SNOEZIG JUMPERTJE
MOUW
RUGPAND
LINKER
VOORPAND
beginnen we aan het armsgat. Daarvoor kanten wo
aan den kant van den zijnaad bij de 101e, 103e,
105e, 107e, 100e naald telkens 2 steken af. Om den
V-hals te krijgen minderen we aan deze zijde van het
werk bij de 122e, 124e, 126e, 128e, 130e, 132e, 134e,
136e, 138e, 140e, 142e en 144e naald telkens 1 steek.
En om den schouder af te schuinen, kanten we aan
den kant van hot armsgat aan het begin van de
145e, 147e, 149e, 151e, 153e, 155e naald telkens 4
steken af.
Het reehtervoorpand. Dit wordt op dezelfde wijze
maar tegengesteld aan het linkervoorpand gebreid.
Be mouw. We beginnen deze aan den onderkant
en zetten daarvoor met blauw garen 40 steken op
ter breedte van 20 cm. Bij de 19e en verder bij iedere
volgende 10e naald (dus bij de 29e, de 39e enz.)
meerderen we aan weerskanten telkens 1 steek.
Bij de 129e naald is het werk dan 43 cm. hoog en we
beginnen dan aan den kop van de mouw. Daarvoor
kanten we aan het begin van de 130e en van elk der
3 volgende naalden telkens 3 steken af. Bij het begin
en bij het einde van de 135e, 137e, 139e, 141e, 144e,
147e, 150e, 152e, 154e, 156e, 159e, 161e, 162e, 163e,
164e, 165e, 166e, 167e en 168e naald minderen we
telkens 1 steek. Daarna kanten we alle overblijvende
steken in één keer af.
Vervolgens mazen we met fraise wol bij iedere
5e naald met een tusschenruimte van 4 steken tel
kens 2 steken op de verschillende deelen van het
jumpertje. Bij iedere nieuwe rij steekjes ver
springen we zooals het werkproefje ook aangeeft.
Om de gemaasde steekjes goed duidelijk te laten uit
komen nemen we den werkdraad dubbel.
Daarna worden de verschillende deelen vochtig
gemaakt, op het knippatroon vastgespeld, waarna
men ze een nacht goed laat drogen. Daarna kunnen
we de verschillende deelen overhands aan elkaar
naaien.
De zij- en onderkanten van het jumpertje worden
met een koord versierd. Dit koord haken we van
fraise wol en het bestaat uit lossen. Een werkdraad
bestaat uit 16 naast elkaar liggende draden. Dit doen
we om het koord op de vereischte dikte te krijgen.
Is het koord klaar, dan halen we het door het jum
pertje, zooals onze afbeelding dat aangeeft.
Om het jumpertje te sluiten haken we van vasten
4 bandjes, die elk 16 cm. lang en 2 cm. hoog zijn.
Deze bandjes worden op regelmatige afstanden van
elkaar aan weerszijden door het voorpand getrokken
en tot een strikje vastgeknoopt.
Aan den binnenkant van het rugpand wordt op
taillehoogte een elastiek vastgehecht.
VOOR DEN HERFST
VOOR 90 cm. BOVENWIJDTE
Zoo gauw als de vacanties zoo'n beetje achter den
rug zijn en de zomer ten einde loopt, verlangen we
weer naar een gezellig warm jumpertje met lange
mouwen. En willen we dit gereed hebben liggen, als
de eerste gure herfstdagen komen, dan is het zaak
er nu al aan te beginnen.
Als materiaal gebruiken we 250 gr. huzarenblauw
tweedraads frottégaren, 100 gr. fraise driedraads
zephirwol, 2 lange aluminium breinaalden nr. 3,
1 lange stopnaald met een stompe punt en groot oog
en 1 haaknaald no. 2.
Maten.. Bovenwijdte 90 cm. lengte voor (ge
meten vanaf den schouder tot aan den onderkant
van den jumper) 52 cm. ruglengte (gemeten van
af den schouder tot aan den onderkant van den
jumper) 51 cm. mouwlengte (aan den binnen
kant gemeten) 43 cm.
Maat 20 steken in de breedte en 30 naalden
in de hoogte zijn beide 10 cm.
Het rugpand. We beginnen dit aan den onderkant
en zetten met blauw garen 72 steken op ter breedte
van 36 cm. Daarboven breien we steeds afwisse
lend 1 naald recht, 1 naald averecht. De oneven
naalden stellen vanzelfsprekend den bovenkant van
het werk voor.
Bij de 29e, 39e, 49e, 59e, 69e, 79e, 89e, 99e naald
meerderen we telkens aan weerskanten 1 steek. Bij
de 99e naald is het werk 33 cm. hoog en beginnen we
met het vormen van de armsgaten. Daarvoor kanten
we aan het begin van de 100e en van elk der 7 vol
gende naalden telkens 2
steken af. Om den schouder
.af te schuinen kanten we
aan het begin van de 143e
en van elk der 5 volgende
naalden telkens 4 steken af.
Aan het begin van de 149e
naald kanten we nog eens
voor den schouder 4 steken
af, en kanten dan voor den
hals de 12 middelste steken
af, en breien met een hulp-
naald de naald verder uit.
Boven deze steken, die we
het laatste gebreid hebben,
maken we den linkerschouder
af. Aan het begin van de
150e naald kanten we aan
den kant. van het armsgat
4 steken af. Aan liet begin
van de 151e naald kanten
we aan de zijde van den
hals 3 steken af. De 152e
naald is gelijk aan de 150e
naald. De 153e naald is
gelijk aan de 151e naald. De
154e naald is gelijk aan de
150e naald.
De rechterschouder wordt
op dezelfde wijze afgebreid.
Be linkerhelft van het voor
pand. We beginnen dit aan
den onderkant en zetten
hiervoor met blauw garen
28 steken op ter breedte van
14 cm. Daarboven breien
we steeds afwisselend 1 naald
recht, 1 naald averecht. Om
de ronding te verkrijgen,
meerderen we aan het begin
van de 2e, 4e, 6e, 8e, 10e,
12e, 14e, 16e, 18e en 20e
naald telkens 1 steek. Bij de
29e naald meerderen we aan
den kant van den zijnaad 1
steek. Bij de 31e naald be
ginnen we het zakje in te
breien. We breien de eerste
8 steken en kanten dan voor
dit zakje 18 steken af en
breien dan de naald gewoon
verder ten einde. Dan leggen
we het werk zoo lang ter
zijdewe zetten op een paar
nieuwe naalden 18 steken
op en breien afwisselend
1 naald recht, 1 naald ave
recht, totdat het lapje 8 cm.
hoog is. Dan nemen we de
linkerhelft van het voorpand
weer op, breien tot aan het
begin van de afgekante steken en dan daarbij aan
sluitend de 18 steken van het zakje (dat we eerst
apart gebreid hebben) en dan vervolgens de overige
steken van de naald. Op deze wijze wordt het
zakje ingebreid. Later wordt het lapje voor liet zakje
aan den verkeerden kant van het werk met onzicht
bare steekjes vastgehecht.
Bij de 39e en verder bij iedere
10e naald (dus bij de 49e, 59e enz.)
meerderen we aan den kant van
den zijnaad telkens 1 steek. Bij de
99e naald is het werk 33 cm. hoog en
ZAKJE
RECHTER
VOORPAND
4 fl.VWi