Dritzehn kijkt Gutenberg aan, alsof hij wil zeg gen is dat alles, jonker, wat jij kunt 1 Bit weet de menschheid toch al jaren lang Dan wordt Gutenberg door walging overmand. Hij neemt de houten plaat, slingert haar door het vertrek. Een fijne draad laat los hij loopt door gaten en houdt de losse letters bij elkaar de letter- staafjes gaan bewegen, boem, zij rollen de kamer door, buitelen door elkaar. Nu staan de drie mannen ijlings op zij jubelen en kruipen over den grond, om de kostbare letterstaafjes bij elkaar te zoeken. Zij zijn net kinderen, zooals zij nu op den vloer zitten en de letters zinloos aan elkaar rijgen, alleen om het te begrijpen en ervan te genieten, dat deze staafjes bevrijd zijn uit den dwang van hun houten natuur, dat zij aparte wezen tjes zijn, en dat elk ervan voortaan een eigen leven en een eigen taal zal hebben. Gutenberg staat erbij. Het is hem nu duidelijk geworden, dat hij zijn weet aan de menschen ge schonken heeft. Als de kinderen klaar zijn met spelen en stoeien, zal er een nieuwe overeenkomst gemaakt worden. Gutenberg zal betaald worden hij zal boeken drukken met losse letters, die hij heeft uit gevonden. Maar het zullen zijn boeken niet zijn, zooals het zijn letters niet meer zijn. 'TV Mainz zitten drie mannen in een ruim vertrek van het huis ,.Zum Jungen", dat Johannes Fust voor werkkamer bestemd heeft. De eene is de huis heer, welgedaan, met roode wangen, een en al wel behagen en tevredenheid, rond, zelfvoldaan en behaaglijk om te zien, zooals alles in dit huis de kamers, de meubelen en de huisvrouw. De tweede is jong en slank, snel van begrip en bewegingeen knappe kop, die van de kunsten houdt en gemakkelijk te beïnvloeden is. Hij is de schoonzoon van Fust en heet Peter Schöffer. De derde is Johannes Gutenberg. Hij zit log aan de tafel en steunt het hoofd met den grijzenden baard na denkend in de holle hand. Vóór hem liggen stapels bedrukt papier en perka ment schoolboeken, kalenderbladen, bovenop een paar bladen, die door hun buitengewoon formaat de aandacht trekken. Fust slaat met de vlakke hand op deze bladen en zegt „Geef antwoord, Gutenberg. We moeten eindelijk tot een vergelijk komen Gij hoorde de klacht, die ik, steunend op deze bewijsstukken" - en wederom slaat hij op de eerste drukproeven van den latijnschen bijbel „tegen u moet inbrengen. Herinner u gij hebt u tot mij gewend met de vraag, u het geld voor dit drukwerk voor te schieten. Ik deed dat, vertrouwend op de juistheid van uw be rekeningen. Gij hebt mij echter onjuist ingelicht, Gutenberg. Vierduizend goede guldens zijn ver dwenen en de twaalfde foliozijde van het boek is nog nauwelijks klaar. Moet ik de schade dragen, terwijl gij met de eer gaat strijken Denk eens goed na, Gutenberg, en ga eens na, wat u verstandiger lijkt dat gij mij de 2026 gulden betaalt, die ik bescheiden eiscli als vergoeding voor mijn toelagen, of moet ik mijn recht tegen u bij het gerecht zoeken V' „Bij het gerecht vraagt Gutenberg nu ook, en hij glimlacht bitter. „Zoudt gij een klacht bij het gerecht tegen mij kunnen indienen V „Ik wil mijn geld houdt Fust vol. „Betaal mij en gij hebt niets te vreezen „Fust," zegt Gutenberg nu, „gij weet, dat ik zonder middelen ben Hoe zou ik u tweeduizend zesentwin tig gulden kunnen geven Laat mij mijn werk vol tooien en gij zult er door betaald worden." Maar Fust schudt boos het hoofd. „Ik heb lang genoeg geduld met u gehad, Gutenberg zegt hij nijdig. „Ik kan niet langer wachten. Het is mijn geld en ik heb het noodig. Wanneer gij echter niet kunt betalen, dan moet gij er u niet over verwonderen, als ik volgens de bepalingen van onze overeenkomst handel. Er is aan deze mogelijkheid gedacht, Guten berg. Gij geeft mij de drukkerij met alle werktuigen en alle bedrukt papier. Weer wil Peter Schöffer spreken. Maar weer brengt Fust hem barsch tot rust. Gutenberg is opgesprongen. „De drukkerij roept hij ontsteld, „en alle bedrukt papier V' „U hebt het mij volgens het contract verpand. Of hebt u dat niet Gutenberg knikt, maar hij verzet zich niet. Hij probeert zelfs niet, om zijn vijand, die hem weer uit het paradijs verdrijft, het zwaard uit de handen te wringen. Hij buigt het hoofd. Hij heeft zich met de menschen verbonden en moet daarom menschelijke boosheid dulden. Hij heeft zijn hemelsche kunst aan de menschen prijsgegeven en daarom heeft God hem verlaten. Hij wilde boete doen, door dezen bijbel. Maar God wil geen verzoening. Hij mag den bijbel niet voltooien. Uit zijn onreine, door den strijd om het bestaan besmeurde handen wil God dit werk niet aannemen. Nog een keer strijkt Gutenberg's hand, als om afscheid te nemen, over de bedrukte vellen. Dan gaat hij. „Tot weerziens voor den rechter roept Fust hem toornig na. Toornig Als Gutenberg het vertrek ver laten heeft, is Fust heelemaal niet meer toornig. Als bij tooverslag klaart zijn gezicht op. Hij slaat zich tevreden op zijn dij, grijnst, en zegt tegen zijn schoon zoon „Nu mag je praten zooveel je wilt." „Wat hebt u gedaan, schoonvader roept Schöffer ontzet uit. „Het kan u toch geen ernst zijn, Gutenberg te ontslaan t" Fust grijnst. „Jij bent een handige jongen, Peter," zegt hij met welgevallen, „ik zou geen pienterder kop kunnen bedenken, en geen waardiger dan jou, om Gutenberg te vervangen. Zou ik je anders mijn dochter tot vrouw gegeven hebben f Maar je bent een droomer, Peter, en je kan niet rekenen." En als Schöffer hem niet-begrijpend aankijkt, gaat hij lachend verder „Of denk je soms, dat wij niet in Het geheim van het boekdrukken werd langzamerhand in alle landen gemeengoed. In tal van landen werden gelegenheden opgericht, waarin de „edele kunst van het drukken" met ijver werd beoefend en werd verbeterd. Onze prent brengt een beeld van de drukkerij van Aldus Manui in» te Venetië. De triomf van den genialen man, die het drukken met losse letters uitvond, was zeer groot. Toen hij zijn eerste proeve klaar had, wist hij dat hij de mensch heid iets had te schenken, waarvan zij de belangrijk heid eerst veel later zou leeren inzien. staat zouden zijn om zonder jonker Henne verder te drukken t" „Wilt u dat doen f" roept de jonge man ontsteld. „Dat wil ik," knikt Fust behaaglijk. „Want ik heb uitgerekend, dat het voordeeliger is om een winst in tweeën te deelen dan in drieën." „Maar dat is bedrog ontglipt het Schöffer. „Dat is handel," antwoordt Fust, heelemaal niet boos, „maar daar begrijp jij niets van. En als niette min je teere geweten je de zijde van den jonker zou doen kiezen, bedenk dan, dat jij het was, die de fraaie letters teekende, waarmee we dezen bijbel drukken, dat jij een bruikbaren inkt vond en de juiste legeering van lood en tin, waaruit wij onze letters gieten. En wie heeft voor het eerst de productieve methode toegepast, om stalen stempels te gebruiken voor het slaan van omgekeerde en verdiepte letters in koperen plaatjes. Weer jij Terwijl Gutenberg zijn matrijzen nog maakte door plompweg over ruw gesneden letters te gieten." Fust staat rechtop voor de tafel. Zijn handen nemen bezit van het bedrukte papier. Peter Schöffer sluit de overwerkte, rood gerande oogen voorden vet ten glans, die van den schoonvader uitstraalt. /^utenberg zit in zijn kamer voor een boek. Het is honderdvijfenzeventig foliobladen dik, gedrukt op perkament, met prachtigeinitialeninblauwenrood. Gutenberg's vinger strijkt steeds Weer bewonderend over deze initialen zij zijn niet met de hand geschil derd, maar voor den eersten keer, sinds de wereld bestaat, meegedrukt. Gutenberg slaat blad na blad van het psalterium om, tot het laatste voorkomt en hij het slotwoord leest, dat luidt „Door de kunstige uitvinding van het drukken en van het lettermaken, zonder gebruik van de pen, is dit werk zoo vervaar digd en ter eere Gods met vlijt voltooid door Johann Fust, burger van Mainz, en Peter Schöffer uit Gerusheim in het jaar des Heeren 1457 op den avond Het boek slaat dicht. Gutenberg knikt. Het lot heeft zich voltrokken. Dat is het psalterium, het meesterstuk van de jonge kunst. Hij is er mee begon nen, anderen hebben het voltooid. Het is in zijn hoofd ontstaan, anderen hebben hun namen er onder gezet. Want hij, Gutenberg, is de knecht geworden, die, evenals zijn letters, iedereen dient, die hem betaalt. De heeren wisselen, maar zijn lot blijft hetzelfde. Dritzehn heette zijn eerste heer, Johann Fust zijn tweede. Nu dient hij Dr. Humery, den stadsphysicus van Mainz, en zijn geld. De nieuwe drukkerij, die Gutenberg heeft ingericht, is betaald door Humery. Wat voor verschil maakt het, dat Humery een eerlijk denkend man is, geen bloedzuiger als Fust en geen ijdele schavuit als Dritzehn 1 Binnen een paar maan den, als de drukkerij klaar is, zal er weer gedrukt worden met Gutenberg's letters en Humery's geld. Er is niets veranderd, behalve de naam van den heer. Gutenberg legt de pen neer. Hij herleest, wat hij geschreven heeft„Altissimi presidio cuius nutu infantiumOnder de bescherming van den Aller hoogste, op wiens wenk de tongen der onmondigen spreken, die dikwijls aan de kleinen onthult, wat hij aan de wijzen verborgen houdt, is dit voortreffelijke boek Catholicon, in het jaar der menschwording des Heeren 1460 in Mainz, de bedrijvige stad van de beroemde Duitsehe natie, welke Gods goedheid door een zoo hoog licht des geestes en door een vrijgevig Vervolg op blz. 18.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 15