens 1 st. in de volgende 4 st., 2 st. in het daarop volgende st., telkens 1 st. in de vol gende 5 st.; 3 lossen. 26e en 27e toer telkens 1 st. in de volgende 11 st.; 3 lossen. 28e toei(zijde) telkens 1 st. in de volgende 5 st., 2 st. in het daarop volgende st., telkens 1 st. in de volgende 5 st., 3 lossen. 29e en 30e toer (wol) telkens 1 st. in de volgende 12 st., 3 lossen. 31e toer: (wol) telkens 1 st. in de volgende 5 st., 2 st. in het daarop volgende st., telkens 1 st. in de volgende 6 st. 3 lossen. 32e (zijde) en 33e toer (wol) telkens 1 st. in de volgende 13 st. 3 lossen. 34e toer: (wol) telkens 1 st. in de volgende 6 st., 2 stokjes in het daarop volgende st., telkens 1 st. in de volgende 6 st. 3 lossen. 35e toer: (wol) telkens 1 st. in de volgende 14 st., 3 lossen. 36e toer: (zijde) telkens 1 st. in de volgende 7 st., 2 st. in het daarop volgende st., telkens 1 st. in de volgende 6 st. 3 lossen. 37e39e toer (wol) en 40e toer (zijde) telkens 1 st. in de volgende 15 st. en 3 lossen. liet kleed is 65 x 37 cm. groot en wordt gemaakt van wit, glanzend liaakgaren nr. 90 en nr. 50. Men haakt met naald nr. 11 en tevens heeft men nog een beenen staafje noodig, dat 18 mm. breed is. Begin bij het middelste gedeelte van het kleed (nr. 90) en haak volgens telpatroontje a. Het beginpunt ligt bij MA. Eerst 90 lossen op zetten (het telpatroon geeft- 'ji gedeelte van het kleed) en vervolgens haken le toer 1 stokje in de op 4 na laatste losse van den opzetrand. Daarna telkens in iedere losse 1 st. haken. Ten slotte 26 lossen, omkeeren. 2e toer 1 st. in de op 4 na laatste losse tel kens 1 st. in de volgende losse en in de 4 volgende st.dan 14 x afw. 2 lossen en 4 st. in het 3e6e vol gende st. Op het einde van den toer moeten er 24 st. worden bijgemaakt. Dit doet men als volgt Men slaat den draad 1 x om de naald, haalt uit den ondersten steek van het laatste st., dat gehaakt werd, 1 lusje, haakt dan 1 losse en haakt het st. zoo als gewoonlijk af. Alle volgende st. op dezelfde ma nier haken, waarbij men echter het le lusje uit de losse van het voorgaande st. haalt. Op het einde van den toer 23 lossen, omkeeren. Vanaf den 3en toer haakt men volgens telpatroon a, waarbij iedere toer van rechts naar links en vanaf i nogmaals van links naar rechts wordt afgelezen. Voor 1 kruisje van het telpatr. haakt men 4 st. voor ieder volgend kruisje, dat er naast staat, haakt men 3 st. méér voor de gaatjes tusschen de st. haakt men 2 lossen en slaat daarbij telkens 2 steken over voor 1 leeg vierkantje haakt men 2 lossen, 1 st. in den 3en volgenden steek. is de 23e toer af, dan het patr. omkeeren, zoodat het bovenste pijltje links onderaan komt te liggen, terwijl vanaf dit pijltje het middenstuk verder ge heel wordt afgewerkt. Iedere toer wordt nu van links naar rechts en bij l te beginnen nogmaals van rechts naar links afgelezen. Op het einde van den 26en toer wordt reeds be gonnen met het minderen voor den volgenden toer. Daartoe houdt men van het st., waarboven het le st. van den volgenden toer gehaakt moet worden en tevens van alle volgende st. de laatste beide lusjes op de naald, haakt voor het laatste st. 1 dubbel st. en werkt teruggaande telkens 2 en ten slotte 3 lusjes te zamen af. Nu met garen nr. 50 aan den laatsten toer van het ovale middenstuk 3 lossen haken en voor den len toer van den rand telkens afw. 1 d. st. en 2 lossen haken. De 2e losse wordt voor het vormen van het lusje over het staafje ge haald,dan in de lelossein- steken en den draad door halen (zie werkproefje). Na 2 lossen weer 1 d. st. haken. Langs de breedte zijden van het kleedje haakt men de dubbele stokjes in iederen 3en volgenden steek. Bij de rondingen moeten de Werkproefje. 36 De cape, die op het oogenblik weer enorm veel gedragen wordt, is een practised kleedingstuk, waarvan wij, vooral wanneer we op reis zijn, op koele zomeravonden of op minder warme dagen buitengewoon veel plezier kunnen hebben. Voor ons model werd gespikkelde tweedraadswol gekozen in de tinten; groen en rose, wit en lila, terwijl hier en daar een randje van witte kunstzijde tusschen wordt gehaakt. In het geheel hebben we 150 gram garen noodig. We beginnen met het boordje, waarvoor we met de wol een lossenrand opzetten, die 4 cm. breed en 120 cm. lang is. We haken in heen- en teruggaande vastentoeren (korte) waarbij we telkens beide lussen van den vorigen toer opnemen. Is het boordje af, dan haken we hier de pelerine meteen aan vast. le toer boven de middelste vasten ter breedte van 40 cm. haakt men 23 x afwisselend telkens 1 stokje in de volgende 3 steken en 1 losse ten slotte nog telkens 1 stokje in de volgende 3 steken. Deze toer is 40 cm. lang, zoodat de beide uiteinden dus vrij blijven. Zij dienen als bandjes waarmee de pelerine aan den voorkant wordt gestrikt. In het vervolg wordt telkens slechts 1 patroontje beschreven. 2e toer telkens 1 stokje in dé 3 volgende stokjes en 2 lossen. 3e toer telkens 1 stokje in de 3 volgende stokjes en 3 lossen. 4e toer 2 stokjes in het le stokje van de stokjes- groep telkens 1 stokje in de 2 volgende stokjes 3 lossen. 5e en 6e toer telkens 1 stokje in de volgende 4 stokjes3 lossen. 7e toer 1 stokje in het volgende stokje 2 stokjes in het daarop volgeude stokje telkens 1 stokje in de volgende 2 stokjes; 3 lossen. 8e en 9e toer telkens 1 stokje in de volgende 5 stokjes 3 lossen. 10e toer telkens 1 stokje in de volgende 2 stokjes; 2 stokjes in het daarop volgende stokje; telkens 1 stokje in de volgende 2 stokjes3 lossen. 11e en 12e toer telkens 1 stokje in de volgende 6 stokjes 3 lossen. 13e toertelkens 1 stokje in de volgende 2 stokjes; 2 stokjes in het daarop volgende stokje telkens 1 stokje in de 3 volgende stokjes, 3 lossen. 14e en löe toer telkens 1 stokje in de volgende 7 stokjes 3 lossen. 16e toer: telkens 1 stokje in de volgende 3 stokjes; 2 stokjes in het daarop volgende stokje; telkens 1 stokjes in de volgende 3 st.; 3 lossen. 17e en 18e toer telkens 1 st. in de volgeude 8 st.; 3 lossen. 19e toer telkens 1 st. in de 3 volgende st.; 2 st. in het daarop volgende st.; telkens 1 st. in de vol gende 4 st.; 3 lossen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 36