14
in lie schaal, en mijn verzameling zeldzame antieke en
lralfantieke Perzische kleeden, en twee der Grieksehe
wijsgeeren, die op 't moment, aan mijn hof vertoeven,
naar keuze."
„Top zei de koning van Indië.
„Accoord 1" zei de koning van Egypte.
Yroolijk vertelde de groote koning over zijn wed
denschap aan Araspas. „Ik heb hun herauten niet
hooren praten natuurlijk, maar ik weet vooruit, dat
zij in dien wedstrijd wel bange meisjes zullen lijken,
of piepkuikens, bij mijn Harko vergeleken. Denk je
ook niet V'
„Ilarko zal ze inderdaad eens wat nieuws aan hun
trommelvliezen laten voelen," gaf Araspas toe.
En toen werd de groote koning hoe langer hoe
verlangender, om zijn heraut Harko weer te zien
en hij begon te ijsberen, en keepte de dagen niet
meer af op zijn kalender, maar ging naar het water
uurwerk zitten turen en het wachten maakte hem
humeurig, en zijn hand kwam zwaar neer op zijn
dienaren.
Maar eindelijk kwam Harko terug uit Tliraeië,
en hij bracht de sehoone en lieftallige Pantheia mee,
en zij was een blondje en er waren maar wéinig
blondjes in Perzië in dien tijd, al kwamen er later
meer door den vooruitgang der scheikunde dus werd
zij de leidstar van alle oogen, die haar aanschouwden,'
en Harko's eerlijke hart dreigde te bersten van
trots.
En te gelegener tijd liet de koning Harko roepen en
verleende hij hem een audiëntie. En toen Harko ge
komen was, en zich in 't stof had gebogen, en toen
hem door den koning gevraagd was, hoe hij 't maakte,
en of hij geregeld zijn suikeren balletjes had gebruikt,
o-elijk hem bevolen was, toen antwoordde Harko
zoo beleefd, en gedroeg hij zich zoo keurig, dat de
koning er van zat te kijken. Bovendien merkte hij op,
dat Harko zijn rossen baard had laten knippen, en
zijn haren zaten geplakt.
„Wat is er toch met je gebeurd vroeg de ko
ning ongerust. „Je stem klinkt niet natuurlijk,
Harko. En die kwasterige manier van je en dat
nette gekapte hoofd bevallen me niet. Het is een deel
van je taak, er woest uit te zien, en de rest is hard
blaffen. Die verandering lijkt me niemendal."
Harko echter zei, dat hij gemeend had, er netjes
uit te moeten zien, 1111 hij pas getrouwd was, al was 't
maar voor een weekje en dat hij van plan was, zijn
baard en zijn haar tot den vroegeren toestand te
laten terugkeeren, als 't eerste nieuwtje van het ge
trouwde leven af was. E11 wat zijn stem aangaat,
vertelde hij den grooten koning hij had nu twee
stemmen, een voor privé-gebruik en een voor zijn
werk en hij hoopte, dat dit de goedkeuring van
zijn koninklijken meester zou mogen wegdragen.
„Ik weet niet, ik weet niet," piekerde zenuwachtig
de groote koning. „Ik heb heel wat geld en goed op je
verwed, Harko, meer dan ik kwijt wil." En hij sprak
over den wedstrijd, dien hij op touw had gezet.
„O, heb daar maar geen zorg over, koning," ant
woordde Harko. „Een man als ik raakt zijn stem niet
kwijt, door wat nette manieren aan te leeren. Ik zal
zulke forsche klanken uit mijn keel en borst bul
deren, als u nog nooit gehoord hebt. Ik zal den grond
laten beven onder de voeten van uw gasten. Ik
lieb me nog nooit heelemaal laten gaan
En zoo kwam de groote dag, waarop Harko de
beste herauten van Indië en Egypte ontmoeten zou
in een strijd der stemmen. Het werd een dag, dien
Perzië nooit vergeten zou. Zooveel pronk, zooveel
wapenvertoon, zulke weelderige costumes, zoo 11
zee van gepolijste schilden en blinkende speren,
zoo'n drukte en zoo'n gedrang had men nog nooit
meegemaakt. Er was heel liet koninkrijk door een
vacantiedag afgekondigd, en karavanen gaven
speciale verbindingen met de hoofdstad, tegen ver
laagde prijzen. De concessie tot den verkoop van
koele dranken was alleen al het losgeld van een klei
neren koning waard.
De kamp was verdeeld in twee deelen, ochtend en
middag. Eerst zou de uitgelezen heraut van Indië
zijn stem laten hooren dan de heraut uit Egypte
dan Harko. Later zou er een tweede ronde gebruld
worden, en wie in dien kamp overwinnaar werd
verklaard, door een jury van onpartijdige scheids
rechters, die zou de winnaar zijn.
Er klonk een hoornsignaal er volgde hevig ge
kletter van schilden en toen een stilte. De eerste
heraut van Indië trad naar voren. Hij was een don
kerbruine krijger, lang niet zoo groot als de andere
twee mededingers, maar onberispelijk gebouwd. Toen
hij diep adem haalde, zag men (1e spieren van zijn rug
trillen, en de aderen in zijn beenen zetten op. Hij
wierp het hoofd naar achter, en sprak dc overeenge
komen uitdagingsformule uit, met een stem, dio
knetterend uit zijn mond kwam, en zich scheen uit
te zetten, naarmate zij zich voortplantte, verder en
verder tot den uitersten kring der menschenmassa.
Toen de Indische heraut die ontzettende klanken
had uitgestooten, boog hij en stapte hij statig weg.
Iedereen was het er over eens, dat 't een pracht
van een heraut was.
„Laat je antieke kleedjes maar vast bezorgen,
aan mijn particulier adres," zei de koning van Indië
genoeglijk tegen den koning van Perzië.
„Even wachten," antwoordde de groote koning,
grinnikend binnen zijn middenrif.
Toen kwam naar voren de machtige heraut van
Egypte, een zwarte, een ware reus van gestalte,
wiens huid de stralen der zon weerkaatste gelijk een
goed gepoetste koperen pot. En hij liet de teugels los
van zijn machtige stem, die uitrolde gelijk het onweer,
dat neerslaat op de Zwarte Zee, zoodat zij verdoofd
werden, die nabij hem stonden, en vrouwen bezwijm
den. En toen liij klaar was, en wegwandelde, grijnsde
de koning van Egypte en fluisterde hij den grooten
koning toe „Doe er nog vijftig Cretenzer boog
schutters bij, dan kun je je wijsgeeren hóuden."
„Je hebt Harko nog niet gehoord," zei de groote
koning, en hij trachtte zich in te houden, om niet
luidop te lachen. „Je hebt een uitstekende kracht
maar ik vertrouw nog steeds, dat Harko mij niet zal
beschamen."
E11 toen kwam Harko. Hij zag er precies zoo woest
uit als oudtijds, voor zijn huwelijk. Er was niets fat
terigs meer aan hem. In zijn oude geitenvellen,
en ongekamd van haar en baard, leek hij dezelfde als
den dag, toen hij in Perzië kwam. Hij kwam met
zelfbewusten zwier aanschrijden, hetgeen zijn ko
ninklijken meester zeer behaagde, en toen hij op zijn
plaats stond keek hij met een aanmoedigenden blik
op Haar de loge van den koning.
Op dezelfde manier als vroeger gooide hij zijn ko
lossale hoofd achteruitmaar helaas, toen zijn stern
uitklonk, was het niet de stem van Harko. Harko
had er geen benul van, wat de onderwijzingen van
Aemilius Postus, omgangsvormen en stembescha-
ving betreffende, in hem hadden uitgewerkt. Het
klonk hard, ongetwijfeld maar zoo heerachtig, zoo
netHet knetterde niet en sprong niet, het donderde
en daverde niet, gelijk het voorheen placht te doen.
Harko scheen zich hiervan bewust. Hij spande zich
merkbaar in tot een betere prestatie JE n inderdaad
nam de omvang van zijn stem toe maar nog steeds
ontbrak er het typeerende herautelijke aan. Het was
een tastbare mislukking.
Het gezicht van den grooten koning was asck-
grauw. Araspas voelde zich slap in de knieën.
„Aardig stemmetje gnuifde Indië.
„Heel aardig voor zoo'n knaap grinnikte
Egypte.
„Nooit zoo'n lief geluidje gehoord,' snaterde
Indië.
„Ik geef toe, dat een kind er bang van zou wor
den," zei Egypte, „als 't tenminste een schrikachtig
kind is."
Het zweet druppelde van het voorhoofd van den
grooten koning. Maar hij bleef sportief. „Dit was
maar een oefeningetje," zei hij. „Mijn heraut wil
zijn stem sparen voor de tweede ronde, 't Is een
geslepen jongen." Dit zei hij tegen zijn koninklijke
gasten maar tegen Araspas kreunde hij, zacht
„Kun je daar nu niets aan doen 't Is verschrikke
lijk. Mijn geld, mijn antieke kleeden, mijn trots, en
nog eens mijn geld. Als je 't reilt, krijg je.
krijg je. de halve winst
„Ik weet niet, hoe ik er mee aan moet't is een
drama," antwoordde de satraap. „Ik zal eens met
Harko gaan praten."
En toen de koningen zich teruggetrokken hadden
in het paleis, en gesmuld hadden aan de uitgezochte
spijzen, hun door den gastheer aangeboden, en toen
de ontzaglijke menigte haar bescheiden lunch-
mandjes had leeggegeten, toen hield alles zich gereed
voor het tweede deel van den wedkamp der herauten.
En ditmaal waren de koningen van Indië en Egypte
in uitstekende luim, terwijl de groote koning in
gelijke mate neerslachtig was, al probeerde hij zich
goed te houden. Nu en dan haalde hij uit zijn purpe
ren gewaad een perkamenten kattebelletje, waarop
Araspas geschreven had „Houd er den moed maar
in, o koning. Ik geloof dat we 't nog best winnen."
Zenuwachtig betastte en las hij het.
E11 weer schetterde het hoornsignaal, en kletter
den (1e schilden, en werd het publiek muisstil. En
andermaal liet de heraut van Indië zijn stem hooren,
zijn prestatie van dieri ochtend overtreffend, zoodat
de scheidsrechters elkander aankeken en fluisterden
„Die maakt een mooie kans."
Maar toen de heraut van Egypte aantrad, en
bulderde als een koor van duizend woeste stieren, en
de menigte trillen deed, was liet duidelijk, dat ook
hij een troef achter de mouw hail gehouden, gelijk
de Jonisohe Grieken zeggen. En de scheidsrechters
twijfelden niet, of deze man zou de winnaar worden.
Maar juist toen de menschen op de staanplaatsen
zich gereedmaakten, om naar huis te gaan wijl
zij de vernedering niet wenschten te aanschouwen
van den favoriet van hun eigen koning toen
kwam Harko de heraut als een orkaan het tooneel
op. Het was niet dc Harko van dien ochtend, die als
een dolleman aan kwam stormen, met uitpuilende
oogen en golvend rood haar en een baard, die onder
't gaan scheen te knetteren. Het was niet minder
dan een duivel, zei het volk, die onverwachts te
voorschijn kwam en zulke kreten slaakte, als nog
nooit iemand gehoord had. Niemand kon verstaan,
wat Harko uitbrulde. Sommigen zeiden, dat het
zijn moedertaal, Thraeisch, was. Maar de lucht
daverde door het geweld der machtige klanken, die
de atmosfeer in geslingerd werden. Forsche mannen
drukten de handen tegen de ooren om het gehoor
niet te verliezen. Honden rukten'zich los van de
zijden hunner meesters en vluchtten weg naar de
bergen, parasangen ver. Er wordt beweerd, dat het
ontzettende lawaai de wolken samendreef aan den
hemel, zoodat er regendroppels vielen.
„Die meneer Harko is geen mensch," zei de koning
van Egypte ontsteld. „Ik ben vei-wonnen door
tooverij."
„Zoo lijkt 't mij ook," piepte het ontdane Indië.
,,'t Is niet eerlijk, bij zoo'n wedstrijd de hulp dei-
goden in te roepen."
Maar de groote koning, bovenmate verheugd,
sloeg zijn gasten joviaal op de schouders en riep
„Net wat ik je gezegd heb, heeren is 't niet zoo
Mijn Harko spéélde maar een beetje met die luitjes
van jullie vanmorgen. Zullen we maar weggaan en
afrekenen Of willen jullie Ilarko nog even hooren?
Maar enkele minuten later, in het paleis, toen de
koninklijke gasten droef liun verliezen zaten te
tellen, en de groote koning een andere japon aan
trok, kwam Araspas, hijgend en met een doodsbang
gezicht, het appartement van zijn meester binnen
stormen en greep hij den zoom van diens kleed. „Red
mij, red mij griende hij.
„Je redden, Araspas Waarvoor Je hebt je
nobel gedragen, wélken kunstgreep je dan ook
gebruikt moge hebben. Het is je gelukt, het oude
vuur weer op te rakelen in Harko. Hoe heb je t
gedaan Of luéld Harko zich maar zoo van
ochtend t"
Onderwijl dacht de koning er over na, of liij Araspas
wel redden zou, als er iets te redden vielwant aan
een geredden Araspas zou hij, billijkerwijze, de helft
van zijn winst, moeten afdragen.
„Harko is voor het paleis bezig, soldaten neer te
slaan, die hem tegen willen houden, hecle rijtjes
tegelijk gilde Araspas. „Hij vernielt er twee tege
lijk door hen met hun schedels tegen elkaar te slaan.
Hij staat mij naar 't leven. Ik had gedacht, dat ik
hem boos moest maken, 0111 hem zijn oude stem
terug te laten krijgen, ziet u dus toen lieb ik laten
rondstrooien, dat gij Pantheia in uw harem opge
sloten had, op mijn inblazing, omdat ze zijn stem
had bedorven."
„Schitterend bedacht, Araspas. En 't was niet
zoo, hè V'
*,Nee heer, ik heb haar hier in 't paleis in de linnen
kamer verstopt, onder soliede bewaking."'
„Hm," deed de koning, „geen kwaad idee. Maar
Harko zal 't je wél een beetje kwalijk nemen. en
mij misschien ook 1"
„Zat ik maar weer in Sogdiana kreunde Araspas.
„Hoor die verschrikkelijke stem eensZe komt
dichterbij
„We hebben een achterdeurtje hier in 't paleis.
Araspas," zei de koning. „Als je daar uit gaat, heb
je minstens vijf minuten voorsprong. Misschien is 't
maar wijzer, dat je gaat: Maar over de halve
winst zei hij niets, want (laar was geen tijd voor.
.Uit zijn wachttoren keek de groote koning uit
over de groote vlakte, en hij zag, een eind van elkaar,
twee stofwolken schuiven, in de richting van
Sogdiana. „De voorste wolk zal Araspas zijn,"
peinsde de koning tevreden. „Maar de achterste
haalt hem in. Zoo komt alles een werkelijk grooten
koning ten goede." E11 hij wenkte een boodschapper,
die een derde stofwolk vormen moest. „Zeg tegen
Harko," beval hij, „dat hij Pantheia hier kan komen
afhalen. als hij klaar is."