PADVINDERSTAAL door A. E. VAN VOORTHUISEN Ass. Hoofdkwart. Commissaris 1 Het is thans wel algemeen bekend, dat er in „Padvindersland" een voor buitenstaanders wat eigenaardige taal wordt gesproken. Ik bedoel, daar worden benamingen gehoord, die niet-mgewijden dikwijls op een dwaalspoor brengen. De oorzaak is vermoedelijk, dat men de pad vinderstaai niet alleen niet, of in onvoldoende mate kent, doch zich ook te weinig moeite geeft om er mede bekend te geraken. Vooral blijken de ouders van padvinders zelf dikwijls slecht op de hoogte te zijn. Het is dan ook een goede gedachte van „Panorama", om vooral buitenstaanders, die zich wel voor de padvindersbeweging interesseeren, op dit spoor eens wat wegwijs te maken. Het is vaak moeilijk de goede benamingen te geven niet alleen, maar ook om de oorspronkelijke beteekenis ervan te onthouden Maar nu de padvindersbeweging. De heer W. J. van Hoitema schreef in 1910 in zijn boekje „Op Hollandsche jongens, naar buiten De bond der Boy Scouts strekt zieh over gansch Engeland en de koloniën uit. Wat een ander kan, zouden wij dat ook niet kunnen Kort daarop reeds bleek, dat het inderdaad ook in Nederland kon, maar er kwamen hier in Neder land natuurlijk méérdere bonden en daardoor ook meerdere namen. Boy Scout werd vertaald in pad vinder, pad verkenner en jonge verkenner. Padvinder is als officieele benaming overgebleven en thans volkomen ingeburgerd. Deze benaming is een verzamelnaam en eenieder die tot de pad vindersbeweging is toegetreden, kan zich dus pad- vindster of padvinder noemen, 't zij hoog of laag in rang. „De Katholieke Verkenners" (aangesloten bij „De Nederlandsche Padvinders") hebben bij de oprichting van hun vereeniging een andere benaming als ver zamelnaam ingevoerd, nl. „verkenner", zoodat in die vereeniging bv. van de verkennerswet, in plaats van (je padvinderswet wordt gesproken. Het woord padvinder komt dan ook in de „spelregels" (het vademecum, dat de algemeene regels, beginselen en organisatie rangen, uniformen, insignes etc. etc. aangeeft) niet voor. Baden Powell zelf schrijft „Met de uitdrukking scouting (verkennen) worden bedoeld het werk en de eigenschappen van woud- loopers, ontdekkingsreizigers en pioniers. Door de hoofdbestanddeelen dezer eigenschappen ~in dit werk aan de jongens te geven, vormen we een systeem van spelen en oefeningen, dat aan hun ver langens en instincten tege moet komt en tegelijker tijd opvoedend is." Deze passage geeft meteen den spelvorm aan, welke voor onze methode van werken zoo uitermate belangrijk is. Door dien spelvorm welke voor welpen, verkenners en voortrekkers verschillend werd gekozen, worden ook de diverse benamingen beheerscht. Alle personen in den rang van commissaris worden als regel ook „commissaris" genoemd. Heelemaal consequent is dat niet. Deze benaming geeft nl. den rang aan, maar waar mogelijk, wordt in onze beweging voor de aan spraak een naam vastgesteld, welken commissarissen echter nog niet hebben (eenvoudigweg zegt men soms „H.K.C.", „D.C." of „A.D.C."). Enkele afdeelingen hebben groepen zee-verken ners (vertaling van sea-scout). De spelvorm van de welpenhorde is gebaseerd op de verhalen uit „The Jungle Book" (Ned. ver taling „Djungelboek" en „Door wolven opgevoed") van Rudyard Kipling. Welpen zijn dus „jonge wolven" en Akeela is de „oude wolf", de leid(st)er van de horde, welke in de Kipling-verhalen Akeela wordt genoemd. De assistenten van Akeela worden naar de andere Een putrouilleieider van een zeeverken nerstroep. Op zijn borst het installatieteeken twsschen de twee witte bandjes van patrouilleleider en daarnaast het instal- latieteeken van „De Katholieke Verkenners"Aan zijn stok draagt hij een driekantige vlag met de afbeelding van het, patrouilledier. figuren uit de verhalen naar keuze Baloe (de beer), Bagiera (de panter) etc. genoemd. Men spreekt dan ook van Baloe of Bagiera Pietersen en de jongens zeggen natuurlijk weer alléén Baloe of Bagiera. In de horde spreken we verder van hordehol (oefen lokaal), nesten (een horde bestaat uit drie of vier „nesten" van zes welpen) en nestgids (een welp, die het nest leidt) enz. Het geheele hordewerk is door trokken van deze „rimboe- (vertaling van jungle) taal". Meerdere benamingen als „rimboejacht" (bijeenkomst van meerdere horde:: teerpoot (nieuwe ling) enz. enz. spaar ik u maar. Dan volgt de verkennerstroep onder leiding van verkenners- en ass.-verkennersleiders. Dezen worden respectievelijk met hopman en vaandrig aangespro ken. Deze namen zijn overgenomen van de geuzen vendels en hebben de critiek der jaren doorstaan. De vroeger ook veel gebezigde naam „vendel" in- plaats van troep is in het P.V.-woordenboek ge schrapt. In den troep spreekt men dus ook van hopman of vaandrig Pietersen of alleen hopman en De senior-afdeeling is die der voortrekkers. ..Voor trekker" is de vertaling van rovers-eout. „Bij de benaming „voortrekker" (ik citeer uit „Volg het spoor") denken we onmiddellijk aan die energieke en ondernemende pioniers van Nederlandschen stam, die zich vestigden in Zuid-Afrika. Er is een mooie traditie aan verbonden en in zijn beteekenis zit het krachtige „voorwaarts", het fiere „voorgaan." Er zit durf en aanpakkingsvermogen in dien naam". Kon het anders, dan dat de voortrekkersleider (rang) „oubaas" is genoemd en zijn assistent „baas" Oubaas is immers de Zuid-Afrikaansche benaming voor het gezinshoofd, de oudere levenswijze raads man. Voortrekkers groepeeren zich als „stam". Vroeger is ook het Zuid-Afrikaansche woord „commando" geopperd, maar het was en bleef stam. Vandaar ook ,',stamhut" voor oefenlokaal. Een groote V.T.-bijeenkomst (van meerdere stammen dus) wordt laër (lager) genoemd. We spreken dan ook van winter- en zomerlaër (en. laa-er, niet leer Jamboree (spreek uit dzjemborie) is een naam van de Noord-Amerikaansche Indianen voor massale bijeenkomsten. Te onderscheiden zijn nationale en wereldjamborees. Het Engelsche woord yell verdient ook wel eenige toelichting. Wij zouden moeten zeggen kreet of roep, maar dat geeft toch niet vol komen het begrip yell weer. Een yell nl. is een ge organiseerde uiting van dankbaarheid, bewondering, aanmoediging, aankondiging etc. en dient ook om georganiseerd „stoom af te laten". Literaard is hiermede het „woordenboek" van de padvinderstaai niet volledig weergegeven en vlei ik mij niet met de overtuiging dat nu alles wel duidelijk zal zijn. Een klein beetje wegwijs zult u echter wel geworden zijn en wilt u zich nader oriënteeren, koop dan „De spelregels" in onzen pad vinders win kei „de scout-shop of praat eens met een Akeela, hopman, oubaas of commissaris. behalve het insigne ambulance, dat op beide mouwen, het dichtst bij den schouder, wordt gedragen en de speciale insignes voor kroonverkenner (welke ge baseerd zijn op dienstvaardigheid voor het pu bliek, die op den linkerarm een plaats vinden. Bij de welpen is het op analoge wijze ingericht, alleen zijn de insignes niet zoo talrijk en de eischen niet zoo zwaar. In plaats van tweede- en eerste- klasse-verkenner kennen wij één- en twee-ster-welp, welke sterren worden ge dragen terzijde van hét wolvekopje op de pet. Is de welp twee-ster-welp ge wórden dan is hij pas een echte welp, hij kijkt met zijn beide oogen (de sterren op de pet) de rimboe in. Jaarsterren, op de borst gedragen, met het cijfer het aantal jaren aangevend, dat men in een onderdeel van de beweging is geweest, staan op een ondergrond in de kleur van het betrok ken onderdeel, dus voor Links Oilwelldas met leeren veteren houten kralen, rechts groepsdas in effen kleur. den welpentijd geel, verkennerstijd groen en voor trekkerstijd rood. Leiders kunnen jaarsterren dra gen, maar dan op een khaki of blauwen ondergrond. Plaatsruimte belet uitvoeriger te zijn en dieper op de zaak in te gaan; onze zee verkenners hebben over het alge meen dezelfde onderscheidingstee kenen, maar dragen mutsen en hun leiders petten, terwijl er ook in signes zijn voor groepsgeestelijken, instructeurs, beoordeelaars, enz. Wel dient nog even vermeld, dat de kleur van de halsdoeken,die wij in zooveel variaties zien dragen, met de eigenlijke onderscheidings teekenen niets te maken heeft. Iedere groep kiest zich een eigen daskleur en wel zoo, dat in geen district meer dan één groep dezelfde kleur heeft, waardoor de groep, behalve door het onder den schou der gedragen naani-bandje, onmid dellijk te hèrkennen is. De padvindersgroet. Welpen groe ten met twee opengespreide vingers van de rechterhand aan de pet gebracht, zoodat de vingers lijken op de ooren van een wolfalle overige leden der beweging bren gen den groet met drie omhoog Een verkenner tweede klasse brengt den padvinders- groet. Duidelijk is het tweede-klasse-insigne op de linkermouw te zien, daarboven de patrouillelinten, op den borstzak hei installatieteeken, daarboven de welpen jaar-ster en de verkennersjaar-ster. Bij den groet wordt de duim over den pink gelegd, waarmede uitdrukking wordt gegeven aan de gedachte: de sterke beschermt den zwakke. De drie gestrekte vingers syrr- boliseeren de drievoudige belofte. gestrekte vingers, die herinneren aan de drievou dige belofte. Het is bekend, dat padvinders el kander de linkerhand geven, als zijnde het dichtst bij het hart gelegen, waardoor uiting wordt gege ven aan ons gevoel van broederschap.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 7