DE MAIM MET HET
BLADWE MASKER
floor
ANTHONIE MORTON
mm*
24
NEGENDE
VERVOLG
De Baron Wel een keer of
tien mompelde Bristow
dien naam. De Baron.
Be naam, dien hij al
sinds maanden in den mond had,
de weinigzeggende, en tot dien
ochtend verzwegen en betrekkelijk
onbekende naam van den dief, die zijn werk begonnen
was met de broche van de gravin-weduwe van Ken-
ton en vervolgens een dozijn of nog meer diefstallen
had begaan, zonder dat de politie ook maar eenigen
vat op hem kreeg, die naam stond nu zwart op wit
vóór hem.
Be Baron
Bristow schimpte, zooals hij nog nooit van zijn
leven geschimpt had.
Met een woedend gezicht las hij het bericht door.
Hij was nog geneigd aan te nemen, dat hij droomde,
dat 't niet waar kon zijn.
maar liier had hij de feiten,
voor zijn oogen.
In 't midden onder den
kopregel stond een brief, met
forsche lettere gedrukt, en
blijkbaar heel voorzichtig op
gesteld. Be Morning Star liet er de opmerking aan
voorafgaan, dat haar bericht afkomstig was uit de
allerbeste bron.
„Ik ben al eenige maanden met de politie aan 't
vechten en ik maak me nog in 't minst niet onge
rust. In het huis van kolonel George Belton heb
ik het paarlen halssnoer ontvreemd, waarover
nadien zooveel geschreven en geredeneerd is. Ik
heb een zeer eenvoudige methode gebruikt, van
daar dan ook, dat de inbraak zonder eenige moei
lijkheid kon worden uitgevoerd. Maar eenvoud
kan licht tot eentonigheid leiden. Ik koester de
hoop, dat deze brief de politie zal prikkelen tot
grooter krachtsinspanning, om de hand te kunnen
leggen op den Baron."
Inspecteur William Bristow las dit vermakelijk
opstel driemaal. Baarna begon hij te mopperen.
En toen begon hij te lachen
Hij lachte zoo lang, dat mevrouw Bristow zich
ging afvragen of hij totaal gek was geworden
zij was er van overtuigd, dat die vroege thee
zetterij het eerste stadium was geweest -• en zij
ging snel de trap af, op den voet gevolgd door
Joan, haar dochter. Be aanblik van den inspecteur,
in zijn pyama, met verwarde haren en nog wat
slaperige oogen, maar brullende van het lachen, zou
iederen politiebeambte van de Yard onbeschrijfelijk
komisch hebben aangedaan, maar zijn huisgenooten
werden er een beetje bang van.
„Lach niet zoo," zei mevrouw Bristow nadrukke
lijk. „Be heele straat denkt, dat je krankzinnig
bent geworden."
Bristow deed zijn uiterste best om ljalm te worden.
„Be straat f" stiet hij uit, „alleen maar de straat f
Je vergeet de heele rest van de stad, lieveling.
Lees dat eens Hier, lees
Mevrouw Bristow las en haar knusse gezicht
verhardde tot strakke lijnen. Zij was zeer gevoelig
voor al hetgeen naam en faam der politie raakte,
maar zij kende haar man.
„Je kunt nogal wat hebben zei ze, niet zonder
trots. „Ik zou er dol van worden
„Wacht maar, hij is er nog niet," zei Oude Wim
geheimzinnig. ..Hij wordt nog wel eens dolKan
ik gauw m'n ontbijt krijgen Ik moet direct naar
de Yard. Ik hoor Lynch nu al uitpakken om nog
maar te zwijgen over den commissaris."
„Ik begrijp eigenlijk niet, waarom je zoo lachte,"
bekende mevrouw Bristow, terwijl zij in het buffet
keek.
„O nee f" vroeg Oude Wim, water uit den ketel
in zijn sclieerbakje gietend. „Ba's anders heel ge
woon. Ik lachte, omdat 't komiek is. Nooit zooiets
bijgewoond."
Hoofdinspecteur Lynch, breed, bedaard en blo
zend als steeds, helde tot dezelfde meening over,
Winnattr ran t!t>n Lippincott-
prifs ran 7500 tlallar
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE
John Mannering doet een huwelijksaanzoek aan de
lieftallige Marie Overndon, maar wordt afgewezen
omdat zijn finaneieele omstandigheden niet bepaald
gunstig zijn. Na deze teleurstelling begeeft hij eich
naar Londenwaar hij door spelen en fuiven ver
getelheid tracht te zoeken. Het restant van zijn kapi
taal smelt nu weg als sneeuw voor de zon. Lord
Fauntley, die in de meening verkeert, dat John
Mannering zeer rijk is, noodigt hem te zijnen huize
en stelt zijn dochter Lorna, een kunstschilderes,
aan hem voor. John toont warme belangstelling voor
de ongeëvenaarde collectie edelsteenen, welke lord
Fauntley bezit, en die in een speciale kluis is
opgeborgen. Hij slaagt erin het geheim van de safe
te vernemen en langzaam rijpt het plan in hem de
kostbare juweelen te stelen. Bij deze inbraak wordt
hij op heeterdaad betrapt door Lorna. Hij neemt
ijlings de vlucht en laat de sieraden achter. Manne
ring gelooft niet, dat zij hem herkend heeft. Alsof
er niets gebeurd is, noodigt hij haar den volgenden
avond uit te gaan dansen. Inspecteur Bristow van
Scotland Yard wordt belast met de opsporing van
een Kenton-broche, welke op zonderlinge wijze in
een dancing van een der gasten ontvreemd werd. Hij
wendt zich tot een Londenschen opkooper, die het
juweel inderdaad in zijn bezit heeft, en ontmoet daar
toevallig John Mannering. Mannering weet zich uit
de voelen te maken, door gebruik van een gas-revolver.
Er doen zich steeds meer gevallen voor van berooving
in de Londensche society-kringen. Scotland Yard
staat voor een raadsel. Toevallig komt Mannering te
weten dat de beroemde Bosa-parels, die destijds in
Amerika gestolen zijn, zich in 't bezit bevinden van
den Londensclten geldschieter Septimus Lee. Hij biedt
hem een hoog bedrag voor het snoer, doch steelt 'I uit het
huis van Ijee een dag voor de overdracht zal geschieden
Mannering tracht de Bosa-parels te verkoopen, doch
ontdekt tot zijn geluk, dat de pandjesbaas en heler
Levy Schmidt dezelfde persoon is als Septimus Lee
Lee verdenkt Mannering en laat diens flat door z'n
chauffeur onderzoeken. Mannering betrapt den on-
handigen indringer en maakt op sluwe manier van
den inbreker gebruik om Lee in den waan te brengen,
dat hij gefortuneerd man isAlle wantrouwen weet
hij bij zijn bezoek aan Lee weg te nemen. De detec
tive Bristow roept* Mannering's hulp in hij het
opsporen van den geheimzinnigen inbreker. John
Mannering krijgt hierdoor alle gegevens ran Scotland
Yard in handen, waardoor hij zich nu volkomen
veilig gaat voelen. Mannering is bij het huwelijk van
Marie Overndon aanwezig. Hij ziet kans een van de
geschenken, een kostbaar halssnoer, te stelen. Een der
genoodigden, Gerry Long, wordt ervan verdacht, het
snoer gestolen te hebben. Hij tracht zichzelf hel leven
te benemen, doch Mannering weet op '1 laatste moment
dit voornemen te verijdelen.
toen Bristow, drie kwartier later, de Yard betrad.
Maar Lynch kon er niet om lachen.
„Ze denken er niet allemaal over zooals wij,
BUI. Be A. C
Toen de adjunct-commissaris genoemd werd in
het gesprek, begreep Bristow, dat zijn ergste vrees
bewaarheid werd.
„Zoo, heeft hij er zich al mee bemoeid Wat zei
hij t"
„Verschrikkelijk stijf en officieel," zei Lynch opge
wekt. „Bie knaap heeft al die twee jaar, dat hij hier
is, nog nooit gelachen."
„Hier óók niet om vroeg de inspecteur.
„Hier juist niet om," zei Lynch. „En wat nog erger
is een van onze eigen lui, Wrightson, heeft 't
balletje aan 't rollen gebracht."
Bristow fronste, niet begrijpend.
„Maar de Baron. begon hij.
„Be Baron is zoo fatsoenlijk geweest, aan óns te
schrijven," zei Lynch op zwaarwichtigen toon.
„Wrightson die je nooit goed uit heeft kunnen
staan, zooals je weet heeft den brief opengemaakt.
en die stommeling heeft 'm aan
iemand van de Morning Star laten
lezen. Als de kranten zelf zooiets
ontvangen hadden, was 't meteen
de prullenmand ingegaan, maar
nu 't zóó uit den muil van den
leeuw komtLynch brak
schouderophalend den zin af. „Enfin, gedane zaken
nemen geen keer."
„Nee," zei Bristow grimmig. „Maar ik zal 't
Wrightson wel inpeperen, vandaag of morgen."
Hij zette echter de gedachten aan zijn collega uit
zijn hoofd en kwam terug op het nijpende onderwerp.
„Bus de A. C. heeft er 't land over f"
Lynch trok zijn breede schouders op.
„Hij zegt, en ik zie geen kans hem tegen te spreken,
dat we dien Baron niet stevig genoeg hebben aange
pakt als we hem binnen de week niet hebben, lacht
heel Londen ons uit."
„Bat zou me niets verwonderen," zei Bristow
nogal neerslachtig. „Maar 't zou me wèl verwonderen,
als we 't klaarspeelden. Reken maar gerust, dat hij
oppast de eerste paar weken."
„Je praat al net zoo opgewekt als Tank," zei
Lynch.
„Je weet zelf, hoe 't gaat met die akefietjes,"
zei Bristow.
Be hoofdinspecteur trok een leelijk gezicht.
„Enfin," zei hij, „doe je best maar. Wat ik zeggen
wou die meneer Mannering. Helpt die je
Bristow kreeg een beetje een kleur.
„Hoe weet je dat
„Ik heb je met hem zien praten," zei Lynch, „en
ik kon niet aannemen, dat je hem verhoorde,
dus. in ieder geval, 't lijkt me wel een type,
waar je wat aan hebben kunt."
„Hij heeft zijn hersens tenminste heel aardig bij
elkaar," zei Bristow langzaam. „Hij hield met alle
geweld vol, dat Long niets met dat parelzaakje uit
had te staan, 't begint er op te lijken, (lat hij gelijk
had. Er is nu nog één mogelijkheid."
„Aan wien denk je vroeg Lynch.
„Be douairière lady Kenton," zei Bristow, zijn
meerdere rustig aanziende. „Ik voel best, dat 't
onzinnig klinkt, maar.
„Ik zal eens zien te informeeren, hoe ze er financieel
voorstaat," zei Lynch onverstoord. „Ik kan er nog
niet bij, waarom ze vijf mille uitgaf voor dat huwe
lijkscadeau."
Bristow verwonderde zich over de breedheid van
blik, die Lynch bij zijn werk toonde. En hij begon
heel ernstig na te denken over die ietwat kortaange
bonden, maar toch nogal geziene dame, de douairière.
Bat wou zeggen ze was overal nogal gezien be
halve op de Yard daar werkte alleen haar naam
al als een roode lap op een stier.
LORNA DOET EEN AANBOD
jmma Kenton had over den diefstal gelezen in
'n avondblad. Zij was in 't eerst te diep onder den
indruk geweest, om zich tot de politie of tot wien dan
ook te wenden, ze had een krachtig slaapmiddel
genomen, in de hoop, met haar frissche krachten
van den morgen bestand te zijn tegen den strijd.
Zij was een koppige dame daar kon Bristow van
meepraten en zij kon bij tijden het zwaard kan
teeren óók het verlies van haar parels ging haar
zeer aan het hart.
Het ochtendblad zij nam de Morning Star
bracht den brief van den Baron aan de Yard.
Lady Kenton zat er vijf volle minuten op te
staren toen, als in een roes, greep zij naar de tele
foon en belde lady Fauntley op zij moest er brood-
noodig met iemand over praten. Hugo Fauntley en
zijn vrouw waren beiden de stad uit, maar Lorna
was thuis.
„O, lieve kind," hakkelde lady Kenton, „ik kan
gewoon niet. 't is te erg. ik weet echt niet...
hoe.
„Wat kan 't u eigenlijk schelen zei Lorna kal
meerend, begrijpend waar het om ging. „Marie heeft
de schade, u niet."