DE SCHUTSENGEL VAN DE
E
ALBATROS
Erik Larsen
door
n
^en onverwachte windstoot had bijna
Sigrid's hoedje meegenomen. Zij greep
het nog bijtijds en tornde tegen den
straffen wind op, die een zitten smaak
van zeewater op haar lippen achterliet. Bij
den havendam hield zij den pas in en zette
zich schrap om staande te blijven. Op haar
gelaat, dat een hoogroode kleur droeg van
inspanning, teekende zich teleurstelling af.
De „Hildesheim" was reeds vertrokken en in
de haven van Reikjavik lag geen enkel ander
stoomschip, dat de Noörsche vlag voerde.
Sieve Jorgens, de Deensche havenmeester van
Reikjavik, had juist een boom over de vliegerij op
gezet met den kapitein van de „Albatros", toen hij
onverwacht damesvisite kreeg. Er trad een rank
meisje zijn bedompt kantoortje binnen, gehuld in
een ruime oliejas en met een potsierlijk klein hoedje
op haar blonde haren. De mannen keken die onge
wone verschijning verbluft aan, totdat Sigrid's
zangerige stem hen plotseling tot zichzelf bracht.
„De „Hildesheim" van Drontheim, heeren V'
„Gisteren vertrokken," antwoordde Sieve Jor
gens prompt. „Had u misschien een boodschap TJ
kunt van hieruit een radiogram aan den kapitein
zenden."
Sigrid schudde haar warrige lokken. „Ik had de
reis mee willen maken," zei ze terneergeslagen.
„Kapitein Undset wist het niet, anders had hij het
vertrek wel een dag uitgesteld. Nu zal er niets an
ders op zitten, dan op de „Stavanger" te wachten."
„Dat duurt wel een maand," merkte Sieve Jorgens
op. „Bent u uit Hoorwegen
„Uit Drontheim, ik ben hier een paar weken op
bezoek geweest bij vrienden. Jammer, is er geen
ander schip, dat spoedig naar Noorwegen vertrekt
Sieve Jorgens wisselde een snellen blik met den
kapitein van de „Albatros". „Misschien wil Per
Varland u meenemen," wees hij haar op zijn vriend.
Sigrid wendde zich vragend tot den man, die zich
bescheiden teruggetrokken had, toen zij het woord
tot den havenmeester richtte. Hij had een prettig
gezicht en was een hoofd grooter dan zij. „U V'
vroeg zij^ blozend onder zijn onderzoekenden blik.
Om den wilskrachtigen mond van Per Varland
verscheen een besluitelooze trek. „De „Albatros" is
maar een klein stoomschip en niet ingericht voor het
vervoer van passagiers, jongedame."
„Dat zijn de „Hildesheim" en de „Stavanger"
ook niet," zei Sigrid vlug. „Ik ben met weinig te
vreden en gewend me te behelpen. Ik zal u graag
den vollen vrachtprijs betalen."
„Neem haar mee, Per je hebt toch nog een hut
open," viel Sieve Jorgens haar bij.
Per Varland haalde de schouders op. „U moet het
zelf wetenals u het bekrompen verblijf aan boord
van de „Albatros" voor lief wilt nemen, kunt u zich
mijnentwege inschepen. We vertrekken morgen
middag om twaalf uur. Ik zal zorgen, dat er om half
twaalf een boot voor u aan den steiger ligt."
„Dank u wel, ik zal op tijd zijn, kapitein," glim
lachte Sigrid. Zij wendde zich met een hoofdknikje
naar de deur en keerde zich daar eensklaps om. „Ik
hoop, dat u geen gezouten huiden geladen hebt,
kapitein Varland vroeg zij met een ondeugenden
blik.
„Bronwater," antwoordde Per Varland kortaf.
Sigrid liet de hand, die reeds naar den deurknop
uitgestoken was, plotseling zakken. „Grappig,"
zei ze aarzelend, terwijl zij Per Varland nieuwsgierig
aanzag, „dan zijn we dus zooiets als concurrenten."
„Concurrenten t"
„Ik ben de dochter van Henrik Fritjof," antwoord
de Sigrid glimlachend. „Ik hoop een prettige reis met
de „Albatros" te maken, kapitein."
De deur ging open en dicht en Per Varland keek
verbluft naar den verveloozen deurknop. „Als ik dat
eerder geweten had, zou ik haar niet meegenomen
hebben," wendde hij zich grimmig tot Sieve Jor
gens. „De oude Fritjof heeft me op alle mogeüjke
manieren den voet dwars gezet en als hij zijn zin
gekregen had, zou de „Albatros" thans niet gereed
liggen om haar eerste reis met een lading bronwater
te maken. Ik hou toch al niet van rokken aan boord,
vrouwen loopen je altijd in den weg. Ik heb het haar
nu echter eenmaal beloofd en ik zal dus wel door den
zuren appel heen moeten bijten. Maar als ik geweten
had, dat zij de dochter van Henrik Fritjof was
Hij trok hevig aan zijn pijp en verliet met driftige
passen liet kantoor.
Per Varland mocht er een hekel aan hebben met
vrouwenrokken te varen, hij had in ieder geval geen
reden zich over Sigrid Fritjof te beklagen. Zij liep
hem nergens in den weg, viel hem niet lastig met 011-
noozele vragen en drong aan niemand haar gezel
schap op. Stipt op tijd verscheen zij aan tafel, lokte
geen conversatie uit, als hij zelf niet begon en ver
dween weer naar het dek of naar haar hut, zoodra
de maaltijd achter den rug was. Den dag bracht zij
grootendeels door in een beschut hoekje op het
voordek en de eenige, met wien zij nog wel eens een
praatje maakte, was de tweede stuurman, een jonge
Engelschman, die wanhopige, doch minder geslaagde
pogingen deed haar het hof te maken.
„Zij blijft ijskoud," beklaagde John Dickson zich
op de brug, toen hij zich op den tweeden dag na het
vertrek met Per Varland alleen bevond. „Als je haar
een complimentje maakt, heeft zij een manier om je
aan te kijken, die je doet bevriezen."
„Ze zal een aardje naar haar vaartje hebben,"
schamperde Per Varland. „Die zou iemand, die hem
in den weg staat, éven ijskoud den nek omdraaien."
„Kent u haar vader informeerde de stuurman.
„Nooit gezien en ik zou vloeken, als ik zei, dat ik
gebrand was op de kennismaking."
„Waarom hebt u dan een hekel aan hem
„Waaróm t" brieschte Per Varland. „Jarenlang
heeft hij het monopolie gehad van het vervoer van
geneeskrachtig bronwater van IJsland naar het vaste
land en hij is er rijk van geworden. Dit jaar was
echter zijn contract met de Deensche regeering af-
geloopen en ik wierp ook een balletje mee naar het
vervoer. Ik zat dik in de schuld met de schuit en had
een geregelde vracht noodig als brood. Zoodra hij
ervan hoorde, nam hij de scheepshypotheek over en
een week later dreigden zijn advocaten de „Alba
tros" in beslag te zullen nemen, als ik niet betaalde.
Ik hèb betaald, maar voor de rente zal ik een jaar
voor niets moeten werken. Maar dat kan me niet
schelen. Ik heb 'n derde gedeelte van de vracht toe
gewezen gekregen en de rest krijg ik later nog wel."
„Dat meisje is wel aardig," zei de jonge stuurman
droomend.
„Ieder zijn smaak," antwoordde Per Varland kort,
terwijl hij den ander zijn rug toewendde. Hij voelde
zelf, dat hij niet oprecht was. Soms speet het hem wel
eens, dat het meisje een dochter was van den ge-
haten Henrik Fritjof. Zij had een aardig gezichtje
en haar zangerige stem maakte hem altijd warm.
Maai' de gedachte aan haar vader was voldoende om
de vlam te blusschen, die zij onwetend en tegen zijn
wil in hem ontstak. Zij was een Fritjof en die naam
had denzelfden klank in zijn oor als een vloek.
Het was op een regenachtigen dag dat het stoom
schip „Hildesheim" van de Henrik Fritjof-Reederij
de haven van Drontheim binnenliep. Het tijdstip
van aankomst was radiografisch aan de reederij mee
gedeeld en Henrik Fritjof was de eerste, die aan boord
verscheen, toen het schip aan de boei lag.
„Is mijn dochter meegekomen 1" was zijn eerste
vraag aan kapitein Undset. Sigrid was zijn eenig
kind en het was een publiek geheim in Drontheim,
dat hij om haar te plezieren zelfs een poging zou heb
ben willen doen, om de sterren van den hemel te
plukken.
„Neen," antwoordde kapitein Undset en de koude
grijze oogen van Henrik Fritjof zwierven over het
watervlak naar de „Stavanger", die gereed werd
gemaakt om den volgenden morgen uit te varen.
„Dan komt zij met de „Stavanger" mee," mom
pelde hij, terwijl hij den gezagvoerder naar
de kajuit volgde.
Toen zij binnen waren, deed hij zorgvuldig
de deur dicht. „En vroeg hij nieuws
gierig.
Kapitein Undset ging zitten. „Een klein
schuitje," antwoordde hij geringschattend.
„Maar de ..Albatros" heeft een kapitein aan
boord."
„Je bedoelt informeerde Henrik Fritjof
ongerust.
„Dat Per Varland ruggegraat heeft, meneer
Fritjof. Hij zal er zich niet „uit" laten concurreeren;
zelfs niet, als hij met verlies zou varen.
„Hij vaart reeds met verlies." viel Henrik Fritjof
hem in de rede.
„Dan zal hij het blijven doen, totdat er niets meer
te verliezen is," zei kapitein Undset kort en bondig.
„Ik heb hem gesproken, meneer. Hij is uit dat harde
soort hout gesneden, waarop het scherpste mes zich
bot snijdt...."
Henrik Fritjof ging met ruzie van boord. Hij ver
droeg het niet, dat anderen aan zijn levenswerk
knaagden. Als self-made man was hij trotsch op het
geen hij tot stand had gebrachteen bloeiende ree
derij met slechts twee schepen, die echter met de
grootste scheepvaartmaatschappijen kon wedijveren
wat rendabiliteit betrof. De duivel zou den man halen,
die hem te na gekomen was.
Henrik Fritjof bezat geld in overvloed. Hij had
het lang niet allemaal noodig, want hij leefde zuinig.
En hij wist, dat Sigrid het evenmin noodig zou heb
ben. Zij was een verstandig meisje, dat haar een
voudige visschersafkomst noch in haar leven, noch
tegenover de menschen verloochende. Maar het was
hier geen kwestie van geld. Het ging om de eer van
een naam en het is overbekend, dat de eer in een
menschenleven gevoeliger wordt, naarmate het geld
er een onbeduidender rol in gaat spelen.
Dien avond zat Henrik Fritjof met een somber
gezicht in de pompeuze bibliotheek van zijn villa
aan de Drontheimfjord. Als een versnelde film trok
zijn levensloop aan zijn donker blikkende oogen
voorbij. Hij was een doodarme visscher, toen het
vasteland de geneeskrachtige waarde ontdekte van
de geysers op IJsland. De Deensche maatschappijen
wilden met geringe middelen de zaak groot
scheeps aanpakken en hij had de kans gegrepen.
Zakendoen was risico en hij had niets dan een schuit
te verhezen.
Het geluk is met de stoutmoedigen, zegt een
spreekwoord. En de waarheid daarvan had Henrik
Fritjof ondervonden. Het bronwater vond aftrek en
het transport groeide uit tot massavervoer. Hij werd
er de man van, die hij thans was, en vandaag stonden
anderen gereed, om óók van den boom te plukken,
dien hij met vereelte handen geplant en met zijn
zweet bevochtigd had. De duivel zóu dien Per
Varland halen, die, met een beroep op het Deensche
burgerschap van de IJslanders, de Deensche regee
ring had weten t.e bewegen, hem ook een deel te gun
nen van de vruchten, waarvan een ander de kiem had
gelegd
Henrik Fritjof ging dien avond wraakzuchtig ge
stemd naar bed.
Zooals het geluk doorgaans is met de stoutmoe
digen, zoo is het gunstige toeval vaak met de boozen.
Henrik Fritjof liep twee dagen op plannen te broeden
om zijn concurrent in den grond te boren en in dien
tijd voer de „Albatros" een zeker noodlot tegemoet.
In den laten avond van den tweeden dag reed Hen
rik Fritjof naar de haven. De „Albatros" werd ver
wacht en hij kon geen rust vinden, voor hij den man,
die hem van een deel van zijn rijkdom dreigde te be-
rooven, met eigen oogen had aanschouwd.
Er hing een dichte, loodzware mist aan de kust,
die van het licht van den vuurtoren niet meer door
liet dan een wazig schijnsel, dat op vijftig meter af
stand reeds onzichtbaar was. Naargeestig en zwak
klonk de misthoorn door den nacht, de eenige stem,
die de schepelingen waarschuwde voor de gevaarlijke
riffen, die hen voor de kust met schipbreuk en onder
gang bedreigden.
In de haven was alles tot rust gekomen, het werd
middernacht en nog altijd zat Henrik Fritjof met ge
spannen aandacht te luisteren naar de twee stooten
op de fluit, die het teeken zouden zijn, dat de