7 Dien heelen avond, en zelfs nog toen het zonlicht van den volgenden morgen het gouden beeld van Notre Dame de la Garde bestraalde, zat kapitein Ball in zjjn kajuit potlooden op te kauwen en vellen pa pier te verscheuren. Zijn gezicht stond afgemat en zjjn wenkbrauwen borstelden wild onder een frons van zes lagen. Zijn oorspronkelijke brief, in het eerste laaien der woede opgesteld, was kort en raak. Hij luidde Aan den Redacteur van de London Saturday Guardian. Mijnheer, Over die ophakkerij van een zekeren Skink- ley, dat hij de Piek van Teneriffe. op honderd vijftig mijl afstand gezien heeft die zekere Skinkley liegt als een dief. Ik verblijf, mijnheer, uw dw. dnr. John Ball, gezagvoerder. Dit scheen den spijker op den kop te slaan, en kapitein Ball was er tevreden over. Maar toen hij het briefje verscheidene malen had overgelezen, begon hij te twijfelen, of de toon niet een beetje kortaf was, en ook, of het wel beschaafd genoeg klonk voor een man van zijn stand. Hij bracht verschillende kleine ver beteringen aan, maar die schenen inbreuk te maken op den geest van het origineel, zonder aan den diepen zin iets bij te dragen dus verscheurde hij het en be gon opnieuw. Hij was halverwege de tweede lezing, toen hem eenige andere gezichtspunten te binnen schoten, dus verwierp hij al het geschrevene en wend de het over een anderen boeg. Toen zat hij uren aaneen te schrijven, door te halen, te scheuren en te tieren. Eiken keer, dat zijn potlood den gehaten naam Skinkley voortbracht, knarste hij op zijn tanden en mompelde hij schor. Maar toen zijn taak ten leste volbracht was, vond hij het resultaat de inspanning waard. De brief begon met enkele woorden over het be treurenswaardig gemis aan bescheidenheid en zelf verzaking, dat zich steeds meer deed gelden in som mige kringen van moderne scheepskapiteins. Hij ver geleek dat volkje van heden met Drake en Frobisher en andere groote zeelui, die van Engeland gemaakt hadden wat het nu was. Hij toornde op het idee al leen al, dat iemand met name Skinkley den Slag op den Nijl had kunnen winnen. De redacteur moest zich zelf maar eens indenken, hoe bespottelijk het aan zou doen, als het Nelsonmonument een Skinkley - monument ware geweest. Ten slotte werd dien me neer Skinkley (a) aangeraden, zich midden op zee niet te vergaloppeeren door luchtspiegelingen voor de Piek van Teneriffe aan te zien, (b) verzocht, zijn grootspraak binnen de reeling van zijn eigen schip te houden, (c) herinnerd, dat de Britten nooit, nooit slaven zullen worden, zoolang Brittannië de golven beheerscht. „Ziezoo," zei kapitein Ball, toen hij op de sluiting van de envelop stond te bonzen, „die kan hij in zijn zak steken En hij ontkleedde zich en ging naar bed. Hoewel hij doodmoe was kon hij niet slapen. De brief had zijn gevoelens wat verlicht, maar er ziedde toch nog een hoogspannings-toorn in hem, die geen afleiding had gevonden door de schriftelijke veilig heidsklep. Hij lag dus te draaien en te woelen en te mopperen, en kon zijn rust maar niet vinden. Soms, als hij op het punt stond in te dommelen, schoot de naam Skinkley hem weer te binnen, en ging hij overeind zitten met de onstuimigheid van iemand, die zich op een stekelrog heeft neergevlijd. Tegen het middaguur stond hij op en kleedde hij zich. Toen schreeuwde hij om zijn steward en stuurde hem naar wal om den brief te posten. Het was etenstijd, en kapitein Ball had niet den minsten eetlust, maar uit kracht van gewoonte ging hij aan tafel. Terwijl hij zijn plaats innam werd hij zich bewust, dat zijn officieren, en vooral meneer Montgomery, hem nauwlettend gadesloegen en dit ergerde hem. „Wel heeren en meneer de stuurman," snauwde hij, en er lag geen spoor Van zijn gewone vaderlijk heid in zijn stem, „waar zitten jullie met zulke knik- keroogen naar te loeren t Toch niet naar mij V' „0 nee, meneer verzekerde Montgomery hem, zoodra hij zijn mes uit zijn mond had kunnen krijgen. „Wij eh. hik bedoel, ho nee meneer „Mm zei kapitein Ball, met koude blauwe oogen den kring rondziende. „Eh. ahem Ahem „Nee hoor, kaptein, als ik zoo vrij mag zijn," zei moedig de heer Glencannon. „We wouen alleen zien, of u wel heelemaal gezond was. U ziet er niet te best uit, meneer absoluut niet. Is t'r wat in disorde met uw stofwisseling „Ehnee, dat niet," zei kapitein Ball, ietwat verzoend door dit blijk van medeleven. „Ik heb. ik ben een beetje laat opgebleven, zie je, om iets tegen te schrijven op dien brief van dien Skinkley." „0 ja, heb u dat gedaan 1" grinnikte Glencannon. „Nou, dan is 't vast 'n meesterstuk van logica en fijne uitschelderij geworden „Ik zou 't best eens willen lezen," zei meneer Montgomery beschermend. „Misschien kon ik de hargumenten nog even controleeren." „Wat zegt u V' vroeg kapitein Ball, opeens weer scherp. „U mijn argumenten controleeren Da's verschrikkelijk aardig van u, meneer de stuurman, geweldig aardig Maar ten eerste is de brief al ge post, en ten tweede kan ik zelf mijn argumenten wel controleeren, zonder dat zoo'n blikken-bazarbootjes- zeeman als u me helpt." Meneer Montgomery schokschouderde, trok zijn wenkbrauwen op tegen meneer Glencannon en ging hooghartig zwijgend met zijn maaltijd voort. Ook kapitein Ball zweeg, maar eten deed hij niet. Nu de brief weg was werd hij aangegrepen door ernstige bezorgdheid. Al was hij een goed en bekwaam zeeman, in den practischen zin des woords, die gewoonlijk in 't werelddeel terecht kwam, waar hij heen wou, hij was geen haai, om zoo te zeggen, in de hoogere wiskunde en dat wist hij. Meneer Montgomery had gelijk hij had hem natuurlijk de wiskunstige mogelijkheid van 't geval moeten laten narekenen. Maar 't was nu te laat Veronderstel eens - een pure veronderstelling dat die verfoeilijke Skinkley getuigenissen van ande ren kon aanvoeren Veronderstel eens, dat andere kapiteins en officieren Teneriffe op even grooten of nog grooter afstand hadden gezien, en dit gingen mee- deelen in de kolommen van de Guardian Veronder stel eens, dat een beroemd geleerde, met prof. dr. voor zijn naam, voor Skinkley in 't krijt trad Dan stond kapitein Ball voor spot en voor schandaal. Zijn vrouw zou het lezen, de reeders zouden het lezen, en iedereen op de kantoren der maatschappij en alle zeekapiteins zouden 't lezen, van Liverpool tot Hongkong. En wat zouden zij allen van hem den ken Wat zouden zijn eigen officieren van hem den ken ja, meneer Montgomery bijvoorbeeld Éah. Het was een onverdraaglijke gedachte. En de schuld de schuld was Skinkley De lafhartige, verfoeilijke Skinkley Van Marseille gleed de Inchcliffe Castle de blauwe golf door en dan zuidwestelijk den hoek om naar Malaga. Van Malaga voer zij door naar Cadiz. Na Cadiz bezocht zij Santander. Van Santander zwoegde zij regelrecht naar Kopenhagen,'waar het water de sombere kleur van leisteen vertoont. Hiermee ver liepen eenige weken. Voor kapitein Ball waren het weken van ellende en spanning. Voor alle anderen aan boord waren het enkel weken van ellende. Want kapitein Ball was zichzelf niet meer, en dientenge volge was de Inchcliffe Castle 'n treurschip geworden. „Foeiklaagde meneer Montgomery tegen me neer Glencannon, toen zij samen aan dek stonden te huiveren, uitziende over de besneeuwde daken der stad. „Ik eb royaal mijn bekomst van 't gescheld van den Houwe deze reis. IJ is stapelgek, hals je 't mij vraagt, en huitsluitend van 't tobben, wat die knul van Skuirton voor antwoord zal geven." ■N VEELBELOVENDE OOGST

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 7