DE MAN MET HET BLAEJWE MASKER floor* ANTHONIE MORTON 22 TWEEDE VERVOEG De inspecteur had. 'n gevoel alsof hij een stomp in zijn maag kreeg. Hot duizelde hem voor de oogen. Hij hoorde het zachte ademhalen van den ouden man en het tikken van een half dozijn klokken. „Ik vind, dat je nieuwtjes genoeg aan vrind Bristow verkocht hebt, Levy," zei de man met de sportpet, ruw de stilte verbrekend. Levy mompelde verward. De inspecteur voelde een eigenaardige spiertrekking in zijn maagkuil en een kou, die in den winkel scheen te hangen, ondanks de hitte van den dag. Hij huiverde. „Je gaat een heel erg lange reis ondernemen, als Bristow niet te voorschijn komt," hernam do man met de sportpet. „Dus. Bristow slikte een brok in zijn keel weg en trad vooruit. Levy stond tegen den muur te beven en de man met de sportpet had iets in zijn rechterhand, iets, dat hij losjes vasthield en naar den politieman liet wijzen hij scheen op Levy niet meer te letten. De man hief de revolver ■■■«■■•••■■■a hooger. Een oogenblik kneep Bristow zijn oogen half dicht. Toen vloog er iets zoetigs, iets weeïgs door den winkel, iets dat Bristow deed hijgen en naar adem snakken. Hij hoor de den dief lachen, een schor, onaangenaam, knarsend geluid. Hij zag Levy op den vloer zakken. De hand van den ouden mau greep in de lucht, zijn mond ging vertrokken open. Er doemde een vage schaduw voor Bristow's oogen op, hij worstelde even, om op de been te komen, toen verloor hij het be wustzijn. De man met de sportpet doorzocht snel de zakken van den detective, vond de Kenton-broche en stopte die in zijn eigen zak. Hij repte zich den winkel uit, met gebogen schouders, zijn hoofd in den kraag van een havelooze regenjas. John Mannering grinnikte zachtjes. Bristow en de pandjesbaas werden gevonden door een vrouw, die een paar schoenen wou beleenen. Zij zag de twee bewustelooze mannen liggen en daar zij aan zulke blijken van geweldpleging niet gewend was, zelfs in 't Oosten van Londen niet, holde zij schreeuwend de straat op, waar zij een paar minuten later door een politieagent werd opgevangen en ondervraagd. Do agent ging op onderzoek uit. Hij herkende den inspecteur en wist, dat hij om de minste fout een leelijken tik op zijn vingers krijgen zou. Bristow werd bij kennis gebracht en de agent ontdekte met opluch ting, dat zijn meerdere niet ernstig gegast was. „Baron mompelde de woedende Bristow, een twee uur later. „Baron 't Zal een heelen tijd duren, voor ik dien naam vergeet. Heb je iets gevonden, Tank V' Sergeant Jacob Tring, bijgenaamd Tank wegens zijn langzamen, zwaarwichtigen,maargewoonlijk toch zeer afdoenden arbeid, schudde het hoofd en keek somber in het bleeke gezicht van zijn chef. „Niets. Ik zou nog maar niet rooken, chef," ging Tank voort. „Je ingewanden kunnen 't eene hebben en 't andere niet." „Loop naar den bliksem," snauwde Bristow. „En fin, we wéten nu tenminste iets. Laat alle bureaux oproepen voor den baron D. Baron laat dat lommerdbriefje nakijken op vingerafdrukken...." „Er is geen lommerdbriefje," zei Tank. Hij klaarde aanmerkelijk op, toen hij die verklaring aflegde, want hij was iemand, die van slecht nieuws op knapte en van goede tijding bedrukt werd. „Heeft ie meegenomen." Bristow ging te keer, zooals Tank hem nog maar zelden had hooren doen. „Wacht maar, ik zal...." mopperde hij; toen schoot hij opeens, dwaas, in den lach. Tank kende zijn meerdere reeds lang en was op alles voorbereid. De sergeant haalde zijn smalle schou ders op en keek uit het raam van Bristow's bureau kamertje op de Yard. De sergeant was een lange, Winnaar van tien Lippineott- prijs ran 7500 tlollar KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE John Mannering doet een huwelijksaanzoek aan de lieftallige Marie Overndon, maar wordt afgewezen, omdat zijn financieele omstandigheden niet bepaald gunstig zijn. Na deze teleurstelling begeeft hij zich naar Londen, waar hij door spelen en fuiven ver getelheid tracht te zoeken. Het restant van zijn kapi taal smelt nu weg als sneeuw voor de zon. Lord Fauntley, die in de. meening verkeert, dat John Mannering zeer rijk is, noodigt hem te zijnen huize en stelt^ zijn dochter Lorna, een kunstschilderes, aan hem voor. John toont warme belangstelling voor de ongeëvenaarde collectie edelsteenen, welke lord Fauntley bezit, en die in een speciale kluis is opgeborgen. Rij stangt erin het geheim, van de safe te vernemen en langzaam rijpt het plan in hem de kostbare juweelen te stelen. Bij deze inbraak wordt hij op heeterdaad betrapt door Lorna. Rij neemt ijlings de vlucht en laat de sieraden achter. Manne ring gelooft niet,, dat zij hem herkend heeft. Alsof er niets gebeurd is, noodigt hij haar den volgenden avond wit te gaan dansen. Inspecteur Bristow van Scotland Yard wordt belast met de opsporing van een Kenton-broche, welke op zonderlinge wijze in een dancing bij een der gasten ontvreemd werd. Rij wendt zich tot een Londenschen opkooper, die het, juweel inderdaad in zijn, bezit heeft, en ontmoet daar toevallig John Mannering. magere man met een verdrietig voorkomen. Hij droeg een glimmend blauw pak, gelapte, maar goedgepoetste schoenen en, zelfs op 't bureau, een bolhoed, die hem twee maten te groot wasde hoed van Tank was een beroemd stuk op de Yard. „Levy zei, dat u de broche in uw zak had, chef, dus we hebben maar even gekeken. De broche was weg natuurlijk." De lach week van Bristow's gezicht. De gewaagd heid van den zet had even zijn gevoel voor humor gepakt, maar de plicht, te rapporteeren, dat hij in 't bezit van de Kenton-broche was geweest, ontnuch terde hem. Als de douairière dat te weten kwam, zou ze heel wat last en opschudding veroorzaken. Hij moest aanpakken. Hij haalde diep adem en ging naar 't bureau van hoofdinspecteur Lynch. Bristow bracht mondeling rapport uit. Lynch, groot, rood. vroedzaam en vroo- lijk, glimlachte langzaam. „Je hebt je laten beetnemen, Bristow," zei hij. „Maar wat zou de vent willen met die vertoomng?" „Als ik dat wist,"" mopperde Bristow. „Had je 'm wel eens gezien of iemand, die op hem lijkt vroeg Lynch, die zelden tijd verkwistte. „Er loopen er zoo tien in iedere dr ukke straat van Londen-Oost." „Oogen Huid Haar „Oogen en haar bedekt, huid donker." „Stem V' „Grof, scherp zou ik direct herkennen, als ik 'm weer hoorde." „Je zegt zóu. Wat bedoel je V' vroeg Lynch kalm. „Hij hèeft z'n stem net zoo handig verdraaid als zijn schrift," zei Bristow, „en hij heeft zo allebei meegepikt, toen hij wegging." „Natuurlijk," zei Lynch. „Je hebt je wel eens be ter gehouden. Hoe heette hij zoogenaamd, zei je t" „Baron. D. Baron," zei Bristow. De lijntjes om de oogen van den hoofdinspecteur trokken plotseling strakker, zijn volle lippen kwa men iets naar voren. „Da's buitengewoon grappig," zei hij. „Dat vond Levy ook," zei Bristow. „Maar hij dacht niet wat ik denk," zei Lynch lang zaam. „Voel je je weer in orde?" De glimlach kwam terug om den mond van ouden Wim. Hij begreep, dat Lynch een idee had. „J-ja. Waarom t" Lynch stond op en nam zijn hoed van den haak aan de deur. Hij duwde Bristow de gang in. Toen zij naast elkaar liepen Watt en Half Watt, zeiden die leden der maat schappij, die voor Bristow den naam ouden Wim gevonden hadden zei Lynch, met zijn merkwaardig zachte stem ,,'t Is vreemd, buitengewoon vreemd, dat we van morgen Charlie Dray geknipt hebben, omdat hij den Kia-armband van de hand wou doen. Wel eens van don Kia-armband gehoord „Jawel," zei Bristow. Hij kon ziclx echter niet herinneren, hoe 't zaakje precies in elkaar zat, maar do naam klonk bekend. „In Februari op 't bal in Portland-house aan me vrouw Chunnley ontfutseld," zei Lynch, ,,'t Licht ging uit, mevrouw Chunnley voelde den armband van haar pols schuiven, en meteen ging 't licht weer aan." „Dus u denkt," zei Bristow, „dat er verband is tusschen den Kia-armband en de Kenton-broche V' De hoofdinspecteur knikte. „We gaan nu naar Charlie Dray hij zit op 't moment in de Bow Street. Vanmorgen probeerde hij een paar groote steenen uit den Kia-armband te verkoopen. Hij zei iets, dat nogal raar klonk voor meneer Baron." Lynch zei verder niets meer, tot zij voor Charlie Dray stonden, in een kamer in de Bow Street, een minuut of twintig later. Charlie Dray was spichtig en bleek. Hij had rood haar. Eéns was hij befaamd als een inbreker van uit zonderlijke bekwaamheid. Geen slot was te ingewik keld geweest voor zijn kunst, slechts door verraad was hij tegen de lamp geloopen. Na vijf jaar brom men had hij aan zijn beroep verzaakt, zijn kost ver diend door 's winters pepermuntjes te verkoopen bij 't voetbal en 's zomers ijswafels bij de wedrennen. In de drie jaren, dat hij op vrije voeten was, had hij zich niet éénmaal tegen de wet bezondigd, voorzoo ver hoofdinspecteur Lynch wist. Maar dien och tend. „Charlie," zei Lynch vriendschappelijk, „ik zie je niet graag weer in uniform, dus verzoek ik je, compléét je verhaal te vertellen, aan ouden Wim en aan mij. Lach niet, Charlie Dray grinnikte hij was een bekende grapjas. „U wil me d'r tusschen nemen, niet 1 Ik laat me hangen als ik de waarheid zeg. „Pardon zei Lyneh beleefd. Charlie gnuifde. „Zonder gekheid, meneer, wat ik gezegd heb is de volle waarheid, al moet ik er voor hangen, hoofd inspecteur. Een maand geleden komt er een vent hij me en die zegt „Charlie, ik heb gehoord dat je nogal hekend bent met sloten...." „Dan heb je zeker in 'n erg oud boekie gekeken, vader," zeg ik. „Nou wil ik geen schade doen aan je moraal," zegt ie. „Zei hij moraal vroeg Lynch streng. „Ik heb toch gezegd, dat ik de volle waarheid spreek zei Charlie gekwetst. „Moraal zei ie, en ik zeg óók moraal, want als je 't zoo bekijkt is 't een mop. Ik vroeg hoezoo. „Voor geen geld van de we reld," zegt ie, „maar ik heb 'n stelletje ouwe brand kasten opgekocht, en daar zijn d'r een paar van op slot, en die wil ik open hebben." „Gelijk opdeelen zeg ik. „Dan doe ik 't." „Gelijk opdeelen," zegt ie, dus toen gingen we naar 'n adres in de Brick Street." „Zou je dat adres terug kunnen vinden vroeg Lynch. „Oogen dicht en 'n doek ervoor," zei Charlie, „en naar dien George, waar ie de kastjes van gekocht had. „Daar staan ze," zegt ie, „dan kan je zien, dat ik ze gekocht heb. Nou neem ik ze inee naar 'n adresje in Lambeth, en jou ook, dan kun je ze voor me open maken." „Weet je dat adres in Lambeth nog t" vroeg Lyneh. „Weet ik m'n móéder nog Dus we gingen d'r heen. Ik maakte die kasten open en hij haalde de sloten d'r uit. „D'r uit 1" herhaalde Bristow, die met een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 22