DEN BEUL TE SLIM AF....
RUIM TIENDUIZEND GULDEN
AAN PRIJZEN!
29
DOOR JOHN PENNOCK
Screwland is een nietige koraalatol in den Grooten
Oceaan, door onaanzienlijke koraaldiertjes op
gebouwd in 'n eigenaardigen schroefvorm en
slechts hier en daar begroeid met een schrale
vegetatie. Het ligt Westelijk van de Philippijnen,
vier mijlen uit de kust van Luzon, en het is door de
Amerikaansche regeering tot verblijfplaats ingericht
voor Philippijnsche misdadigers, die tot langere
vrijheidsstraffen dan tien jaar veroordeeld zijn.
Alvin Johnston was hoofdbewaker van Screwland.
Hij had met zijn vrouw en kind een vaste woonplaats
op het eilandje een ruim, met hoog prikkeldraad
omgeven steenen huis, dat met zijn geblindeerde
vensters en zijn mitrailleurpost op het dak meer
op een miniatuurvesting dan op een menschelijke
woning geleek.
De strafbevolking van Screwland bestond uit
acht gevangenen. De zwaarstgestrafte was een zekere
John Burry, een ruwe kerel, die twintig jaar ge
kregen had voor een moord. Hij haatte Alvin John
ston met een blinden haat en vreesde hem tegelijk
als een doodelijke ziekte. Want de hoofdbewaker
van de strafkolonie was een man van strenge plichts -
betrachting, die zijn bijnaam „de beul van Screw
land" alle eer aandeed.
De gevangenen van Screwland waren betrekkelijk
vrij op het eilandje. Zij waren verplicht gedurende
vastgestelde uren zwaren arbeid: te verrichten en
Alvin Johnston zorgde ervoor, dat de Gerechtig
heid daar geen halve minuut aan tekort kwam.
Doch buiten die uren om en met uitzondering van
den nacht genoten zij bewegingsvrijheid en keek
Johnston slechts zelden naar hen om.
De eigenlijke bewakers van de strafkolonie waren
de haaien. Rond Screwland wemelde het van die
ongure klanten en als er eenmaal in de week een
aflosser van Luzon kwam en Alvin Johnston met
zijn boot voor een dag naar de bewoonde wereld
terugkeerde, vergezelde hem een eere-escorte van
tien tot twintig vraatzuchtige monsters, die zich
verlekkerden met de ijdele hoop dat hij er uit zou
vallen. Zij waren niet de eenigen, die zich in die hoop
verlustigden elke week kreeg hij denzelfden zegen-
wensch op zijn tocht mee van John Burry, die hem
al even diep teleurgesteld terug zag keeren als de
haaien.
John Burry was negen jaar op het eiland, toen
het twaalfjarige dochtertje van Alvin Johnston
een ongeluk overkwam, dat gelukkig nog goed
afliep. Het meisje bukte zich aan de glooiing van het
rif, om een handvol zeewier uit het water te halen
en eensklaps gleed zij uit. Er klonk een gil en John
Burry was er getuige van, dat zij tusschen twee
zware bedden zeewier in viel, die op het eilandje
toedreven en door den golfstroom naar de kust van
Luzon werden meegevoerd. De haaien bespeurden
de spartelende bewegingen in het water en schoten
vliegensvlug toe. John Burry was echter nog vlugger
dan de monsters. Hij wierp zich languit tegen de
glooiing neer en zag nog net kans, het meisje bij
de haren te grijpen en op het droge te krijgen. Het
kind liep huilend naar huis, nog meer bevreesd voor
John Burry dan voor de haaien, en de misdadiger
zag haar niet meer terug.
Tien minuten later kwam Alvin Johnston echter
uit zijn vesting te voorschijn.
„Je hebt mijn dochter gered," zei hij met zijn ge
wone, ruwe stem.
„En ik heb er spijt genoeg van, als ik aan jou
denk," antwoordde John Burry prompt.
„Dat begrijp ik," grijnsde de hoofdbewaker, maar
het was niet zijn gewone grijns. Hij draaide zich om
en zei over zijn schouder „Ik zal het rapporteeren,
misschien scheelt het je een paar jaar."
„Die wil ik aan jou niet te danken hebben," riep
de misdadiger hem uorsch achterna.
Daar bleef het voorloopig bij. Maar er kwam een
dag, dat John Burry niet meer zoo afwijzend stond
tegenover de gunst van Alvin Johnston. Dat was
toen hij bericht kreeg, dat zijn moeder in Manilla
zwaar ziek lag. De dokters hadden haar opgegeven
en op een morgen verscheen de onverschillige John
Burry met een vreemden trek op zijn zwart bestop-
peld gezicht voor den hoofdbewaker.
„M'n moeder ligt slecht," zei hij met een stokkende
stem.
„Dat heb ik gelezen," knikte Alvin Johnston.
En wat zachter voegde hij eraan toe „Het spijt
me voor haar en voor jou.
John Burry wees die deelneming met een ruw ge
baar terug. „Ik zou haar nog eens willen zien,"
vervolgde hij bruusk.
De hoofdbewaker schudde zijn hoofd. „Dat be
grijp ik, maar het gaat helaas niet."
..Het gaat wel," zei John Burry er onmiddellijk
overheen.
„Wat bedoel je f
„Ik bedoel dat je me mee kunt nemen in de boot.
Je moet me verstoppen. Ik zweer je dat ik tegen
den avond weer op dezelfde plek terug zal zijn,
als waar je me aan land hebt gezet."
Alvin Johnston keek hem aan als twijfelde hij
aan zijn verstand. „Ben je stapel vroeg hij ruw.
„Denk je dat ik mijn baan zal wagen voor jou
„Daar is heelemaal geen sprake van," haastte
John Burry zich en voor de eerste maal in die negen
jaren had hij iets van een smeekeling in zijn gezicht
en zijn houding. „Niemand hoeft ervan te weten
en ik zweer je nogmaals
„Niemand viel de hoofdbewaker hem hoonend
in de rede. „En je mooie kameraden dan 1 Denk
je, dat ik me aan de genade van hun zwijgen wil
overleveren f En de kans dan, die je loopt, in Manilla
te Worden herkend
„Uitgesloten, niemand kent me daarginds," barstte
John Burry hartstochtelijk los. „En voor de anderen
hoef je niet bevreesd te zijn. Ze weten waarvoor en
voor wie ik ga en ze zijn niet zoo laf
„Nee snauwde Alvin Johnston hem af.
Hij wendde zich om en achter zijn rug klonk
een woedende vloek. „De duivel zal je halen, meneer
Alvin Johnston. Als iemand zijn bijnaam verdient,
ben jij hetJe betaalt op 'n royale manier je schul
den, beul van Screwland.
Alvin Johnston hoorde hem allang niet meer.
Met groote, driftige passen had hij zich verwijderd.
John Burry keek hem met gebalde vuisten na. Ook
een misdadiger heeft zijn kwetsbare plek en die van
John Burry was gevoeliger dan de hiel van Achilles.
Die plek had een naam en heette „moeder". Hij
stond op het punt Alvin Johnston achterna te stor
men en een gevecht op leven en dood met hem aan
te gaan, maar de hoofdbewaker had zijn huis reeds
bereikt. Hij mócht hem ontsnappen dan een
volgenden keer.
Dien heelen morgen liep John Burry op den hoofd-
bewaker te loeren. Tijdens het schaftuur slenterde
hij naar den oever en eensklaps vertrok hij zijn ge
zicht tot een triomfantelijke grijns. Alvin Johnston
kwam zijn huis uit en scheen van zins een wandeling
te gaan maken. Het volgende oogenblik sloeg zijn
wraakzuchtige vreugde echter weer neer. De hoofd
bewaker was vergezeld van zijn dochter. Haar ge
zelschap hield hem voorloopig nog tegen, maar
vanavond, of morgen zoodra de kans schoon
was
Hij bleef staan en zijn strakke blik was op de
nevelige kust van Luzon gericht - de vrijheid
Maar die vervloekte haaien
Alvin Johnston kwam nader en hij hoorde hun
stemmen.
„En waar gaat al dat
zeewier nu naar toe,
vader V'
„Recht op Luzon aan.
De stroom voert het mee
en daar blijft het drijven
tot de zeewiervisschers
het binnenhalen."
„En drijft het nooit
verder naar China
of Japan V' vroeg het
meisje.
„Nee, de stroom loopt
van hier uit om Luzon
heen en het zeewier gaat
mee.
Zij gingen hem voorbij
en John Burry keek den
hoofdbewaker na met
oogen als dolkpunten.
Toen zij een eind verder
waren keerde hij zich
om.
„Een volgenden keer, Alvin Johnston," mompelde
hij tandenknarsend. Dien avond kreeg hij voor de
tweede maal 'n kans. Maar weer zag hij er van af.
Thans echter om een heel andere reden. Hij had het
sobere avondmaal gebruikt en verliet de barak.
Nauwelijks buiten ontdekte hij de eenzame gestalte
van Alvin Johnston aan den rand van het koraal.
Hij zat te visschen met zes hengels, die hij klem had
gezet tusschen de koraalgleuven. Bij wijze van tijd
verdrijf wierp hij met steenen naar de haaien, die
zich vlak onder de kust waagden.
John Burry bleef op korten afstand staan. Hij zag
Alvin Johnston een zwaar stuk koraal opnemen en
van zich afstooten. Hij had zijn krachten echter
onderschat de steen kwam niet in het water,
maar in het midden van een zwaar bed zeewier
terecht, dat vlak onder de kust langs dreef. John
Burry zocht een geschikte plek om zijn vijand voor
goed onder te dompelen en keek naar de haaien.
De vraatzuchtige monsters lieten het bed zeewier
langs zich heen drijven zonder in beroering te komen
en met een strakken blik zag hij het na. Toen keerde
hij zich plotseling om en liep naar de barak terug.
Hij was op een inval gekomen. De vrijheid en zijn
moeder óf de dood. Hier wachtte hem toch ook
de dood. En de duivel zou den beul van Screwland
op zijn tijd wel halen.
Den volgenden morgen was John Burry ver
dwenen. Niemand had hem de-barak zien verlaten,
niemand wist waar hij gestoven of gevlogen was.
Alvin Johnston liet eiken vierkanten meter van de
atol onderzoeken en dit met een nauwkeurigheid,
alsof hij er John Burrv van verdacht zich met toover
achtige middelen in een koraaldiertje te hebben
veranderd. Alle nasporingen bleven echter vruchte
loos en met de eerstvolgende boot ging zijn rapport
naar de autoriteiten. „Te water geraakt, hetzij bij
een poging tot ontvluchting of per ongeluk. Ver
moedelijk verslonden door de haaien.
De gevangenen waren dagenlang onder den indruk
van die noodlottige verdwijning. Alvin Johnston
echter niet. Hij scheen vervuld van leedvermaak,
want hij sprak met een grimmigen lach van een schurk,
die zijn verdiende loon geïncasseerd had. En daarbij
zwierf zijn blik met een soort liefkoozende uit
drukking naar de spelende haaien onder de kust van
de koraalatol, die hij roemde als de beste bewakers
van het eiland.
„De beul van Screwland," zeiden de gevangenen
verachtelijk.
Een maand later kwam er echter een brief voor
Alvin Johnston met de boot mee. Hij was bekrabbeld
met hanepooten en verzonden uit Hongkong. Het
was een zeer vreemde brief, want hij bevatte slechts
drie geheimzinnige regels.
„Den beul te slim af geweest. Haaien komen alleen
op beweging af en laten stil-drijvend zeewier onge
moeid. Groeten aan den duivel, als hij om je komt."
Alvin Johnston had een vroolijken dag na de
ontvangst van dien brief - de gevangenen hadden
hem nog nooit zoo vriendelijk en opgewekt gekend.
De reden begrepen zij niet, maar die werd als een
geheim bewaard in het huis, dat gebouwd was als
een vesting.
„Ik zou het bijna kunnen gelooveu, dat John
Burry me te slim af was geweest," lachte Alvin
Johnston dien morgen tegen zijn vrouw. „Als ik
hem het kunstje zelf niét in twee lessen geleerd
had
Zooals reeds werd aangekondigd, verdeelt Panorama op
5 Dec. a.s. een aantal groote prijzen onder de vaste lezers.
Nog even brengen wij de prijzen in herinnering. Het zijn:
Een Fordor Touring Sedan de Luxe, 8 cylin
ders, 85 rem pk., vier-deurs. Catalogusprijs f 2125.-
Een Chevrolet Touring Coach, 6 cylinders,
85 rem pk., twee-deurs. Catalogusprijs f 1950.-
Twee geldprijzen a f 1000.- f 2000.-
Acht geldprijzen a f 500.- f 4000.-
AL ONZE ABONNÉ'S HEBBEN EEN KANS EEN DER
BOVENSTAANDE PRACHTIGE PRIJZEN TE WINNEN!