-■J
Smakeliïk
Opwekkend
Gezon
VERMOUTH
bianco
33
zijn lichaam. Dien avond kregen wij
zeer slecht weer."
Die laatste opmerking slaat op het
bijgeloof, dat de verschijning van de
zeeslang een stormbode is, evenals de
Vliegende Hollander maar waarschijn
lijk moeten we er alleen uit lezen, dat
het weer tijdens de waarneming goed
was. Merkwaardig is, dat in 188 van
de 200 rapporten, die we kennen,
melding wordt gemaakt van mooi weer.
De zeeslang schijnt alleen bij zonnig
weer aan de oppervlakte te komen,
met uitzonderingen, waarvan we de
redenen niet kennen.
Uit het rapport van Egede kunnen
we echter de lengte van het ..monster''
wel zoo n beetje schatten. Het zal
een schip van zoowat 250 ton geweest
zijn met. een mast, van 'n meter of tien.
Dus zou de zeeslang ongeveer 30 m.
lang geweest moeten zijn. Ongeloofelijk
lijkt dit niet en de lengte van het
dier wordt in de andere rapporten op
20 a 30 m. geschat, zelden meer.
Nog één rapport van vóór den oorlog
moeten we vermelden, niet omdat het
nieuwe bijzonderheden bevat, maar
omdat 't het eenige rapport is van
erkende natuurgeleerden. E. G. B.
Meade-Waldo bericht in de „Hande
lingen van de (Engelsche)
Maatschappij voor Dier
kunde"
„Op 7 December 1905,
10.15 v.m., was ik met mr.
Nicoll op het achterdek van
de Valhalla, toen hij mijn
aandacht vestigde op een
voorwerp in zee, een 80 m.
van het schiphij zei „Is
dat de vin van een grooten
vischf"
Ik keek en zag onmid
dellijk een groote vin of
kam uit het water steken,
donker zeegrasbruin van
kleur, aan den rand wat
gerimpeld. Het leek mij 2 m. lang en
stak 45 a 60 cm. boven water.
Ik richtte mijn kijker en zag meteen
een grooten kop en nek uit het water
rijzen, vóór den kam de nek raakte
in 't water den kam niet, maar kwam
er vóór boven 't water uit, op een afstand
van zeker niet minder dan 45 cm.,
waarschijnlijk meer. De nek leek onge
veer zoo dik als een slank mannen
lichaam en er stak omtrent 2 m.
boven water uit kop en nek waren
zoo wat even dik.
De kleur was donker zeegrasbruin
de kam achter op den kop en op den
rug rimpelde aan den rand. De onder
kant van den nek was vuilwit. Het be
woog zich golvend voort, en ik zag een
groot lichaam onder water achter den
nek. Het dier zwaaide zijn nek heen
en weer, zoodat de zee ervan schuimde.
Het oog en de rand van den nek
leken ons als die van een zeeschildpad.
Wij waren beiden zoo verbaasd, dat
wij niet spreken konden. Toen gingen
wij naar (wijlen) lord Crawford, en hij
zei, dat hij 't jacht zou laten stoppen,
als wij er heil in zagen maar we vonden,
dat we daar niet veel aan zouden
hebben, daar wij ongeveer 14 knoopen
maakten.
Het dier was, meen ik, een exemplaar
van wat meermalen werd gerappor
teerd als de „groote zeeslang", bij ge
brek aan een beteren naam. Ik ben
er echter van overtuigd, dat het geen
reptiel was, wat wij zagen, maar een
zoogdier. Daar kan ik natuurlijk niet
zeker van zijn. maar het totale voor
komen van het dier, speciaal de zachte,
bijna rubberachtige vin, wekte dien
indruk."
Tijdens den oorlog hebben twee
Duitsche onderzeeërs en een Engelsche
kruiser zeeslangen gezien. Het Engelsche
schip, de Hilary, meende eerst een duik
boot voor te hebben. Toen kapitein
Dean beter wist, liet hij zijn mannen bij
wijze van oefening schieten.
De zeeslang nam het granaatvuur
kalm op, tot hij geraakt, werd toen
verdween hij met groot, geweld onder
water. De officieren en manschappen
van de Hilary konden het onbekende
dier niet nader beschrijven zij ver
klaren, een langen nek gezien te hebben
en een driehoekige rugvin.
Zeer belangrijk is echter het rapport
van de Duitsche duikboot U 28. De
commandant, Freiherr von Forstner,
legde deze verklaring af
„Den 30en Juli 1915 torpedeerde
onze U 28 in het Noorden van den
Atlantisclien Oceaan het Britsclie s.s.
Iberian (5223 ton) met een kostbare
lading. Het schip was ongeveer 180 m.
lang, zonk snel, achtersteven 't eerst.,
in water van een paar duizend meter
diep. Toen het schip een 25 seconden
verdwenen was, ontplofte het op ons
onbekende diepte, waarschijnlijk een
duizend meter. Kort daarna werden er
stukken van het wrak uit het water
opgeworpen, een 20 a 30 m. hoog, en
daaronder een kolossaal zeedier, dat
heftige bewegingen maakte.
Er waren op dat mo
ment zes man op de brug.
ondergeteekende, de twee
officieren van de wacht, de
eerste machinist, de stuur
man en de roerganger. Wij
vestigden aanstonds onze
aandacht op het zeewonder.
Wij hadden helaas geen tijd.
om een foto te nemen, want
na 10 a 15 seconden ver
dween het dier onder water.
Het. was ongeveer 20 m.
lang, zag er uit als een
reusachtige krokodil, en had
vier machtige schoepvor-
mige pooten en een langen spitsen kop."
Deze waarneming heeft het voor-
dèel, dat het dier in zijn geheel werd
gezien. Anderen zagen slechts gedeelten,
maar nergens worden trekken genoemd,
die niet passen in het totaalbeeld,
door de rapporten van de Fly en de
U 28 opgeleverd.
Na de TJ 28 kwamen er minstens
nog vier waarnemingen om nog maar
te zwijgen van „het monster van
Loehness.
Nemen wij dus aan, dat er een onbe
kend dier in de zeeën leeft. wat
kan het dan zijn Het wordt, nogal
eens vergeleken met sommige uitge
storven zee-reptielen, gelijk de plesio-
saurus. Maar die vergelijking klopt
niet heelemaal. Onze onbekende zee
slang heeft vier zwempooten, een langen
nek en een langen staartde plesiosauri
hadden slechts korte staarten. De
mosasaurus echter, ook een uitge
storven zee-reptiel, had wel een erg
langen gespierden staart, maar slechts
een heel korten nek. Aan overgebleven
exemplaren (als men zoo'n veronder
stelling aan zou durven) van uitge
storven soorten valt dus niet te denken.
Meer waarschijnlijk is de groote onbe
kende der zeeën een zoogdier, ondanks
de benaming „zee-krokodil" van Frei
herr von Forstner. Van die meening
zijn ook de eenige twee geschoolde
dierkundigen, die het. dier zagen, de
waarnemers van de Valhalla. Een
bewijs is er natuurlijk niet, zoolang er
geen lijk van de diersoort door bevoegde
hand ontleed is.
Nog zal de wetenschap geduldig
moeten wachten op den dag, dat een
gelukkig toeval tussehen de verschil
lende meeningen uitspraak doet.
WILLY LEY.
■ca
tet.7UfWi C
VIN O
&.ia
fRMOUlü
_MARTINIïR0S5I jj?
SOtA»C