„Albatros" de haven binnenvoer. Plotseling verliet hij
zijn plaats achter het stuur. Verbeeldde hij het zich
niet 1 Hoorde hij den misthoorn inderdaad niet meer
Hij luisterde scherp en keek ongerust in de richting
van den vuurtoren. Hij had zich niet vergist, de stem
van den misthoorn op het rif was werkelijk verstomd.
Zijn eerste gedachte was aan het gevaar, dat de
„Albatros" liep. Hij begaf zich naar den voet van den
vuurtoren. In het huisje van den ouden Bjornstom
brandde licht. Hij wierp een blik door het venster en
zag. dat de vuurtorenwachter voorover op tafel in
slaap gevallen was. Hij hief zijn hand reeds op om
hem te wekken, toen hem plotseling een boos denk
beeld inviel. Waarom zou hij den man niet laten
slapen Het was toch niet zijn plicht voor de vei
ligheid van de binnenvallende schepen te waken
En de „Albatros" wel, die Per Varland verdiende
zijn noodlot. Aan 'n concurrent was niets verspeeld....
Henrik Fritjof verliet op zijn teenen het venster.
Hij keerde naar den auto terug en bleef nog een
oogenblik luisteren. De misthoorn zweeg nóg. Als
de „Albatros" reeds dichtbij was, zouden zij en haar
bemanning 'n bijzonderen schutsengel noodig hebben,
om hen voor den ondergang te behoeden. Alsof de
duivel hem op de hielen zat, reed hij snel terug naar
zijn villa.
Dien avond was Sigrid Fritjof niet naar bed ge
gaan. In een warme jas gehuld liep zij heen en weer
op het dek, de koude en den mist trotseerend, om
getuige te kunnen zijn van het binnerdoopen in
de haven. Per Varland stond zelf op de brug, met de
handen begraven in de diepe zakken van zijn jekker
"en scherp luisterend naar de signalen, die hij elk
oogenblik van de landzijde kon verwachten.
„Gemeen weer," bromde hij tegen den matroos,
die het roer hield. Hij wierp nogmaals een blik op
de kaart en greep naar de machinetelegraaf. „Halve
kracht," commandeerde hij. De „Albatros" moest
reeds dicht onder de kust zijn en voor het Dront-
heimrif koesterde hij een heilige vrees.
Beneden zag hij Sigrid heen en weer wandelen. Met
de handen in haar zakken en een vasten stap, als een
echte zeemansdochter. Het kon hem spijten, dat zij
hem straks verliet, en als zij geen Fritjof was ge
weest
Droomend waakte hij over het lot van de „Alba
tros". Daar beneden bleef Sigrid rusteloos op en neer
wandelen, nu en dan stampend met haar voeten
om de kou te verdrijven. Tevergeefs trachtte zij
den dikken mist te doorboren. Op geen mijlen na
viel te raden, hoever zij zich nog van de kust be
vonden het wachten was op den misthoorn van
het Drontheiinrif. Traag verstreek de tijd. Sigrid
werd plotseling opmerkzaam op de aanwezigheid van
eenige zeemeeuwen. Zij wiekten rond de „Albatros",
scheerden langs het water en verhieven zich krij-
schend in de lucht. Het waren de bewoners van het
Drontheimrif, die nooit nalieten een schip tegemoet
te vliegen, of eenige mijlen uitgeleide te doen. Zij
volgde hun speelsche vlucht en legde luisterend het
oor in den wind. Kon zij den misthoorn niet hooren
De meeuwen werden talrijker en langzaam maakte
zich een gevoel van onrust van haar meester. Zij
kende de kust en verstond de kunst aan sommige
verschijnselen en de kleur van het water de plaats
te bepalen, hoever zij zich nog van het land bevond.
Maar thans was het mistig en donker en was die kunst
waardeloos geworden. De onrust, die zich van haar
had meester gemaakt, deed haar op haar hoede zijn.
Met het gezicht in den wind gekeerd bleef zij luis
teren. Zij hoorde niets dan het gekrijsch van de
meeuwen, het stampen van de machine en het sterke
gedruiseli van het schroefwater. Doch plotseling
róók zij ook iets: een sterke lucht van creosoot en
teer, geuren, die overwoeien van de Sogne-werf. M'n
God, de „Albatros" moest reeds zéér dicht onder de
kust zitten.
Een ondeelbaar oogenblik stond zij als verlamd
van schrik. Doch eensklaps kwam zij tot zichzelf.
Zij stormde de trap op en verscheen met een doods
bleek gezicht op de brug.
„Achteruitgilde zij Per Varland toe, terwijl zij
hem bij den arm greep. „We zitten vlak bij het
rif.
In de blauwe oogen van Per Varland kwam een
uitdrukking van ongeloof, maar de angst in dat
bleeke meisjesgelaat greep hem zoo aan, dat hij als
onder dwang aan haar bevel gehoorzaamde.
„Langzaam stop volle kracht achteruit
gingen zijn snelle bevelen langs de maehinekamer-
telegraaf.
De „Albatros" stampte en trilde onder 't plotse
linge geweld, dat haar werd aangedaanzij scheen
een oogenblik stil te liggen en stampte daarna achter
uit. Per Varland wendde den boeg naar het veilige
Zuiden en kreeg eindelijk een oogenblik tijd om een
verwonderde vraag te stellen.
„Hoe weet u dat. V' vroeg hij onzeker en nog
steeds twijfelend aan haar bewering.
Sigrid stond bleek en bevend naast hem. „Ik rook
de teerlucht van de werf," gaf zij hem met een af
gewend gelaat ten antwoord, terwijl haar scherpe
oogen het dichte mistgordijn trachtten te doorboren.
„Kijk daar daar. vervolgde zij eensklaps
met een stem, die huiverend oversloeg van angst.
Per Varland keek in de richting, die zij hem wees.
Aan bakboord, nauwelijks tien meter van hen van
daan, dreven zij een wazig schijnsel voorbij, het
lichtbaken, dat het gevaarlijke Drontheimrif aan
gaf. Verschrikt keek hij haar aan.
„De „Albatros" en haar bemanning hebben hun
behoud aan u te danken," zei hij met een trillende
stem en geen van beiden schenen zij te bespeuren,
dat zij nog altijd hand in hand stonden
In den vroegen morgen viel Sigrid Fritjof als een
bom de werkkamer van haar vader binnen. De mist
was allang opgetrokken en geen noodschot had de
bewoners van de kust in den afgeloopen nacht ver
ontrust, maar Henrik Fritjof zag er uit. alsof hij
geesten had gezien. Sigrid bracht een verlegen gast
mee, wiens arm zij omkneld hield, alsof zij het innig
met hem eens was.
„Ik ben met de „Albatros" meegekomen, vader,"
zong haar stein door het kille vertrek.
„Met de „Albatros" zeg je V' stamelde Henrik
Fritjof en thans zag hij er eensklaps uit, of hij op
het punt stond door een beroerte te worden over
vallen.
„Jawel en ik heb Per Varland meegebracht,"
schalde Sigrid de tweede strophe van een lied, waar
van hij de melodie voelde trillen in zijn hart.
Per Varland stond daar met zijn pijjekker nog aan
en zijn pet in zijn hand. „Zij hield niet op, meneer
Fritjof," zei hij bedremmeld. „Dat wil zeggen,"
verbeterde hij haastig, „ik zou toch gekomen zijn.
De „Albatros" is aan een groot gevaar ontsnapt en
ik moest u even zeggen, dat zij de schutsengel is ge
weest, aan wie wij ons behoud te danken hebben ge
had.
„De schutsengel," liet Henrik Fritjof zich schor
ontsnappen, maar niemand hoorde zijn „God dank",
dat naar den hemel opsteeg.
WASCHDAG AAN DE MAAS BIJ POEDEROOIEN
I rf-lf-HIS».