Een middag op zoo'n terrein maakt u enthousiast. Waarom er niet meer zeever kenners zjjnEr is gebrek aan leiders voor landgroepen en de eischen, te stellen aan leiders van watergroepen, gaan daar nog bo venuit, daar zij nog op het water deskundig diénen te zijn. (Zooals u wel weet geven de leiders zich geheel belangeloos.) Was er geen leidersgebrek, u zoudt eens zien. Diepzee-verlcenners. Ik schreef hierboven reeds dat een oud-pad vinder als hij „ging varen" (zee vaarder werd) zich als diepzee- verkenner kon laten inschrijven. Er is bijna geen haven ter wereld, waar geen padvindersgroepen zijn. Met het ontvangen (viertalig beschre ven) padvinderspaspoort is hij bij al die groepen welkom. Overbodig te zeggen dat die bezoeken corres pondentie en uitwisseling van foto's ten gevolge hebben, terwijl de diepzee-verkenners door 't vertellen van elders waargenomen trainings- wijzen den leiders meermalen goede diensten hebben bewezen. Gereed om uit te varen. De zee verkenners gaan er per kano op uit. Splitsen en knoopen, een onderdeel van de training der zeeverkenners. De zee-voortrekkers treden instructief op bij het roeien en zeilen en hebben een actief aandeel in het onderhoud van het materiaal. Materiaal. Het in gebruik zijnde materiaal is zeer uiteenloopend. De daaraan te stellen eischen houden in de eerste plaats verband met de wateren, waar het moet dienst doen, terwijl daarna de financiën een woordje meespreken. Elke groep moet nl. de gelden voor clublokaal en materiaal zelf bijeenbrengen, de zeeverkennersgroep moet ook zelf voor de gelden voor aankoop en onderhoud van het bootenmateriaal zorgen, zoodat het groepseigendom zich gewoonlijk beperkt tot kleinere booten. Toch zijn ook grootere booten in gebruik. Deze zijn gewoonlijk eigendom van 'n afdeeling, en worden dan door verscheidene groe pen als trainingsschip gebruikt. De afdeeling Rotter dam bezit b.v. 'n klipperschip genaamd „Hoofdver kenner Rambonnet", terwijl de afdeeling Schiedam zelfs 'n zeewaardig jacht, de „Margaretha" heeft we ten aan te koopen en te onderhouden. Het klipperschip ligt gedurende de zomermaanden op een van de breede stroomen (vorig jaar Hollandsch Diep) en wordt dan door de groepen als logiesschip gebruikt. De „Margaretha" maakt in de vacantie zeereisjes, en stak voor twee jaar zelfs over naar Engeland. De groote booten hebben 't nadeel gewoonlijk niet zonder betaalde deskundige hulp te kunnen varen en zijn daardoor zeer kostbaar. Het gebruikte materiaal wordt ieder jaar gekeurd door een commissie van deskundigen, die uitmaken, welke wateren met het materiaal mogen worden bevaren en hoeveel personen de boot mag vervoeren. Het onderhoud van het materiaal (repareeren, verven) wordt zooveel mogelijk door de verkenners zelf gedaan. Dit geschiedt zoowel 's winters als 's zomers. Gedurende de wintermaanden bouwen de oudere leden klein materiaal als kano's en B.M.-zeil- booten (welke min of meer gemakkelijk door niet- vakmenschen kunnen worden gebouwd) zoo moge lijk onder deskundige leiding. De resultaten ziet u op bijgaande foto's. Al dat eigen werk aan het materiaal doet hen er voorzichtig mee omgaan, waardoor de levens duur sterk wordt opgevoerd. 'n Ideaal, hetwelk door eenige groepen werd be reikt, is een stukje aan water gelegen terrein (12 bij 30 m. is reeds voldoende), waarop een flinke mast met ra kan worden geplaatst, welke mogelijkheid biedt om te klimmen, vlaggen en seinen. Op het terrein kan het kleine bootenmateriaal geborgen worden, terwijl de booten aan het terrein kunnen worden gemeerd. Op 't terrein traint men in tent- De zeeverkenners zorgen zelf voor het onderhoud van het materiaal. Een der booten krijgt 'n kwastje v-eri. Een verfrisschende dronk. opzetten, koken, pionieren, tuinieren, houdt men kampvuren; in het aangrenzende water peddelt, wrikt, roeit, zeilt, zwemt, ankert en sleept men en vaart er op kompas.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 5