MARTINI -&2,y is 'a 13 zoggen, dat hij eerst nog een hulp moest opzoeken." Plet. was iets bijzonders voor Dick, dat Stclbeen-Joe zelf op een karwei uitging. „Misschien ontmoet ik hem dan wel," zei hij, „Greenwater is maar klein. En vind ik hem niet, dan kom ik hem morgen wel opzoeken." Dick nam den bus naar Greenwater. Hij maakte er zijn interview af en toen hij naar de herberg terugkeerde, om op den retourbus te wachten, begon het al te schemeren. Hij stond op het punt naar binnen te gaan, doch eensklaps viel zijn blik op een kleine krijtteeke- ning op den muur. Het was een cirkeltje met een pijl, die in de richting van de dorpsstraat, wees. Hij kende dit teeken onder de zwervers gaf het de rich ting aan, die men moest gaan om iemand te vinden naar wien men zocht. „Steltbeen-Joe," viel het hem in. Hij had allen tijd en liep de dorpsstraat opnieuw in. Aan het eind vond hij op een hek eenzelfde teeken. Hij moest dus nog vérder om dengene te vinden, die het teeken gezet had. Nieuwsgierig of het inderdaad Stelt been-Joe zou zijn, dien hij aan zou treffen, liep hij door. Zeker een mijl ver totdat hij eindelijk aan een zijweg kwam, beplant met boomen. Op den eersten boom vond hij het teeken op nieuw terug hij moest dus den zijweg in. Hier begon hij een liedje te fluiten, een bekend signaal van de bende van Steltbeen-Joe. Dick had ongeveer vijf minuten geloopen, toen hij in de nabijheid iemand hoorde hoesten. Het was werkelijk Steltbeen-Joe, liij herkende hem onmid dellijk aan zijn heesch kuchen. Eens klaps kwam hij achter een boom van daan. Het was reeds donker, maar de oude schurk zag terstond wie hij was. Tot Dick's verbazing hield hij een flink eind staaldraad in zijn hand. „Wel, wel," zei Joe verbluft, „dat is zoowaar mijn oude vriend Dick. Waar kom je zoo eensklaps vandaan, mijn jongen Ik verwachtte iemand anders Bill Harding". Steltbeen-Joe kon erg vaderlijk doen, maar dezen keer scheen hij oprécht blij met dit weerzien. Hij was niet ver anderd, vond Dick. Hetzelfde gezicht nog, zonder uitdrukking, en netjes in de kleeren. Precies een bescheiden ren teniertje. En 'n eenigszins zalvende stem, waarmee hij zelfs den duvel om den tuin zou hebben geleid aangaande zijn waren aard. Dat was Steltbeen-Joe en nu Dick hem terugzag begreep hij niet, hoe hij zich ooit aan zoo'n gluiperigen schurk had kunnen verkoopen. De ellende uit die dagen moest wèl groot geweest zijn, dat hij zich zonder tegenstand had kunnen leenen voor zijn misdadig bedrijf. Maar hij was toen nog een jongen, een kind. „Ik zocht je," zei hij kortaf. „Toe vallig zag ik dat teeken en ik dacht dat jij het wel eens kon zijn. Je bent vèr uit de buurt vandaag. Hij werd eensklaps nieuwsgierig wat Joe hier te doen had en wat hij met dat staaldraad uit moest voeren. „Ja, ver uit de buurt," beaamde Joe treurig. „Het gaat slecht met de zaken, beste jongen je bent, verplicht het hoe langer hoe verder van huis te zoeken. Maar ik ben blij, dat je liier bent. Je zult er toch zeker niets op tegen hebben over een half uur met duizend dollars naar huis te gaant".... Hij neep zijn linkeroog dicht en lachte zoo smakelijk, of hij er geen oogenblik aan twijfelde wat Dick antwoorden zou. Dick weifelde even met een antwoord. IVat moest hij doen botaf weigeren en Steltbeen-Joe zijn gang laten gaan, of trachten een schurkenstreek te voor komen Joe legde zijn aarzelend zwijgen ver keerd uit. De gedachte scheen zelfs niet bij hem op te komen, dat zijn voormalig' leerling en medeplichtige wel een- weigeren kon. Hij liet zijn stem dalen tot een ver trouwelijk gefluister. „Aan het eind van dezen weg ligt liet, landhuis var Arthur Somers. Over een kwartiei verwacht' ik hem met den auto uit di stad. Hij heeft een zak vol contantei bij zich John Frenchard heeft nu ingelicht. Je begrijpt er nu zeker allo- van We spannen dit draadje ovei den weg en de zaak komt in orde. Ji gaat ginds op den hoek staan en kijkt uit, of het de goede wagen is. Een zilver grijze Chrysler. Is ie het, dan heb ji niets te doen is het een andere, dat fluit je. Dat is voor mij een teeken, dat ik den draad op den weg moet laten zakken, begrijp je Hier is de fluit pak aan Dick aarzelde niet meer. Het wa- plicht een lagen streek en een groot ongeluk te voorkomen. Toen hij vijf minuten later op post stond, koesterde hij niet de minsti vrees, dat zijn plannetje mislukken zou Hij zou trachten den auto op te houdei en gelukte dit niet, dan had hij de fluit nog. Arthur Somers kon gerust zijn en met Steltbeen-Joe zou hij het wel klaar spelen. Hij stond er nog nauwelijks, toen hi een auto in de verte hoorde naderen Hij plaatste zich op het midden van den zijweg en toen hij den auto de boclit zag uitkomen, begon hij in het licht van de koplampen als een bezetene met zijn armen te zwaaien. De chauffeur scheen echter bevreesd voor onraad, want in plaats van te stoppen, gaf hij vol gas. Dick had ternauwernood den tijd om opzij te springen als een wervel wind stoof hem een zilvergrijze auto voorbij. „Mis," mompelde hij teleurgesteld. Toen zette hij de fluit aan zijn mond. Er klonk een schrille, doordringende toon door de avondstilte. „Wat is dat t" vroeg Arthur Somers ongerust aan zijn chauffeur. Deze haalde de schouders op en met zijn kin op het stuur, scherp uitturend in het schijnsel van de koplampen, trapte hij liet. gas pedaal nog dieper in. Een minuut latei stond de auto veilig stil voor het land huis. En in de bocht van den weg stond Dick. Glimlachend. Hij had géén klap gehoord en het „nobele" plan van Stelt, been-Joe was dus verijdeld. Hij stond daar glimlachend, en dacht niet meer aan Steltbeen-Joe. Doch eensklaps hoorde hij een stap in zijn nabijheid. Hij keerde zich om en op hetzelfde oogenblik, maar helaas te laat, begreep hij, dat hij zich had ver gist. in Steltbeen-Joe. Hij staarde in een van woede verwrongen gelaat en zag Joe nog een bliksemsnelle beweging maken met zijn rechterhand. Toen knalde er 'n schot door de avondstilte en terwijl hij viel, legde zich '11 zwarte sluier over zijn gedachten neer. Het jubileumnummer van de Journal verscheen een week later met een rouw rand. Op de voorpagina prijkte het portret van Dick Slaters. Het was voorzien van een kort onderschrift van de hand van John Melvyll. „Dick Slaters, Eereburger van de Boys Brotherhood Republic, in leven redacteur van de Bovs Republic Journal, op wien een moordaanslag werd gepleegd door den berucliten Steltbeen-Joe, toen hij diens misda- digen aanslag verijdeld had op mr. Arthur Somers. Drie uren na den aanslag ging hij ter ziele. Het laatste nieuws voor de Journal schreef hij met zijn eigen bloed. Onze vriend ruste in vrede'...." j C/&7jC?Tbcl Niet de een of ander; allen! Want juist op school, evenais op iedere plaats, waar veel menschen bij elkaar zijn, is het gevaar van kouvatten door besmetting bijzon der groot. Geeft daarom Uw kinde ren Panflavintjes mee naar school. De aangenaam smakende vormen een afdoende bescherming tegen besmetting, keelontsteking, verkoudheid. Verkrijgbaar bij apothekers en drogisten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 13