DE NAN MET HET
BLAUWE MASKER
floor
ANTHONIE MORTON
22
AFGEWEZEN!
Lady Mary O verndon en kolo
nel George Belton keken
naar het jonge paar, dat
langzaam over het kort ge
knipte grasveld naar de tuinkamer
van huize Overndon kwam gewandeld. John Manne
ring was gekleed in een roomkleurig sportcostuum,
dat levendig afstak tegen 't zonnige groen van het
gazon. Hij bowoog zich rustig en lenig, zoodat het
een genot was naar hem te kijken.
Lady Mary Overndon merkte op, dat John
voortdurend glimlachte als hij sprak tot Marie,
haar dochter, die amper tot zijn schouders reikte.
Het gezicht van Mannering was diep gebronsd <loor
de zon en het straalde van een inwendige vreugde.
Marie Overndon was klein van gestalte, maar zij
was buitengewoon gracieus gebouwd. Haar groote,
grijze oogen, gelijkend op die van haar moeder,
keken met onverholen genoegen de wereld in en
getuigden van den tintelenden levenslust, die Marie
bezielde.
„Een knap paar," mompelde de kolonel binnens
monds, maar toch luid genoeg om door lady Mary
verstaan te worden. De kolonel maakte er geen
geheim van, dat hij ze gaarne getrouwd zou zien.
„Wat heb jij eigenlijk op Mannering tegen vroeg
hij tamelijk heftig.
„Niets," antwoordde lady Mary. „Ik mag Man
nering heel graag en ik kan mij geen beteren man
voor Marie voorstellen."
„Welnu dan. viel de kolonel uit.
„Maar Mannering heeft vanmorgen met mij ge
sproken.
„Over Marie
„Onder inderen over Marie. Hij heeft ine verteld,
dat hij nog juist duizend pond per jaar heeft. Niet
meer en niet minder."
„Duizend pond f Wel en ik dacht. zijn vader
bulkte toch van 't. geld, is 't niet riep de kolonel
ten hoogste verbaasd uit.
„Zijn vader gokte niet op paardenen zoo
voort."
„En Mannering.heeft hij zijn geld verloren t"
„Grootendeels."
„Gokken Paarden t"
„Hoor eens, George," zei lady Mary gestreng.
„Soms begin ik te denken, dat. je lang voor je tijd
oud wordt. Ja, John Mannering heeft zijn geld
grootendeels verloren. Niet lieelemaal op de gewone
manier, dat zegt hij tenminste, en ik geloof hem.
Vijf jaar geleden was hij zoover, dat hij op moest
passen hij had nog net genoeg over om duizend
pond per jaar te trekken toen is hij in Somerset
gaan wonen, en nu speelt hij cricket, hij rijdt paard
bij mooi weer, hij leest veel en is tevreden. Hij heeft
een villaatje met zeven kamers, 'n bediende, een
hectare land en twee paarden. Ik herhaal zijn eigen
woorden."
De kolonel haalde zwaar adem en keek kwaad.
„En toen hijtoen hij je dat allemaal zoo
eerlijk verteld had, toen gaf je hem de bons.
„Neen, George. Ik heb niét gezegd, dat hij maar
gauw naar z'n villaatje moest gaan. Daarvoor moest
je me toch béter kennen."
Kolonel Belton slaakte een diepen zucht van ver
lichting en glimlachte toen.
„Pardon. Ik kon 't me al niet voorstellen. en
toch komt er geen trouwen van, zeg je Geld is
geen hoofdzaak, 't Is een huwelijk uit liefde, en er
komen er zoovéél rond van duizend pond per jaar,
als je dat zoo hoort. Hij zou wat kunnen bezuinigen."
„Misschien wel," zei lady Mary vriendelijk. „Enfin,
je weet er nu evenveel van als ik, George. Maar ik
geloof niet, dat 't trouwen wordt."
..Maar dan is Marie.een.
„Spreek je meening maar niet uit, George. Laten
we zeggen, dat ze nog niet wijzer is," zei lady Mary.
„Misschien is 't maar "t beste zoo. Mannering met geld
zou haar gelukkig kunnen maken, maar .Mannering
zonder geld niet. Marie is erg materialistisch aange
legd. Ik kan 't natuurlijk mis hebben.... we zullen zien."
Winnaar ran
prijs run
den IJppineatt-
7.ÏOO dal la r
Maar lady Mary had zich niet in het karakter
van haar dochter vergist. Toen Mannering dien
middag haar zijn financieelen toestand had blootge
legd en vlak daarop om haar hand vroeg, had Marie
geweigerd. Mannering werd afgewezen
Noch de kolonel, noch lady Mary kreeg Manne
ring dien middag nog te zien.
Den volgenden ochtend kwam de kolonel laat
aan de ontbijttafeldaar zat alleen Marie, en zij
was haast klaar met eten. Geen Mannering te be
kennen, en Marie zei niets over hem.
Hij wachtte ongeduldig, tot lady Mary kwam en
Marie weg was niemand wist waarheen. Lady
Mary las de vraag in zijn oogen.
„Hij heeft den eersten trein naar stad genomen,"
zei ze rustig. „Ik wist, 't wel, George. Marie is veel
te tuk op geld. Altijd geweest. En ze is erg egoïs
tisch."
De kolonel bromde. Hij begon zwijgend te eten,
maar niets wou hem smaken.
EEK DINER EN EEN IDEE
f|us dat is de dochter van Fauntlev," dacht
Mannering.
Hij zat aan tafel ten huize van lord Fauntlev
een paar jaar geleden nog maar gewoon Hugo
Fauntley tegenover het meisje. Hij vond iets
verwarrends aan haar, maar hij kon niet bepalen
waarom. Mooi was ze niet, opmerkelijk was misschien
het juiste woord, dacht hij. Haar oogen waren grijs,
nadenkend en peilend. Zij had niets van haar moeders
gezetheid en haar ouders waren ook allebei kleiner
dan zij. Haar bewegingen waren elegant, maar onver
schillig. Bijna uitdagend, vond Mannering. Ze leek
erg onstuimig en opstandig vooral. Haar kin was
stevig, bijna vierkant.
John Mannering had Somerset voorgoed verlaten.
Hij had zich na zijn gestrande liefdesverklaring naar
Londen begeven en zich van het eene avontuur in
het andere gestort, om vergetelheid te zoeken in
den roes van opeenvolgende fuiven. Zijn kleine
kapitaal smolt daarbij weg als sneeuw voor de zon.
Zijn intiemste vrienden waarschuwden hem vergeefs
en Mannering stond aan den rand van den afgrond.
Toch wist hij den schijn te verwekken van onme
telijk rijk te zijn en vooral typen als Fauntley, die
zelf in enkele jaren van niets was opgeklommen
tot aanzien en macht, streefden ernaar geregelden
omgang met Mannering te hebben.
John had Fauntley op de renbaan ontmoet.
Fauntley bezat een ongeëvenaarde collectie van
edelsteenen. Zij kwamen daar terloops over te
spreken en 't slot was, dat lord Fauntley Mannering
ten diner verzocht, hetgeen deze accepteerde. Lady
Fauntley zag daarin direct een mooie gelegenheid
Mannering op haar dochter Lorna attent te ma
ken, 'n vrij zonderling en vooral zelfstandig meisje,
kunstschilderes van beroep. Lorna had in Londen
een eigen atelier, waar zij bij voorkeur vertoefde.
Zij kwam niet vaak naar huis, maar toch was zij
na de telefonische mededeeling van haar moeder,
dat John Mannering zou komen dineeren, zoo snel
mogelijk naar huis gegaan, want ook zij had zéé
veel over Mannering gehoord, dat het niet enkel
gewone nieuwsgierigheid was met hem kennis te
maken.
„Ze ligt met de wereld overhoop," peinsde Manne
ring, „dus ze is ongelukkig, dus heeft ze iets achter
den rug. Ze is vijfentwintig of 'n jaar of twee ouder,
en erg bij voor haar jaren. Hm."
„Hij is cynisch," dacht Lorna, „en ik kan geen
cynische mannen uitstaan. Hij is knap en ik heb
een hekel aan knappe mannen. Hij is gewiekst en
hij weet 't, en gewiekste mannen zijn onverdraaglijk.
Waarom vind ik hem aardig t"
„De interessantste man, dien
ik ooit gezien heb," dacht lady
Fauntley. „Zoo groot en sterk, en
zoo kalm. Echt een man voor Lorna
nee, zulke dingen mag ik niet
denken," Zsjsei„Neemt u nog een
beetje van die saus bij uw visch,
meneer Mannering, 't Is echt iets bijzonders."
Mannering glimlachte en nam iets.
„Ja," erkende hij, „heerlijk."
„Dan moet je straks de Pommery 1911 proeven,"
zei Fauntley. „Da's een wijntje, waar geest in zit,
echt geest
„Zoolang we hem niet ophebben," zei lady
Fauntley.
Zij lachten allen plichtmatig.
Mannering voelde opeens de oogen van het meisje
naar hem kijken, lachende oogen Ja, zij beviel hem.
Hij moest toch eens iets nakijken over dat schilde
ren van haar ze had een zekeren naam voor sterk
werk in den ouden stijl, hoewel ze buiten de kunst
zeer modern was. 't Kón niet anders dan sterk werk
zijn. Ze leek in alles krachtig.
„TJ hebt een uitstekenden dag gehad, hoor ik,"
zei lady Fauntley, doelende op de som, die Mannering
bij de paardenrennen gewonnen had.
„O ja," zei .Mannering, inwendig vroolijk. Beter
dan ooit begreep hij, hoeveel goed de faam hem deed.
Niemand had een idee, dat hij zoo slecht in zijn
geld zat.
Hij bleef de gastvrouw even aankijken, staarde
naar den Liska-diamant in haar corsage en voelde,
dat ze zijn blik gewaar werd.
„Dat is een prachtige steen, lady Fauntley,"
merkte hij op.
„Zoo, herken je 'm grinnikte Fauntley. „Was
ik benieuwd naar. Rawton zal wel razend zijn, dat
hij 'm heeft laten loopen."
„Interesseert u zich voor edelsteenen F' vroeg
Lorna.
Lady Fauntley zag de tinteling in de oogen van
Lorna en werd bang. Lorna zei soms zulke ontzet
tende dingen, maar.
„Als ze de draagster goed staan wél," zei Manne
ring.
Hij had meteen spijt van zijn afgezaagd zinnetje.
Er kwam een sprank van vroolijklieid in Lorna's
oogen. Haar gelaatsuitdrukking kreeg iets ver
achtelijks.
„Dat lijkt bijna druk maar op knop B, is 't niet t"
zei ze spottend.
„O hemeldacht lady Fauntley ongelukkig.
„Stom schaapraasde haar man inwendig,
woedend in zijn viscli prikkend.
Mannering lachte en vond het meelachen van de
meisjesoogen prettig.
„Die ziterkende hij. „Gelijk gij zaait zult gij
maaien."
„Dat volgt niet altijd," zei Lorna.
„Bedaar, kind, bedaar," mompelde Fauntley. Hij
leefde in den eeuwigen angst, dat Lorna zijn gasten
zou krenken. Lorna sprak te ronduit, en wat nog
erger was, ze had geest om moe te spreken.
„Wat aardig, dat hij 't niet kwalijk neemt,"
dacht lady Fauntley.
„Ik mag hem wel," was opnieuw Lorna's conclusie.
Mannering had stil pret.
„DeLiska is maar één van vele, is 't niet V' vroeg
hij daarna. „Ik heb geruchten gehoord, dat uw col
lectie ongeëvenaard is."
„Geruchten grinnikte Fauntley, zeldzaam in zijn
humeur, ,,'t Is de waarheid, Mannering, dat kan ik
je verzekeren. Wou je ze eens zien V'
„Heel graag," zei Mannering. Zijn blik daagde
Lorna uit.
De maaltijd verliep prettig en Mannering ging
vinden, dat lady Fauntley, al drong ze zich niet op
den voorgrond, meer bewondering verdiende dan
haar man. Lorna leek echter niemendal op haar
het meisje was „anders" een woord, dat te veel
gebruikt werd, maar dat inderdaad op haar kon
worden toegepast. Hij amuseerde zich veel beter,
dan hij verwacht had.