DE MAK MET HET
BLAUWE MASKER
floot*
ANTHONIE MORTON
22
ZESDE
VERVOEG
Zij drukten elkaar hartelijk
de hand.
„Ik vind 't echt prettig,
dat ik je weer eens zie,"
zei de kolonel, wiens knevel witter
was dan ooit. „Lady Mary zou je
óók graag wel weer eens spreken,
John dat weet ik zeker. Ze is in de stad. Waarom
zou je.
Echt iets voor dien ouden soldaat, dacht Man
nering glimlachend, om zich zoo te vergaloppeeren.
Maar aangezien de galop juist den kant op ging,
waar de jongeman heen wou, knikte hij.
„Hoe maken ze 't allemaal?" vroeg hij, toen zij
den kant van het huis op liepen.
„Uitstekend, uitstekend," zei de kolonel. „Marie....
eh. humhum.. is een paar dagen de stad uit.
Eh. De oude man maakte een krachtige slik
beweging. „Je hebt natuur-
lijk gehoord.
„Marie," zei Mannering
lachend. „Ja daarom infor
meerde ik juist."
Toen zij binnen waren,
praatten zij nog een paar mi
nuten, vóór lady Mary zich bij hen kwam voegen.
Mannering doorleefde een aangenaam uur. Over
het verleden werd niet gesproken. Hij maakte aan
stalten, om te vertrekken, toen er een nieuwe bezoe
ker kwam. Hij werd voorgesteld aan den man, die
al kon hij zulks toen nog niet vermoeden in
zijn toekomstige avonturen een zeer belangrijke rój
zou gaan spelen.
„Hallo, Gerry," groette de kolonel. „Ah, Manne
ring jullie kennen elkaar nog niet, wel Gerry
Long uit Amerika, Boston John Mannering.
Long was groot, smal van heupen, breed van
schouders en knap van gezicht. Gelijk vele Ameri
kanen werd hij eerder voor eenentwintig dan voor
zevenentwintig aangezien, een dwaling, die begun
stigd werd door zijn strookleurig haar en zijn zeer
lichte teint. Hij bewoog zich vrij en makkelijk en
hij lachte nog makkelijker. Mannering mocht hem
aanstonds graag.
„Ik heb hooren vertellen," praatte Long vroolijk,
„dat geen mensch Engeland en speciaal Londen
zoo goed kent als u, meneer Mannering."
„Dan hebt u verkeerd gehoord glimlachte
Mannering.
Kolonel Belton lachte brommerig.
„Laat je maar niets wijsmaken, Gerry, laat je
niets wijsmaken De rakker is hier aardig bezig,
de blommetjes buiten te zetten, al. al.
„Eeuwen," hielp lady Mary liefjes. De kolonel
keek haar spinnijdig aan.
„Je hebt naam gemaakt," hield Belton vol, met
een stem, als moest allen twijfel de kop worden in
gedrukt, „dat kun je onmogelijk ontkennen, Manne
ring. Wat ik zeggen wou liefhebber je niet in
juweelen tegenwoordig
Gerry Long keek belangstellend, meende Manne
ring. Hp knikte.
„Wel een beetje, maar heusch niet van belang
Het uur, dat volgde, gaf hem meer, dan hij ervan
verwacht had. Gerry Long was zelf ook verzamelaar
van edelsteenen, hij schonk aan zijn liefhebberij heel
de vurigheid van zijn jeugd. Het was een inspannend
maar interessant uurtje, want Mannering's betrekke
lijk geringe kennis van juweelen werd ten uiterste
getoetst. Het was een geluk voor Mannering, dat de
Amerikaan bijna voortdurend aan 't woord bleef en
er volstrekt geen erg in scheen te hebben, dat de an
der slechts een amateur was. Mannering kreeg heel
wat te hooren, dat hij voordien niet geweten had. Hij
begreep, dat hij daar in de toekomst zijn voordeel
mee kon doen.
Het was een zijner grootste moeilijkheden ge
weest, hoe hij echte edelsteenen onderscheiden moest
van imitatie. Dat was een vraagstuk, waar zelfs
kenners vaak voor stil stonden, maar door om te gaan
met Gerry Long, die de Amerikaansche doortastend
heid ook in 't kleine doorvoerde, kon hij leeren, ter-
wiii zij enkel van gedachten schenen te wisselen.
Winnaar van tien Lippineatt-
pvifs van 75(H) tl all ar
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE
John Mannering doet een huwelijksaanzoek aan de
lieftallige Marie Overndon, maar wordt afgewezen,
omdat zijn financieele omstandigheden niet bepaald
gunstig zijn. Na deze teleurstelling begeeft hij zich
naar Londen, waar hij door spelen en fuiven ver
getelheid tracht te zoeken. Het restant van zijn kapi
taal smelt nu weg als sneeuw voor de zon. Lord
Fauntley, die in de meening verkeert, dat John
Mannering zeer rijk is, noodigt hem te zijnen huize
en stelt zijn dochter Lorna, een kunstschilderes,
aan hem voor. John toont warme belangstelling voor
de ongeëvenaarde collectie edelsteenen, welke lord
Fauntley bezit, en die in een speciale kluis is
opgeborgen. Hij slaagt erin het geheim van de safe
te vernemen en langzaam rijpt het plan in hem de
kostbare juweelen te stelen. Bij deze inbraak wordt
hij op heeterdaad betrapt door Lorna. Hij neemt
ijlings de vlucht en laat de sieraden achter. Manne
ring gelooft niet, dat zij hem herkend heeft. Alsof
er niets gebeurd is, noodigt hij haar den volgenden
avond uit te gaan dansen. Inspecteur Bristow van
Scotland Yard wordt belast met de opsporing van
een Kenton-broche, welke op zonderlinge wijze in
een dancing bij een der gasten ontvreemd werd. Hij
wendt zich tot een Londenschen opkooper, die het
juweel inderdaad in zijn bezit heeft, en ontmoet daar
toevallig John Mannering. Mannering weet zich uit
de weten te maken, door gebruik van een gas-revolver.
Er doen zich steeds meer gevallen voor van berooving
in de Londensche society-kringen. Scotland Yard
staat voor een raadsel. Toevallig komt*Mannering te
weten dat de beroemde JRosa-parels, die destijds in
Amerika gestolen zijn, zich in 't bezit bevinden van
den Londenschen geldschieter Septimus Lee. Hij biedt
hem een hoog bedrag voor het snoer, doch steelt 't uit het
huis van Lee een dag voor de overdracht zal geschieden.
Mannering tracht de Rosa-parels te verkoopen, doch
ontdekt tot zijn geluk, dat de pandjesbaas en heler
Levy Schmidt dezelfde persoon is als Septimus Leei
Lee verdenkt Mannering en laat diens flat door z'n
chauffeur onderzoeken. Mannering betrapt den on-
handigen indringer en maakt op sluwe manier van
den inbreker gebruik om Lee in den waan te brengen,
dat hij '11 gefortuneerd man is. Alle wantrouwen weet
hij bij zijn bezoek aan Lee weg te nemen. De detec
tive Bristow roept Mannering's hulp in bij het
opsporen van den geheimzinnigen inbreker. John
Mannering krijgt hierdoor alle gegevens van Scotland
Yard in handen, waardoor hij zich nu volkomen
veilig gaat voelen.
Zijn snel begonnen vriendschap met Gerry Long
had nog andere voordeelen, maar die sprongen niet
zoo aanstonds in het oog.
Long had den naam, rijker te zijn dan de Wag-
nalls en inderdaad had hij de beschikking over een
ontzaglijk vermogen, hem nagelaten door een vader,
die zich met trust-vorming had beziggehouden. Als
er nog iets noodig was, om de belangstellende bij -
hangers der society te overtuigen, dat John Man-
mering tot de allerrijksten behoorde, dan werd het
geleverd door zijn relatie met dien jongen Amerikaan.
Mannering was meer dan ooit overtuigd van zijn
gelukkig gesternte. Hij mocht Long graag, voelde
zich aangetrokken door diens snel op vlammende geest
drift, door zijn vastberaden bijna grimmigen
opzet, om zijn verblijf in Engeland zoo goed mogelijk
te gebruiken. En al heel spoedig besefte hp, dat Long
een van de weinige menschen was, dien hij niet be
stelen zou.
,,'t Zou haast lijken, of ik nog 'n geweten had," zei
Mannering tegen zichzelf, een paar uur later voor zijn
spiegel in de Elan. „Enfin, morgen zullen we zien."
Dat morgen was de dag der dagen voor Marie
Overndon en Frank Wagnall uit Boston. Gerry Long
zou getuige zijn. Lorna Fauntley was een der zeven
bruidsmeisjes geworden, voornamelijk door den in
vloed der gravin-weduwe van Kenton.
Wat Bristow over bekendheid
gezegd had, werd ten volle bewaar
heid het huwelpk van Marie
Overndon gold onbetwist als een
der belangrijkste gebeurtenissen
van het jaar. John Mannering be
hoorde onder 'tgroote aantal gasten.
Marie Overndon zag er allerliefst uit.
Zij was in 't wit gekleed en toen Mannering haar
terug zag komen van het altaar, herinnerde hij zich
levendig de heerlijkheden van die maand op Overn
don. Hij herinnerde zich ook de halve beloften en zijn
geloof in haar. Maar dat alles bekeek hij nu met een
cynischen blik. Hij wist, dat er achter haar klare
schoonheid vinnige hardheid schoolhij peinsde als
hij rijk was geweest, in plaats van betrekkelijk
arm, dan zou hij, en niet Frank Wagnall, daar nu
naast haar hebben geloopen, bij melodieën, die over
Eden fluisterden.
Marie was zichzelf volkomen meester. Zij zag
hem, dat voelde hij, maar zij keek langs hem heen.
Was daar een flauwe zweem van een lachje op haar
lippen of speelde zijn fantasie hem parten
Mannering keek naar den bruidegom.
Wagnall had veel punten van overeenkomst met
Gerry Long. Hij was groot, blond, lenig, draaglijk
knap de gelegenheidskleeding stond hem goed en
hij zag er zoo voldaan uit, als hij Volgens de meeste
menschen wel zijn mocht. Hij zag er ook jóng uit.-
Mannering zag hen de kerk uitgaan hij glimlachte
fijntjes en dacht toen, dat hij 't erg druk zou hebben
in de zeer nabije toekomst. De laatste galmende
klanken-van het groote orgel schenen zijn gedachten
gezelschap te houden.
TWEE PARELSNOEREN
MYoionel George Belton had zijn huis aan de Overn-
dons geleend voor de huwelijksfeesten. Hij had
de Wagnalls geholpen, om alles zoo goed mogelijk te
doen. Het oude pand zag er werkelijk glanzend uit,
terwijl het een paar maanden tevoren een indruk
van verval had gemaakt. De bedienden glommen in
hun livrei en verstonden de kunst van den glimlach.
Mannering kreeg den indruk, dat er evenveel man
nelijke bedienden waren als gasten en hij wist, dat
het aantal gasten naar de tweeduizend liep.
Dat noemden de Wagnalls „een stuk of wat men
schen", terwijl Marie Overndon het betitelde als
„een paar van mijn beste vrienden". Het was een
succes. Iedereen leek voldaan, niemand was te luid
ruchtig. De gebruikelijke speeches, de gebruikelijke
toasten, de gebruikelijke grappen werden te berde
gebracht, alsmede een verkwikkende prestatie van
Gerry Long, toen deze werd opgeroepen, zijn rede
voering als getuige uit te spreken. Long kreeg een
felle kleur, schraapte zijn keel, hief zijn glas en zei
„Nou, proost danMannering voelde nog meer
hartelijkheid voor Long de man stelde zich absoluut
niet aan.
De bibliotheek van het huis was afgestaan voor de
cadeaux, en daarheen vooral ging Mannering's belang
stelling uit.
Hij keek er eens rond, kort nadat de bruid en
bruigom vertrokken waren naar Parijs, en vandaar
naar het Zuiden. De ligging van het vertrek was
prachtig, dat wist hij al. Ten eerste waren er geen
ramen, maar twee glazen bovenlichten, schuin in
het plafond gezetdie gaven ruimschoots licht.
Er was maar één deur, die in de hall uitkwam
en dag en nacht bewaakt werd door een agent in
burgerkleeding Bristow had Mannering dien man
uitgeduid en door een klein' breed heertje, veel te
beleefd om een gast te zijn, afgevaardigd door
Dorman's Detective-agentschap.
Er waren nog meer rechercheurs in huis. Boven
dien stond iemand buiten op wacht. De kans op
inbraak beliep letterlijk nihil, maaT de mogelijk
heid op roof van binnen uit bleef en de Wagnalls
namen niet de minste risico. Maar.
Mannering had zijn plan opgemaakt en uitgewerkt.
Hij had de cadeaux oplettend bekeken en ontdekt,
dat er maar heel weinig practisch in aanmerking