HARKO DE HERAUT
door Freeman Tilden
12
Knorrig, kribbig, kriebelig schopte de groote
koning de zijden deken, met goud gebor
duurd. van zieh af hij kwam opzitten en
klapte in zijn handen. Een Libvsche slaaf
gleed nader uit een spleet in het tapijtwerk en boog
diep voor het koninklijke rustbed,
„Stuur mij mijn oppersten schrijver En laat hem
gauw komen Ik ben in geen stemming om op het
getalm van luie schelmen te wachten
De secretaris, die in een aangrenzend vertrek had
zitten dobbelen, met weinig geluk, kwam jachtig
binnen met zijn toebehooren.
„Neem een brief op," beval de groote koning.
„Schrijf als volgt
De groote koning van Perzië, aan zijn on-
waardigen vertegenwoordiger, den satraap van
Sogdiana, gegroet Zes maanden zijn nu
gewassen en geweken, sinds onze koninklijke
persoonlijkheid u vereerde met de aanvraag om
een geschikten heraut. Is het mogelijk, dat die
holle harde galmende pot, die bij u als hersenen
dienst moet doen, niet in staat is te begrijpen,
wat ik met een geschikten heraut bedoel 1
hebt me achtereenvolgens vier vogelverschrik
kers met kippeborsten gestuurd, die geen van
allen meer stem hadden dan noodig is, om koli-
brietjes in slaap te zingen. Gewetenlooze onver
laat en bedrieger van het koningschap weet
dit als ik vraag om een heraut, moet ik een
heraut hebben dan bedoel ik een menschelijk
wezen met een stem als de daverende donder,
iemand die voor de muren van een belegerde
stad zoo'n macht van galmende woorden kan
uitstooten, dat de inwoners krimpen voor de
macht van den grooten koning Als u de ver
knochte onderdaan bent, waar ik u voor hield,
toen ik u tot satraap benoemde, zult u me een
goeden heraut sturen, vóór de zon andermaal
een uitreis heeft volbracht. In de hoop op minder
en betere satrapen,
de groote koning van Perzië."
„Die heeft voor ditmaal z'n bekomst, gnuifde
de schrijver vleiend.
„Hoe vind je dat regeltje over dien hollen galmen
den pot, die bij hem als hersenen dienst moet doen V'
vroeg de groote koning, buitensporig ingenomen met
zichzelf.
„U hebt u zeiven overtroffen, o groote koning."
grijnsde de schrijver.
„Zoo, zet er nu ondergedicteerd maar niet over
gelezen," beval de koning. „De menschen moeten
maar weten, dat de koning 11 te druk heeft, om brie
ven te lezen, zelfs zijn eigen brieven." Dit zeggende
liet hij zich vermoeid achterover vallen op zijn kus
sens en viel aanstonds in slaap.
Vóór de rozenvingers van den dageraad zich tach
tig malen hadden neergelegd op de zwoegende borst
van het Oosten stond de satraap van Sogdiana voor
zijn koninklijken meester.
„Ik kom uit Thracië, o koning!" sprak hij, het
woestijnzand van zijn vest kloppend, „ongewas-
sehen en ongekamd, want ik wou geen tijd verliezen
aan persoonlijken opschik, alvorens ik voor den troon
van den allermildste verscheen."
„Zoo, kom je uit Thracië," spotte de groote koning
met kwalijk verholen minachting. „Heel aardig oord
om vandaan te komen. Heb je ook al eens gedacht
aan 't oord, waar je heengaat, als je geenJe
begrijpt me welHeb je er een of heb je er geen
„Verheven uitdeeler van kostbare werelddeelen,
ik heb er een was het antwoord. „En ik heb hem
bij me ook Hij staat buiten te wachten op uw be
velen."
„Zeker weer een met 'n muizenstemmetje t"
veronderstelde de groote koning sarcastisch.
„U zult zijn kwaliteiten zelf beoordeelen, allerhoog
ste verhevenheid," gaf de satraap met een lachje van
zelfvertrouwen ten antwoord. „Als er een tweede
stem zoo is tusschen de met sterren verlichte polen,
mogen uw Cretenzer boogschutters mijn knoken
gebruiken, om hun geliefde sport te beoefenen
„Naar je praten te oordeelen, begin ik werkelijk te
gelooven, dat je iemand gevonden hebt, Araspas,"
zei de koning met wat meer hoop. „Maar ik waar
schuw je vooruit als ik 't woord heraut uitspreek,
denk ik aan een heraut, dien wijlen mijn vader, de
groote koning, bezat. Dat was tenminste een heraut
Als jongen heb ik dien man, voor de poorten van een
plaats, die lang niet min was, zóó'n stevige vermaning
tot overgave der stad hooren uiten, dat. de vogels, die
er overheen vlogen, tegen den grond sloegen door den
schok van dat machtige geluid." De oogen van den
grooten koning blonken bij de herinnering.
„Top der hoogere wereld, machtigste en heerlijk
ste, volmaakte heerscher Ik vraag één minuut het
woord, aleer ik den knaap voor u leid. Uwe majesteit
zal namelijk wel graag hooren, denk ik, hoe ik dezen
voortreffeiijksten aller herauten ontdekt heb."
„Spreek op. maar maak het kort, Araspas.' ant
woordde de koning. „Ik ben doodelijk benieuwd om
dat pronkjuweel te zien en zijn stem te hooren.'
„Nu dan, met uw permissie, o vorst," begon de
satraap. „In 't eerst wist. ik geen raad, toen ik uw
laatste schrijven ontvangen had. Vele dagen zocht ik
zonder resultaaten op een middag kwam ik moe
en hongerig en moedeloos bij een dorpje, waarin een
herberg was. En toen ik naderde, hoorde ik zulk oen
geweld van klank, dat. ik aanstonds dacht aan een
burgeroorlog, of aan 'n verschrikkelijken storm. Er
kwam mij zoo'n ontzettend lawaai van menschen-
stemmen tegemoet, dat mijn trommelvliezen bijna
scheurden."
„Zeker een twist. De Thraciërs zijn beroemd om
hun gekijf."
„Neen, geen twist, sire. Het was maar één stem.
Rhopoperperethros bestelde een verfrisschenden
dronk."
„Wie bestelde een verfrisschenden dronk
„Rhopoperperethros de man, dien ik uit Thracië
voor u mee heb gebracht."
„In waarheid, een man met zoo'n naam moet wel
een stem hebben als een lawine," zei de koning.
„Maar ik houd niet van zulke lastige namen. Zeg
hem, dat hij van nu af Harko heet. Dat klinkt milder
voor een beschaafd Perzisch oor."
„Het zal geschieden," zei Araspas.
„Dus wat u voor een volksmenigte hield, was in
derdaad slechts één man, die een koelen dronk be
stelde 1" zei de groote koning met een glimlach. „Dat
klinkt niet slecht. Hij kreeg toch wat hij vroeg, en
gauw ook T"
„Aangezien u de groote koning bent, kunnen uw
veronderstellingen niet anders dan juist zijn," zei
Araspas. „Ja, zijn stem, de nauwe perken van de
herberg rondgalmend, sloeg de flesschen van de
planken, en dwong eenige minder moedige Thracische
klanten, door de ramen te verdwijnen. En nu, o
koning, behaagt het u wellicht, den man te bezich
tigen
Araspas klapte driemaal in de handen, en een rij
soldaten, ongewapend, trad binnen, een kolossalen
blonden reus van een kerel geleidend, met een langen
rossen baard en een wilden haardos, en wiens voor
naamste kleedingstuk een mantel van geitenhuiden
was, aan één schouder opgenomen, zoodat de helft
van een machtigen romp bloot bleef. Bij den aanblik
van liet weelderig vertrek, de kroonjuweelen, de
gouden en zilveren beelden, en het kostbare gewaad
van den koning, liet de Thraciër zich voorover op den
grond vallen en beefde van hals tot hielen.
„Laat den kerel eens flink hard hallo voor me roe
pen," beval de monarch.
„Uwe koninklijke goedertierenheid," sprak Aras
pas haastig, „ik smeek u, hem niet te laten beginnen
met een flink hard hallo De grenzen van dit vertrek
zijn te beperkt en de meubelen zijn te teer. Dok zijn,
geloof mij, uw koninklijke ooren te gevoelig."
„M'n nieuwsgierigheid klimt als de tooverboon
uit het sprookje, Araspas," riep de koning blij. ,,'t
Spijt me, dat ik je hoofd met een galmenden pot ver
geleken heb maar 't was aardig gezegd, dat zul je
toe moeten geven. Ik wil den man hooren laat
hem dan maar fluisteren."
„Wat zal hij fluisteren
„Laat hem maar eens zeggen Woef Precies zoo
zacht
Gewillig en dienstvaardig zei Ilarko woef, nadat
Araspas hem terzijde vermaand had, den eersten
keer niet te sterk te fluisteren. Do muren van liet
vertrek trilden een beker wijn, halfvol, die naast
des konings rustbed stond, plenste over. En de ko
ning, die juist den nieuwen heraut aankeek, toen het
woord woef kwam, raakte zoodanig in den trok, dat
zijn mantel over zijn hoofd werd geblazen, hetgeen
hem grooten angst aanjoeg, want als een koning een
mantel over zijn hoofd heeft, weet hij nooit, wat
deze of gene verkleefde onderdaan uitvoert.
„Leid hem weg, Araspas," riep de groote. koning
opgetogen. „Wijs hem een aangenaam verblijf aan.
Betoon hem alle mogelijke eor, en zet zijn naam op
de loonlijst, met het bedrag, dat je billijk lijkt. En wat
jezelf betreft, Araspas, ter vergelding voor je groote
toewijding jegens inij zeg tegen mijn koninklijken
schatmeester, dat hij je mijn schatkamer eens laat
zien. En pak dan maar iets. Ook verleen ik u de heer
schappij over Bactrië gij zult satraap zijn èn van
Sogdiana èn van Bactrië."
„Maar er is al een satraap van Bactrië riep de
verheugde Arasjjas.
„Ja, da's waar." De koning dacht na. „Goed, ik
zal hem dadelijk laten vergiftigen, Araspas. Als een
koning eenmaal vriendelijk wordt, laat hij 't niet
bij halve maatregelen
Die Thraciër Harko nu, die reus van een man met
ruige haren en baard, en oogen, die iets uitpuilden,
en een stem als van den Noordenwind, als die weer
galmt door de grotten van Taurus, werd in korten
tijd de oogappel van den grooten koning, zoozeer,
dat deze door wilde ezels dengene uit elkaar had
laten scheuren, die Harko iets aandeed ofschoon
er geen mensch was, die 't in zijn hoofd zou halen,
zooiets te doen want wel was Harko een ongelikte
beer en had hij een paar zware knuisten, zoodat de
krijgers, die op het sportveld zijn speelsehe tikken
op de kin ontvingen, gewoonlijk meteen van den
koninklijken loonstaat verdwenen, maar hij was er
goedhartig bij en slordig met zijn geld, en erg onhan
dig met dobbelsteenen, zoodat men in des
konings leger placht te schertsen, als een soldaat blijk
gaf van plotselingen welstand, dat hij „de steentjes
had laten rollen met Harko".
En liet was o zoo schoon, als het leger van den groo
ten koning uittrok naar Parthië, met de uitgelezen
Perzische ruiterij op snuivende rossen, gevolgd dooi
de Cariër8 met gouden haantjes op liun helmen, en
boogschutters van Creta. en zwarte Nubische huur
lingen, en Phrygisclie scherpschutters, en Hyrca-
niërs met koperen schilden, fonkelend in de zon
en als zij aan een versterkte stad kwamen, en liet
leger stelling nam tegenover de poorten, en juist
buiten bereik van de slingeraars, dan den selirik-
wekkenden Harko vooruit te zien stappen, een hon
derdtal schreden voor de eerste rijen en hem de bood
schap te hooren uiten, die hij geleerd had, in het
Perzisch uit te spreken
„Hoort gij Hoort gij daar Ziet de onweerstaan
bare machten van den grooten koning, en huivert
Wilt gij uw poorten openen en den veroveraar
vreedzaam binnenlaten, in welk geval gij niets verlie
zen zult dan uw geld Of verkiest gij de verschrikkin
gen van den strijd, in welk geval er geen levende ziel
zal overblijven, om van onzen ontembaren moed te
verhalen f Wat kiest gij, mannen van Parthië
En als die machtige stem de ommuurde steden van
't nabije Parthië binnenrolde, kregen de inwoners
rillingen, en dra worden de poorten wijd open ge
gooid en kwamen de oudste mannen der stad, om den
zoom te kussen van des konings gewaad, en dan
was 't gebeurd. Waarop de Chaldeeuwsche mee-
loopers de ongelukkige vesting begonnen te plun
deren.
Die goedkoope successen brachten den koning in
een uitstekende luim, zoodat hij Harko steeds meer
met geschenken overlaadde en zwoer, dat hij een
gouden standbeeld van zijn heraut, tien ellen hoog,
in iedere voorname marktplaats van zijn koninkrijk
zou laten oprichten hoewel hij later, toen de kosten
van dit plan hem werden voorgerekend, van goud op
koper overstapte, waarbij hij zei, dat koper duur
zamer was.
Maar soms dacht Harko, met overloopende ge
voelens, aan het kleine Thracische stadje, waar hij
vandaan kwam, en was hij benieuwd, hoe zijn vader
en moeder het maakten. Op zekeren dag zei hij tegen
den grooten koning (want hij was intusschen met den
monarch op een voet van groote vertrouwelijkheid
geraakt), dat hij dolgraag een maand of zes verlof
zou hebben, om zijn vaderstad in Thracië te bezoeken.
Aangezien de groote koning nooit een Thracische