De laatste
brief
eener verongeluhte
expeditie
mm-,- -
-
Kamp 4. 10 Juni 1937.
y;i (H'jt succesvollen tocht vanuit Srinagar begonnen wij dan eindelijk
0p 22 Mei jl. de eigenlijke beklimming van den berg. Met z'n
I drieën trokken wij in gezelschap van vijf dragers naar kamp
1, dat op een hoogte lag van 4470 meter. Het regende dat 't
goot en wij zonken tot aan de lenden in de doorweekte sneeuw.
Twee dagen later waren de weersomstandigheden zoodanig verbeterd,
dat wij met veertien dragers den tocht konden wagen naar het op
5370 meter hoogte gelegen kamp 2. Onze weg liep over een spiegelgladden
gletsclier, aan den voet van de 3000 meter hooge ijswanden van de
Noordelijke piek van 't gebergte. Wij moesten, haast op den tast, onzen
weg zoeken langs korte steile en duizelingwekkende krommingen, tus-
schen diepe blauwkleurige kloven door en glinsterende ijskegels. Enkele
dragers konden het niet bolwerken en moesten terug naar kamp 1.
De verraderlijke Nanga Parbat scheen ons van meet af aan t vuur
aan de schenen te willen leggen, want toen ik, samen met Hartmann, voor
mijn tent zat te praten, begon het boven onze hoofden to kraken en
te donderen en een geweldige stuiflawine kwam over den Nanga-muur
naar beneden en dreef over ons kamp weg als 'n onweerswolk. Het was
gelukkig maar een loos alarm, want twee minuten later straalde de zon
alweer in vollen glans en was er van de lawine geen spoor meer te bekennen.
Wij keken elkaar eens aan en glimlachten. Er moest méér gebeuren
dan dat om ons tot een definitieven terugtocht te dwingen en om dit te
bewijzen verheten Göttner, Hartmann en Pfeffer met negentien dragers
het kamp om door 20 cm. pas gevallen sneeuw kamp 2 weer op te zoeken.
Het was een heele toer om den weg naar het kamp terug te vinden,
omdat sneeuwval en lawines alle vroegere sporen hadden weggeveegd.
De tocht nam baast den heelen dag in beslag en we waren nauwelijks
goed en wel in 't kamp geïnstalleerd, of de Nanga Parbat bracht nieuw
en zwaarder geschut in actie en begon ons met lawines te bombardeeren.
Gelukkig voor de leden in kamp 2 leek het veel erger dan het in werkelijkheid was. „Nu komt de
meneer van hier vlak te
genover op bezoek," lachte
Muilpeter, terwijl hij wees
naar den vlak tegenover
ons liggenden ijsmuur.
Maar de woorden waren
nauwelijks uit z'n mond,
of een donkerzwarte wolk
schoof over onze hoofden
en allen wierpen zich plat
in de sneeuw achter de
bagage of kropen onder
de tent. Geen seconde te
vroeg, trouwens.
Gierend vloog 'n ontzet
tende sneeuwstorm over
Ui t Himalaya-gebergte i
vogelvlucht gezien, 'n Gord
van rotsen, sneeuw- en ij
massa's, die tot knooppi
dienen van Indië, Afghan
stan, Rusland en Tibe
Een prachtige aanblik van den
Nanga Parbat, vanaf de zg. Sproolcjesweide, aan den
voet van het gebergte.
onze hoofden en benam ons den adem. In minder
dan een halve minuut waren wij met een vrij dikke
sneeuwkorst bedekt, maar na die halve minuut was
het ook gelukkig over. Ijskegels plakten in onze
haren en in de baarden, ijsgruis zat ons in de ooren
en in de neusgaten, maar verder waren we allemaal
gaaf. Anders was het gesteld met de bagage. Een
paar tenten waren finaal gekraakt en de heele
inhoud slaapzakken, Primus-toestellen, potten en
pannen, blikjes, handschoenen, hemden en sokken
en wat dies meer zij, lag broederlijk op en door elkaar
onder een flinke laag sneeuw en ijs.
Dit veroorzaakte natuurlijk heel wat ergernis en
vertraging, behalve voor Müllritter, die dit buiten
gewone kansje dankbaar benutte om een paar
interessante opnamen te maken. Na die kleine
schermutseling hield de Nanga zich doodstil en gaf
ons den noodigen tijd om alles weer onder de
sneeuw vandaan te halen en de gekraakte tenten
weer op te kalefateren. We waren al lang met alles
klaar en hadden de lawine haast vergeten, toen
Adolf Göttner heel gemoedelijk ergens vanonder
oen stukje tent kwam gekropen en doodleuk vroeg,
of de „niesbui" van den Nanga al voorbij was.
Göttner scheen voorloopig meer dan genoeg te
Op een zonnigen morgen in Mei begonnen acht Duitsche
geleerden de bestijging van den Himalaya, om een aanval
te wagen op den hoogsten top van 'f gebergte, den Nanga
Parbat. Stap voor stap ging Hover gletschers en kloven, voor
waarts, terug, weer voorwaarts, terwijl de lawines rondom
het kamp neerdonderden. Zou H gelukken den 8125 meter
hoogen top te bereiken 4000.5000.6000 meter.
Het einddoel teekende zich al af door de grauwe nevelen.
Martin Pfeffer, een der expeditieleden, schreef van een
hoogte van 6200 meter een brief, waarin hij de opgedane
ervaringen afschilderde en die voor zeven van de acht
leden het laatste levcnstcekcn was, dat de bewoonde wereld
nog van hen zou krijgen.