EEN AAS IN DE MOUW door Irvin S. Cobb 4 Er hing spanning in de kantoren van Girder en Trench, tooneel-agenten. Er was een zekere vijandigheid in de lucht te ruiken. Er groeide een veete. Trench voelde het 't ergste, en Girder wist het. Want 't lag aan Girder. Girder was de slimmeling van de firma Trench had heel hard gewerkt, en was hij de tooneel-directeuren en tooneelschrijvers en alle anderen, met wie zij te maken hadden, zeer gezien. maar Girder had de mooie zetten gedaan, waar de vette winsten vandaan kwamen. Daar ging Girder groot op. En nu de zaak zoo glad liep, had Girder spijt, dat hij zijn succes en zijn winsten met Trench moest deelen. Trench was te nuchter en te eerlijk. Trench was een blok aan het been van Girder. Als hij Trench eens kwijt kon Dan kon hij hooger vliegen Er hing spanning in de kantoren van Girder en Trench en op een ochtend voor in Augustus kwam de ontlading. Toen verliet meneer Girder zijn bureau, met een papier in de hand, en ging hij naar de kamer, waar het bureau van zijn compagnon stond. Toen hij binnenkwam, trok de jongere man zijn wenkbrauwen op. ,,'t< Is o-enoeg voor 't oogenblilc, juffrouw btem, zei Trench tegen de typiste. „Ik bel u straks wel, om verder .te gaan." „Nee, blijft u nog even, juffrouw Stein," zei Gir der. „Een paar minuutjes." De jonge vrouw ging weer zitten. Trench trok zijn wenkbrauwen hooger. Girder had juist een tijd gekozen, dat hij de typiste bij Trench zou treffen. Ze stond heimelijk aan zijn kant. Hij had tevoren het een en ander met haar- be sproken. Nu ging hij voort, zich naar zijn compag non wendend „We moeten eens uitpraten, Trench. Je zult t wel met me eens zijn, dat 't zoo niet kan voortgaan. Ik wil je een voorstel doen, en ik had er juffrouw Stein graag bij, als een soort belangelooze getuige." „Spreek maar op," zei Trench. „Ik voelde wel, dat er vroeg of laat zooiets komen zou. „Hoe vroeger hoe beter," zei Girder. „Voor mij en' voor de zaken. Vier maanden geleden, toen we ergens verschil van meening over hadden, hebben we de"waarde van de zaak op honderdvijftig mille ge schat, is 't niet V' „Zooiets," zei Trench. „Precies dat bedrag," verbeterde Girder. „Vol gens je eigen berekening, zooals juffrouw Stein zich misschien herinnert. Is 't niet, juffrouw Stein De typiste knikte. „Ik vind 't beter," vervolgde Girder, „dat voor taan één van ons tweeën de zaak drijft. Alleen. En dit is mijn voorstelik wil koopen of vèrkoopen. Of je geeft me vijfenzeventig mille voor mijn aan deel en ik stap op, öf je krijgt van mij vijfenzeventig mille en jij stapt op. Wie blijft heeft de heele zaak. „En als ik geen van tweeën wil zei Trench, op eens een beetje rood. „Dan maak ik er rechtszaken van. We móéten van elkaar. Maar we kunnen 't béter doen, zooals ik voorstel. Je weet zelf, wat er overblijft, als je zoo'n zaak als de onze liquideert. De baten gaan zoek en de schulden blijven, en een ander heeft onderwijl de relaties. Dan moeten we alle twéé van voren af aan beginnen. Op mijn manier heeft de een de zaak, en de andere heeft vijfenzeventig mille om wat anders te beginnen. Dus kies maar.' „Maar je komt zoo onverwacht," protesteerde Trench. „Jij staat er 't sterkste voor. Je legt me de duimschroeven aan op een moment, dat ik onmo gelijkHij hield de rest in. „Toch niet," zei Girder. „Lees dit contractje maar. Mijn advocaat heeft 't opgemaakt, zóó, dat we ge lijke kansen hebben. Afgezien van de rechtstermen staat er dit in je hebt negentig dagen drie volle maanden na heden, om na te denken de zaak gaat onderwijl gewoon door en aan 't eind van die drie maanden koop je of vérkoop je, tegen contant geld. Dus jij hebt de keuze, niet ik. Je ziet, dat ik je zoo fair mogelijk behandel. Bij die woorden voelde meneer Girder iets warms in de plooien van zijn hart. Misschien was er het oog van een scherpschutter voor noodig, om het hart van meneer Girder te vinden, maar plooien moest het evengoed hebben. Hij voelde zich daar gelukkig in, omdat hij rekende op de kracht van een aas in zijn mouw. Hij had vijfenzeventig mille beschikbaar. Die zou hij beschikbaar houden. En Trench had het geld niét, dat wist hij, en kon er niet aankomen ook. Vóór hun oneenigheid hadden de twee compag nons namelijk gespeculeerd volgens een tip, dien Girder van een beursvriend had maar zij hadden apart gespeculeerd, ieder met eigen fondsen. En Gir der had er bij gewonnen, Trench verloren. Dat kwam, doordat Girder zijn compagnon maar de helft van den tip had doorgegeven. Hij had hem wel gezegd, wan neer hij moest koopen, maar niet, wanneer hij moest verkoopen. Dit geval had tot de oneenigheid veel bijgedragen. Girder wist (en Trench wist waarschijn lijk niet, dat Girder 't wist) dat de jongste compag non al zijn geld kwijt was, en nog schuld had ook. Trench had niets meer, dan wat hij van de zaak trok. Trench lag op de harde planken, Girder's bedje was zacht gespreid. Girder wist dat allemaal van juffrouw Stein, die het vertrouwen van Trench genoot in diens parti culiere zaken, maar nog een extra salarisje kreeg van Girder. Daarvoor gaf zij inlichtingen. Dat was de aas in Girder's mouw. Nu legde hij zijn volgende kaart op tafel. „Je komt pas van vacantie terug. Ik wou de mijne morgen beginnen. Ik blijf een maand weg. Als je er geen bezwaar tegen hebt wou ik daarna naar Parijs gaan, om 'n contract met dien nieuwen schrij ver Fleury af te sluiten, en dan naar Londen, om bij Henzleman te kijken. Wil jij gaan, ook goed. Ik stel 't alleen zoo voor, omdat ilc met. Fleury gecorres pondeerd heb. Maar wie gaat treedt natuurlijk op voor de firma, niet voor zichzelf persoonlijk. „Jij moet natuurlijk gaan," zei Trench. „Maar t gaat bij mij om één ding ik wil niet gehaast worden. Ik moet nadenken over dat ultimatum van je. „Vind ik ook," zei Girder, inwendig juichend. „Ik ben de volgende drie maanden zoowat voortdurend weg. Dus je kunt drie maanden denken en rekenen, alleen en op je gemak. Kies wat je wilt, koop mij uit of laat je door mij uitkoopen 't is me precies eender. Lees dit papiertje maar eens door als je 't er mee eens bent, kan juffrouw Stein er twee af schriften van maken, die we allebei teekenen. Je kunt ook eerst een advocaat raadplegen. Maar 't moet vandaag afgehandeld worden. Ik ga morgen naar Newport, dus dan wil ik rust hebben. Wil je 't zoo niet enfin, dat weet je. Mijn advocaat heeft zijn orders dan maakt hij meteen werk van de opheffing der firma." Meneer Girder draaide zich om en ging. Buiten de deur maakte hij een gebaar, alsof hij met kracht iets tusschen zijn twee handen kneep. Zijn gezicht stond tevreden. Hij wist nu alde zaak, de bloeiende, winstgevende zaak, was over drie maanden van hem léén De papieren waren geteekend Girder en Trench hadden er ieder een gekregen en weggeborgen en Girder vertrok naar Newport. Hij ging met opge togenheid zijn vacantie in. Absoluut geen gepieker over de zaak meer noodig. Alles liep vanzelf. Alleen jammer, dat hij alléén zat die maand, of met hotel- genooten, die hem misschien niet aanstonden Maar ook hierin diende hem het geluk. Hij trof in zijn eerste-klas-coupé een dame. Zij was half in de dertig, leek hem, elegant en wel knap, ondanks een zekere strakheid in haar trekken, een zekere moeheid en een blik van ontgoocheling in haar oogen. Zij was blijkbaar óók een eenzame. Zij heette Mary Levin, en zij was weduwe, vertelde ze. Hij zei, dat hij Harrison heette Henry Harrison. Dien naam gebruikte hij meer, als hij 't niet noodig vond, dat men zich later nog met hem bemoeide, 't Was een nette, gewone en makkelijk te onthouden naam. Toen de reis een uur geduurd had, zaten zij rustig maar gezellig met elkaar te praten. Toen er gebeld werd voor de lunch gingen zij samen naar den restauratie-wagenToen zij vandaar terugkwamen was er een blosje in het gezicht der dame en een lachje op het gezicht van Girder-Harrison. Met dat lachje was meneer Girder een heel aange naam mensch. Hebben niet de vergiftigste slangen de fraaiste patroontjes op hun huid f Meneer Girder was hoffelijk en gezellig, en de reis viel kort. Zij gingen beiden naar Newport, bleek het, en zij zouden er beiden een vier weken blijven. Zij woonde in Denver en kwam naar de kust op raad van haar dokter. Zij moest verandering van klimaat hebben en zeelucht. Hij gaf haar inlichtingen over de hotels, de omgeving en de mogelijke ontspanningen. Hij drukte de hoop uit, dat ze zijn hulp zou inroepen, als ze daaraan behoefte zou voelen. Na aankomst te Newport bracht hij haar naar haar hotel en zelf ging hij naar het zijne maar zij hadden afgesproken, elkaar den volgenden morgen te ontmoeten. Zij ontmöètten elkaar den volgenden morgen, en maakten samen een wandeling. Zij gebruikten samen de lunch, en den volgenden dag dineerden zij samen. De tusschenliggende, eenzame maaltijden waren geen van beiden bevallen, bleek het. De rest van hun dagen wandelden, luierden, lazen, speelden en aten zij samen. Ieder ging 's avonds naar zijn hotel, en 's morgens, na het ontbijt, troffen zij elkaar. Maar vóór het ontbijt was Girder al naar een postkantoortje in een dorpje geweest daar kwam zijn post. In Newport wist niemand beter, of hij heette Henry Harrison. Dit was een der kleine troefjes, die Girder altijd in zijn mouw, of achter zijn mouw hield. Mary Levin was kalm opgewektzij genoot rustig. Zij had iets weemoedig gelukkigs over zich in die vacantie-weken, een zekere droeve doortastendheid in het grijpen van iets prettigs, al was 't maar een schaduw van iets, dat in wezen nooit het hare kon zijn. Zij was als een kind, dat grijpt naar een mooi broos stuk speelgoed, er naar staart en het misschien aanraakt, maar het niet stevig durft aan te grijpen, uit angst, dat het in haar handen verbrokkelen zal. De man voelde iets van die ontroeringen aan, maar hij deelde ze niet. Voor hem was deze tijd niets dan rust, met een bondgenoote, die hem juist genoeg in beslag nam om hem te vrijwaren tegen verveling en ander, onaangenamer, opdringeriger gezelschap. Het was goed zoo. Den laatsten avond van hun verblijf aan zee zaten de twee op een terras naar een kolossale maan te kijken. Den volgenden morgen vertrokken zij, ieder zijns weegs, en waarschijnlijk zouden zij elkaar nooit weerzien. In zijn binnenste wist meneer Girder zéker, dat zij elkaar nooit weer zouden zien. Hij werd Ilarrison-af, en ging Girder weer worden. Trouwens, het ietwat kwijnend gezelschap begon hem een ietsje te vervelen. De maand had preciés lang genoeg geduurd. Zij waren beiden nogal stil, maar zij begon te spreken. „Ik wou je voor 't laatst nog iets vragen," zei ze. „O ja antwoordde hij, onmiddellijk op zijn hoede daar was geen speciale reden voor, maar 't was nu eenmaal zoo zijn aard, te vreezen voor trucs en strikjes. „Wat dan „Ik had graag, dat. je me je naam zei." Hij verschoof zijn stoel en keek haar aan. „Hoe bedoel je dat t" „Je échten naam bedoel ik." „Dien weet je toch t" „Nee, dien weet ik niet." Zij sprak weer zoo zacht als altijd, wanneer haar iets ontroerde, en bracht een hand aan haar keel, een gebaar, dat hij al goed kende. „Ik weet zeker, dat je geen Henry Harrison bent, en ik wil graag weten, wie en wat je mórgen weer zijn zult. Ik wou ook graag weten waar je woont. In Philadelphia, heb je gezegd, maar daar twijfel ik óók aan." Er kwam iets scherps in zijn stem. „Wie heeft je iets ingeblazen V' vroeg hij. „Wie heeft er in mijn zaken geneusd V „Niemand," antwoordde zij, en de hand daalde van haar keel en kwam op de leuning van zijn stoel te liggen. „Heuseh nietMaar ik heb van 't begin af 't gevoel gehad, dat je me misleidde. Ik heb jou heel veel over mezelf verteld de dingen, die de moeite waard zijn tenminste maar ik weet van jou

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 4