BRAMS EN BRUMS VRAGEN.... DOOR JOYCE HALDANE 29 Brams 'en Brums, grossiers in elastieken kou sen, vragen een geroutineerde typiste. Per soonlijk aanmelden tussclien tien en elf uur v.m ..Een kans," zong Wally Thurston. Het was negen uur, zij moest zich haasten. Zij wierp haar mantel om, trok haar hoedje scheef en bestudeerde het effect in den spiegel. Zij zag er keurig uit, dat wist ze en ze was knap, dat wist ze ook. Ze glimlachte tegen haar spiegelbeeld, een zonnigen, stralenden glimlach, knikte tot. afscheid en wipte de deur uit. Een half uur later verscheen ze als een onweerstaanbare sirene voor het aanschijn van een zekeren John Boyle, een jongmensch met een donker uiterlijk en een prettig gezicht, die zich voorstelde als de boek houder van Brams en Brums. „U bent vroeg," zei hij met een bedenkelijk hoofd schudden. „Tien uur...." ,,'k Heb haast," viel zij hem met een betooverenden glimlach in de rede. „Zou u niet even voor me willen vragen t" John Boyle keek haar verschrikt aan, doch be zweek voor twee rijen parelwitte tanden. Twee minuten later stond ze glimlachend in het privékan- toor van Brams en Brums, twee zure vrijgezellen, die bedenkelijk dicht naar de vijftig liepen. „Wally Thurston," zong ze. „TT vroeg een typiste." Brams en Brums keken tegelijk op. Zij duwde den een haar diploma's en den ander haar getuigschriften in de hand en wachtte ernstig af. Brams keek Brums aan en Brums Brams en daarop keken ze verstrooid de paperassen in. Als op commando hieven ze tege lijk hun oogen weer op. Zij keken naar Wally, naar haar glimlach en haar tanden en kruisten opnieuw eeu blik. ,.'t Lijkt me wel wat," beduidde die van Brams. „We konden meteen wel decideeren," zei Brams halfluid. Ze knikten, keken en knikten nog eens. „Morgen vroeg negen uur, zei Brams. „Zeventig dollar in de maand." „Dank u, ik kom," zong Wally. Toen lanceerde ze haar zóóveelsten glimlach en verdween uit het privékantoor. „Vijfentwintig en ne genenveertig ik heb "het wel eens gekker ge hoord," mompelde hij. „Ik vraag haar morgen te dineeren; 't moet er toch ééns van komen. Daarop liet hij zijn wa gen voorkomen en reed naar de club. Dienzelfden avond wandelden Wally en John Boyle in een stil laantje. „Weet je 't héél zeker, dat je van me houdt, lieve ling V' vroeg John Boyle, hunkerend van verlangen het wonder opnieuw te hooren bevestigen. „Natuurlijk dacht je dat ik anders ja had ge zegd V' zong Wally met haar onweerstaanbaarsten glimlach. „En we trouwen dus zoodra ik opslag krijg „Den daaropvolgenden dag, als je wilt. Ik hóóp dat het niet zoo lang duurt, Johnny," zuchtte zij verteederd. „Aan het eind van de maand zal ik 't hun vragen," beloofde hij vast en daarop zwegen ze. Cupido be luisterde glimlachend het geluid van hun kussen en het maantje begluurde hun liefkoozende blikken, waarin de glans zich weerspiegelde van het nieuwe verschiet, dat zich voor hen geopend had. Men kan een even verstokt vrijgezel zijn als een nuehterdenkend zakenman en tóch op een gegeven oogenblik niet bestand blijken tegen Cupido's aan vallen. Brams en Bruins gaven er blijk van. Wally was er een maand en haar aanwezigheid oefende een niet te miskennen invloed op de beide compagnons uit. In den beginne viel dit alleen maar te bespeuren aan den opgewekten toon, dien zij aansloegen. Wally zweefde in en uit, glimlachte, zong haar ant woorden en verrichtte overigens accuraat haar bezigheden. Als zij verdwenen was maakten Brams en Brums grapjes over haar glimlach en haar tanden, over haar zijige blonde, haren en over haar oogen, waarin een weerglans lag van oud goud. Toen verscheen Brams op een dag met een licht grijs costuum, dat hem tien jaar jonger kleedde. Brums grinnikte, maar drie dagen later merkte Brams op, dat zijn compagnon al zijn grijze haren kwijt was. Brams had blond haar en verscheen voortaan zorg vuldig gekamd en Brums zwoer zijn pijp af en rookte zich onpasselijk aan sigaretten, die hij tusschen zijn lippen liet bengelen met een virtuositeit, alsof hij heel zijn leven nooit anders gerookt had. Zij maakten plotseling geen grapjes meer, werden een beetje ongedurig en spraken soms urenlang geen woord tegen elkaar. Toen hoorde Brams zijn com pagnon op een dag halfluid Wallv's naam prevelen en hij werd nog stiller. En Brums vond den volgenden dag Bram's zakboekje, waarin wel honderd mono grammen geteekend stonden van vier dooreengestren- gelde letters W.T.H.B. Wally Thurston-Holm Brams. Van dat oogenblik af zweeg ook hij als het graf, wanneer de zaken hem niet tot spreken noopten. Een week lang heerschte er een vergiftigde stem ming op het privékantoor. Toen plaatste Brams zich op een avond voor den spiegel en bestudeerde lang en aandachtig zijn vleezig aanschijn Brams zorgde den volgenden middag een kwar tiertje vroeger "tb zijn dan Brums. Dat was tenminste zijn bedoeling, maar tot zijn teleurstelling was Brums er al. Hij zag er vreemd uit, vond Brams, en hij dééd nog vreemder. Hij liep vlug de post door, liet alles liggen en verdwéén met de mededeeling, dat hij iets particuliere had en dien middag niet meer terug zou komen. Brams slaakte een zucht van verlichting toen hij weg was. Hij schelde Wally, dicteerde een paar brie ven en pompte zich onderwijl moed in. „Juffrouw Wally...." begon hij plotseling, toen Wally op het punt stond weg te gaan. „Ik. ik heb iets belangrijks te bespreken. Zou u mij het genoegen willen doen vanavond met me te gaan dineeren Hij hield zijn blik op de deur gericht en zag dus niet hoe Wallv's oogen groot werden van verbazing. „Gunst, u ook al 1" ontviel Wally verbluft. Het was of Brams door een wesp gestoken werd. Hij kwam vlug overeind, maar Wally ging met een verlegen glimlach door „Ik héb reeds een afspraak met mijn verloofde, maar als u het wenscht, kan ik het hem wel vragen. „Brums f" barstte Brams los. „Neen, meneer Boyle," zei Wally en zij glimlachte haar liefsten glimlach. „We gaan trouwen, zoodra zijn financieele positie het toelaat. „Zóó," bromde Brams. „Zóó. Nee, u hoeft iiem niets te vragen ik zal die zaak zelf wel in orde maken. U kunt wel gaan." De deur viel dicht en drie minuten lang bleef hij onbeweeglijk naar den muur staan staren, waarach ter zijn droom op de vlucht was gegaan. Toen viel hem het bespottelijke in van de situatie en begon hij te grinniken. „Brams en Brums Stépel en Co.," grijnsde hij en daarop greep hij zijn hoed en ging Brums na. Den volgenden morgen verschenen Brams en Brums tegelijk op het kantoor. Brams' haren zaten verward en Brums rookte weer zijn pijp. Zij deden en spraken gewoon, doch toen de post afgehandeld was, keek Brams naar Brums en Brums naar Brams. „Brums „Brams „Kunnen we die Wally hier missen t" „Als kiespijn," verzekerde Brums. „Dan gaat ze eruit, Brums," zei Brams. „Maar...." vervolgde hij met een vreemden trek in zijn gezicht, „durf jij het haar te zeggen f" „Voor geen order zoo groot als de heele wereld," zei Brums. „Ik ook niet, Brums. Ze dachten allebei na en eensklaps klaarde Brams' 'gezicht op. „Ik heb het gevonden, Brums. We geven Boyle opslag en dan zijn we met fatsoen van haar af." Brums knikte en zóó kwam het, dat dienzelfden middag nog twee gelukkige menschen een vergun ning bij den burgerlijken stand gingen aanvragen, om met elkander te mogen trouwen. Een week later zou de verbintenis gesloten worden en onmiddellijk daarna zouden ze een kort huwelijksreisje gaan maken. Brams en Brums gedroegen zich die week een beetje gereserveerd tegenover Wally en met 'n zucht van verlichting zagen zij haar den dag vóór het huwelijk vertrekken. Toen de deur achter haar dichtgevallen was, greep Brams een blad papier en Brums zijn hoed. „Brams en Brums, grossiers in elastieken kousen, vragen een geroutineerde typiste. hm, boven de veertig jaar," schreef Brams. „Je bent stapel," zei Brums, „daar komt niemand op af." „Waarom niet f" vroeg Brams verbaasd. „Geen vrouw ter wereld zal toegeven dat zij veer tig is, vóór zij zestig is geworden," antwoordde zijn compagnon beslist. „We kunnen hier toch geen mummelend besje neerzetten Brams schudde zijn vleezige wangen. „Maar wat dan knorde hij. „Zoek het maar uit," zei Brums, „maar zóó'n advertentie kan je niet zetten. Goedenavond De deur viel dicht en Brams zat minutenlang te peinzen. Toen klaarde zijn gezicht plotseling op. „Ezel," mompelde hij. „Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb Den volgenden dag zaten Brams en Brums zonder typiste èn zonder boekhouder. Het was de dag, waarop Wally en John Boyle trouwden. Brams en Brums waren dien dag allebei stiller dan gewoonlijk. „Ik ben blij, dat we van haar af zijn, Brums." zei Brams, toen ze 's avonds sloten. „Ik ook," beaamde Brums. „We zullen morgen beter uitkijken," hernam Brams. „Nóóit een meisje meer met zoo'n onweer- staanbaren glimlach." „Betooveren deed ze je," bromde Brums. „Ik hoop haar nóóit meer te zien." „Ik ook niet," zei Brams, terwijl hij den sleutel van de buitendeur in zijn zak stak. Den anderen morgen waren ze tegelijk aan de buitendeur. „Hé," zet Brams verwonderd, „de deur is al open. Ze keken elkaar ongerust aan en holden naar boven. Doch toen ze het kantoor binnenkwamen ontsnapte hun een zucht van verlichting. Het was John Boyle maar, die hen vóór was geweest, en geen inbreker. „Ik dacht. zei Brams vriendelijk. „Jawel, meneer Brams," antwoordde John, tei - wijl hij opstond van zijn lessenaar, „ik dacht óók. Ik dacht dat u misschien in de verlegenheid zou zitten en daarom heb ik maar afgezien van de huwe lijksreis." „Heel aardig van je, Bovle, héél aardig," zeiden Brams en Brums tegelijk. Ze liepen door naar het privékantoor, doch deinsden bij de deur verschrikt terug. Achter de schrijfmachine, op haar gewone plaats, zat Wally „Mm. maar. stotterde Brams ont hutst. „U. u. u bent toch ontslagen. Wally kwam overeind en glimlachte haar onweer staanbaarsten glimlach. „Jawel, maar ik las gister avond. dat u nu een gehuwde typiste vroeg," zei ze. „en daarom ben ik maar weer met Johnny meege komen IN 'T ZONNETJE rjwïga T

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 31