Beeld en uit
Suriname
De Djoeka's van de Tapanahoni- en de Sara-kreek, ook wel Aucauers genoemd,
naar de plantage Auca waar, in 1761, het eerste verdrag werd gesloten, hebben,
evenals hun rasverwanten, heel wat van de Indianen overgenomen, wat hun leef
wijze en voeding betreft. Allemaal hebben ze het een of ander gerecht dat taboe is
voor hen of voor een ander. Wat de eene eet, kan de andere weer niet eten. Sommigen
denken b.v. dat wild niet geschikt is om te eten, maar verorberen met 'n gerust hart
apenvleesch. Anderen meenen, dat papegaaienvleesch sterk maakt, terwijl kip pen -
vleesch hen onvermijdelijk verzwakt. Hier is een Djoeka afgebeeld, die onvoorwaardelijk
gelooft dat hij het vleesch van een inlandsche hagedis niet kan nuttigen voordat het
minstens een dag of drie in de, heete zon heeft gehangen.
He Djoeka's
zorg aan hun uiterlijk en
sommige hunner hebben 't
in de kunst-van-het-kappen
al aardig ver gebracht. Hun
haargewrochten zijn soms
werkelijk wonderen van ge-
raffineerden haarbouw en
haartooi,. Een van de knap
ste koppen op dit gebied
was de zoon van den stam -
leider, de jonge Mombai,
die toen hij van een expe
ditieleider een aantal kope
ren veiligheidsspelden kreeg
die onmiddellijk in zijn
haartooi verwerkte. De haar
tooi dien onze foto weergeeft
zou vermoedelijk menigen
Europeeschen kapper tot
wanhoop brengen.
Een Lid van een expeditie in de binnenlanden, te mid-
den van een troep stevige Djoeka's. Deze negers zijn
onovertroffen in het passeeren van stroomversnellingen.
Tn een gelijkmatig snel tempo hanteeren ze de riemen
en weten alle gevaren der rivier te trotseeren. Ze be
seffen echter hun eigen waarde en zijn niet bang om
zich bij tij en ontij te dodn gelden.