t wo oen donkere wouden van Noord-Siam," vertelt dr. Bernatzik, die met zijn vrouw Achter-lndië bereisde, „stonden wij plotseling voor onze grootste ontdekking. Wii stieten tusschen 't dichte qebladerte der bamboestruiken op de schuwste oer-bewoners van Azië, de Phi Tang Luang, de geesten der gele bladeren zooals de naburiae stammen hen noemen. Zij zijn reeds gedurende duizenden jaren op vlucht voor mensch en dier en trekken steeds dieper de ontoegankelijke bergwouden in waar niemand hen kan vinden. Zij behooren tot de oudste cultuur der wereld: de bamboe-cultuur. Geen enkel volk ter aarde leeft zóó primitief als zij. Zij trékken in kleine (troepen rond en leven met drieën of met vijven in nesten, gevormd uit enkele bladeren. Zij beschouwden ons als groote toovenaars en verzochten ons hun een medicijn te geven om te kunnen vliegen, daar 't zoo uiterst moeilijk was in de steile bergen steeds nieuw voedsel te vinden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 4