DIE HATELIJKE KAPITEIN i K SKINKLEY Ee n Glencannon-verhaa Guv G 1 do o i apitein John Ball is een solied en lof waardig lid van die uitgebreide Britsehe menschengroep, die met schepen de zee optrekt, al zijn sommige van die sche pen de Inchcliffe Castle bijvoorbeeld niet veel om over op te snijden. Hij is bedaagd, blozend en gebuikt in evenredigheid met zijn waardigheid, die aanzienlijk mag heeten. Zijn lever is gezond, zijn humeur is gelijkmatig en ergens in Surrey bezit hij een knus villaatje, waarheen hij zich later ooit zal terugtrekken en waar hij den avond van zijn leven zal wijden aan het catalogiseeren van de monumen tale verzameling etiketten van haarwateren, die hij Voornemens is aan het rijk na te laten. Als u gevraagd werd, kapitein Ball met één woord te beschrijven, zoudt u hem zonder aarzeling bedaard noemen en u zoudt gelijk hebben. Oprecht heid straalt in zijn glimlach, vriendelijkheid weer galmt in zijn stem, en welwillendheid omgeeft hem als een trouwe sfeer. Maar er is een tijd geweest, dat ernstig ongemak over hem kwam en dreigde, zijn zielsrust te versplinteren en zijn smetteloos leven te bezwalken. Het was een vreemd geval, zeer vreemd zelfs des te meer, wijl kapitein Ball den man nooit te zien kreeg, die het ongemak veroorzaakte. Gezien de noodzakelijkheden, die de vrachtvaart meebrengt, is het hoogst waarschijnlijk, dat er nooit minder dan een duizend mijlen water tusschen hen beiden lagen. Maar die omstandigheid matigde geenszins de bitterheid, welke kapitein Ball zoo plotseling te smaken kreeg, toen hij zich bewust begon te worden van des anderen onverdraaglijke aanwezig heid op dezen aardbodem, en waardoor zijn loop baan op een haartje na werd geruïneerd. Op een avond in November lag het ss. Inchcliffe Castle gemeerd aan de werf der Cie Maritime Littoral te Marseille. De kok had zichzelf overtroffen met een varkensvleesch-pasteimeneer Glencannon, de eerste machinist, had vijf flesschen waarlijk uit stekenden wijn bijgedragen, die hij den vorigen avond ergens gevonden had, en huiswaarts gevoerd, leelijk zijn knokkels bezeerend aan een gendarme en een bediende van den agent der maatschappij was pas aan boord geweest met de post. Aldus was het décor gereedgemaakt voor een gezelligen avond. Toen de vaten waren weggeruimd sloeg kapitein Ball een hoek van het tafellaken om, koos nummer 3 van de zeven tandenstokers, die keurig naar volg orde van de dagen der week waren gerangschikt, maakte den bovensten knoop van zijn pantalon los en leunde achteruit, om even het tooneel waar- deerend te overzien. Meneer Glencannon, merkte hij tevreden op, zat de Presbyteriaansche Kerkbode te lezen. De eerste officier, meneer Montgomery, zat verdiept in een afschaffers-roman, getiteld Beelzebub's Bouillon, die werd opgeluisterd door de afbeelding van een slang, uit een jeneverflesch in het oog van een doodskop kruipend. Dé jonge Levy, marconist, studeerde in een vodderig rood sportkrantje vol portretten van worstelaars, voet ballers en renpaarden. Kapitein Ball zat te stralen van vaderlijke toegeeflijkheid en dacht aan zijn eigen rumoerigen levensbloei. Alles was zoet, vreedzaam. Warm steeg in hem een vrome dankbaarheid jegens het lot, dat hem aan het hoofd van die prettige samenleving had hij gulzig als een schooljongen naar een plumpudding. Hij seheurde het kruisbandje af, dat liet oudste poststempel droeg, vouwde de krant open en begon de genieting. Niet één der berichten was schokkend, maar aardig waren ze allemaal. De Wembley Door jagers hadden 't elftal van Manchester geklopt met vier goals tegen één. De plannen voor de riolee- ring in de gemeente Weybridge vorderden goed. Burggraaf Rotherhithe had, in 't Hoogerhuis, 'n rede gehouden, waarin hij de radicale elementen uitnoodigde, naar Rusland te verhuizen, als de gang van zaken in Engeland hun niet beviel. Zijn hoofd knikte goedkeuring voor die gevoelens daarna sloeg hij om naar de achter-pagina der krant, waarvan de helft was gewijd aan zijn geliefkoosde rubriekBrieven van onze lezers. De eerste brief eischte, dat de lafaards, die den toestand der bestrating in Regent Street op hun geweten hadden, uit hun ambt ontzet en gekort wiekt zouden worden. Dit schrijven kwam van S. Hume Hume, gepens. kolonel dat moest werkelijk een bijzonder dapper heer zijn, vond kapitein Ball. Dan volgde een opstel van een dame, die zich „Huiselijke Vrouw" noemdehet prees de voor treffelijkheden van een wijnglas vol ossepootvet in een pond zonnepitten als voedsel voor gevangen lijsters in den ruitijd. Kapitein Ball vond dit zoo wijs, dat hij het tweemaal las en het toen uitsneed, om het aan zijn vrouw te sturen. De derde brief luidde Aan den Redacteur van Voor zichzelf glimlachend en mompelend „Neem me niet kwalijk," toen de welzalige trillingen der spijsvertering hem schokten, bekeek hij het stapeltje post naast zijn elleboog. Drie enveloppen met „Afz. Cosey Cottage, Weybridge, Surrey" borg hij zorgvuldig in den zak van zijn uniformjasje met koperen knoopen. Die kwamen van mevrouw Ball en het was hem in tweeëntwintig huwelijksjaren een wet geworden, haar brieven in eenzaamheid te lezenwant dan was het bijna, alsof zij samen alleen waren, en nftt elkander spraken. De rest van het stapeltje bestond uit nummers van zijn lijfblad, de London Saturday Guardian en daarnaar keek de London Saturday Guardian. Mijnbeer, Den 23en November bij het aanbreken van den dag, 5.30 v.m., op 29° 54' N.B., 18° 49' W. L., was de Piek van Teneriffe, Canarische Eilanden, voor mijn bloote oog duidelijk zicht baar op een afstand van 150 mijlen, onder een hoek van 130°. Dit is veruit de grootste afstand, vanwaar de Piek ooit is waargenomen. Kapitein Ball fronste, ritselde met de krant en las den brief nog eens. Er was iets in den toon, dat hem hinderde. „Mmp," mopperde hij binnensmonds, „hij met zijn bloote oog Aangenomen dat hij de Piek van Teneriffe op honderd vijftig mijl afstand gezien heeft, wat natuurlijk niet waar is, hoe weet hij dan, dat iemand anders hem niet nóg verder gezien heeft Dat soort brieven vind ik gewoon onhebbelijk!" Met een ruzieachtig gesnork wou hij de krant van zich afduwen, toen de onderteekening zijn blik trof. Het was een naam, dien hij nog nooit gezien of gehoord had, maar de uitwerking op hem was ver bazingwekkend. Zijn lichaam verstrakte. Zijn neusgaten zetten uit. Hij sprong overeind en in blinde, vernielende woede scheurde hij de krant middendoor. „Skinkley riep hij. „Skinkley Ik vind 't een beleediging, heeren ik vind 't gewóón een be- leediging!" Hij keek wild de verschrikte aanwezigen aan, met gebalde vuisten, een vuurrood gezicht en deinende lichaamsronding „Wat t" vroeg meneer Montgomery, die 't eerst de spraak vond. „Is er iets niet in horde, meneer „Niet in orde brulde kapitein Ball, en hij greep de stukken krant en duwde ze tegen elkaar, alsof hij er met geweld weer één geheel van wou maken. „Niet in orde Stel je voor, stuurman, die kerel heet Skinkley niet meer of minder dan Skinkley P. Skinkley „Nou meneer," troostte meneer Glencannon, „ik heb eens iemand gekend, die Kikkerteen heette, as u daar wat an heb." „Kikkerteen Da's nog niemendal," tjilpte de jeug dige heer Levy. „Hebt u wel eens gehoord van Zwjjn, die die groote kleerenzaak heeft 1 Da's mijn oom „Jawel, maar Skinkley, Skinkley, Skinkley blafte kapitein Ball met klimmenden nadruk. „Zoo'n naam zóó'n naamen dan de ongeloofelijke brutaliteit hebben, om in de pers op te hakken, hoever hij Teneriffe gezien heeft. Hier, lees zelf maar. Meneer Montgomery streek de stukken glad en las den brief hardop. „Hm. Ja, natuurlijk," zei hij, toen hij aan 't einde was, „onderdvijftig mijl is 'n kolossaal heind., om de Piek van Teneriffe of iets anders te zien. Maar dat neemt niet weg 't zou cock kunnen, kaptein." „Kunnen, je grootje verklaarde kapitein Ball. „Maar als 't nu eens kon, wat dan nog De Piek staat midden in zee, dus iederéén kan haar zien, is 't niet zoo U kan haar zien, is 't niet Ik kan haar zienf is_'t niet I Nou dan hebt u of ik daarom t recht, om 'n hooge borst op te zetten en brieven aan de kranten te schrijven en te zeggen, dat wij haar verder kunnen zien dan een ander Enmaar Skinkleydaar gaat 't om hij heet Skinkley Wel allemachtig, ik zal hem leerenSnuivend als een noordkaper griste hij de krant mee en stam pend verliet hij het vertrek. „Nou, nou," zei meneer Glencannon, de stilte verbrekend, die op den aftocht van den kapitein volgde, „je zou zoo zeggen, dat de Ouwe niet be paald gèk is op den naam Skinkley. „Zoo, merk je 't ook V' antwoordde meneer Montgomery met bijtend sarcasme. „Nou, als je 't mij vraagt, zou ik zeggen, dat kapitein Ball beter z'n gemak kan ouen, lianders maakt ie zichzelf be lachelijk. Ik wil dit zeggen hij kan beter geen brie ven aan de kranten gaan schrijven, want hij eeft hongelijk en wat zal de reederij dan wel van hem denken „Ongelijk herhaalde meneer Glencannon. „Da's sterk, meneer Montgomery Wou u soms beweren, dat Teneriffe of welke berg dan ook op honderdvijftig mijl afstand zichtbaar is Dan ben je gek, man. Skink beteekent Stinkhagedis. „Dat beweer ik ook niet," zei meneer Montgomery. ,,'t Is geen regel, dat een mensch zoo ver ziet natuur lijk, en ik zeg ook niet dat 't gebeurt. Maar 't zou toch kiinnen L" „Kletssmaalde meneer Glencannon. „Ik ge loof er geen steek van. Maar of je gelijk hebt. of niet, ik neem met leedwezen de onaangename uitwerking van die ophakkerij van Skinkley op onzen goeien Ouwe waar. Ik ben bang, dat ie 'n langen en bit teren woordenstrijd wil beginnen, die aan z'n gestel lang geen goed zal doen." „En aan zijn naam als gezagvoerder ook niet," zei meneer Montgomery op een toon van vertrouwe lijkheid. „Oort u eens, eeren, wat ik nu zeg is strikt onder hons, maar kapitein Ball is niet zoo piepjong meer, en zoo verschrikkelijk bjj wat z'n navigatie betreft is ie ook niet." „O," zei meneer Glencannon, „je bedoelt zeker, als jij d'r niet was met je reuzenbekwaamheid, dan lag de Inchcliffe Castle al lang in de diepte der zee, niet t" „Ja," zei meneer Montgomery zelfgenoegzaam, „daar komt 't zoowat op neer. En nu we 't er tóch over ebben, wil ik jullie er meteen even op wijzen, dat ehenfin, als kapitein Ball om zoo te zeggen gepensionneerd werd, kreeg ik natuurlijk 't comman do over dit schip." „Zoo, zoo," antwoordde meneer Glencannon. „Wie weet bén je zoo knap as je je verbeeldt. Maar ik voor mij ging iederen nacht in 'n zwemvest slapen, as kapitein Ball niet an boord was, om je 't verschil tusschen zuid en noord te wijzen zooveel vertrouwen heb ik in jou En dat jij in staat zou zijn, dit schip te commandeeren, of al was 't maar 'n modderpraam, nou larie, meneer Montgomery, larie Met welke verklaring hij opstond en wegschreed naar zijn hut

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 6