'4QüypubC£j
23
tttMf cru
Mannering begreep er niemendal van.
Als er één ding was, dat, hij nooit had
kunnen verwachten, dan was het dit.
Lorna was resoluut van natuur. Hij
had haar nooit blijken van ontroering
zien geven. Die had zij steeds verhuld
met een vernisje, soms van scherts, soms
van spot, soms van weifeling. En nu
dit. Het overviel hem volkomen.
„Ik zou niet weten wat," zei ze. „Ik
lieh me idioot aangesteld, John, dat is
alles."
„Dus we moeten 't maar weer vér-
geten vroeg Mannering.
Lorna knikte. Mannering glimlachte,
maar in zijn oogen was er diepte van
begrijpen.
„Je zit nonsens te praten, lieve kind,"
zei hij. „We zijn eens begonnen te
praten over.
„Trouwen zei Lorna, toen hij aar
zelde en het woord kwam er fluiste
rend uit.
„Trouwen," zei hij kalm. „Ik heb er
verder over gezwegen, want je had
gezegd, dat ik er niet meer op terug
moest komen. Maar als we getrouwd
waren, had je je door mij laten helpen.
Waarom nu dan niet
Zij scheen niet aanstonds te weten,
wat zij zeggen moest. Toen kwam er
een gedwongen lachje.
„Ik zou niet weten waarom," zei ze.
„Ik zou niet weten, waarom niét,"
antwoordde hij, en zijn stem klonk
zeer zacht.
Lorna haalde haar schouders op. Zij
zag er zeer treurig en zeer vermoeid
uit. en heel lief.
,,'t Is een stokoud gevalletje," zei ze.
„Iets van alle eeuwen, bedoel ik. Ik
heb geldgebrek. Verder niets."
Zij sprak lusteloos, als liet 't haar
eigenlijk koud, wat ze zei. Toen zij
zweeg, bleef zij langs Mannering heen
kijken, naar den muur.
Hij was blij, dat ze dat deed.
De groote verbazing, die hem vervulde,
toen hij het woord „geldgebrek" hoorde,
kwam tot uiting op zijn gezicht. Het
was onmiddellijk weer weg, maar het
was er geweest en hij bleef er stil van.
Lorna, dochter van lord Fauntley, die
had opgesneden, dat hij tot de tien
rijkste mannen van Engeland behoorde,
zat in gèldgebrek.
Het leek iets onmogelijks, onzinnigs,
maar Maunering bedwong de neiging om
te lachen. Hij zei rustig
„Hoeveel
De vlakke leegheid verdween uit
Lorna's oogen. Ze lachte, luidop.
„Die vraag had ik nu precies van je
verwacht," zei zeen de uitdrukking
van haar oogen deed hem blozen. Haar
stem klonk echter onbewogen, misschien
met een zweem van een lachje er in.
,,'t Is het eenige, waar 't op aan
komt," zei hij.
Lorna keek hem aan, met een zeer
strakken blik.
„Ik heb 't land aan mezelf," zei ze,
duidelijk en langzaam, „want dat ééne
had ik nu juist niét moeten zeggen. Maar
ik moet geld hebben, John. Duizend
pond, als ik ze krijgen kan. En vlug
ook."
Zij zweeg, de stilte was bijna tast
baar, alleen verbroken door haar krach
tige ademhaling.
Mannering liet snel zijn gedachten
gaan. Eén feit slechts kon heelemaal
tot hem doordringen dat zij geld noo-
dig had duizend pond. 't Was niet
zoo'n groot bedrag als 't wel leek, zoo
op 't eerste gehoor. Er waren tijden
geweest, dat hij er om gelachen zou
hebben.
Hij voelde neiging om vragen te
stellen, maar hij begreep, dat hij juist
dat niet doen moest. Hij bleef er echter
over tobben. Waarvoor moest zij dat
geld hebben AVaarom kon zij 't niet
aan haar vader vragen, als zij 't noodig
had
Het antwoord op die tweede vraag
lag voor de hand, peinsde hij. Fauntley
zou vragen waarvoor. Zij kon hem dat
niet vertellendus haar geldgebrek
kwam voort uit iets
De gedachte aan chantage kwam in
hem op. Ze kwam en ging snel. Hij
dacht er liever niet verder over na, maar
hij vond, dat de angst en de spanning
in haar gezicht wel op zooiets duidden.
Chantage.
Hij drong zijn gedachten terug de
stilte werd te pijnlijk.
„Dat is te doen," zei hij. „Wanneer
moet je 't precies hebben
„Je houdt je volkomen correct, John,"
zei ze, toen stond zij snel op en greep
naar haar handschoenen. „Maar we
hebben allebei nonsens gepraat. Ik heb
geen geld noodig, je bent een dwaas,
dat je denkt van wèl. Zullen we samen
gaan eten vanavond T"
Mannering glimlachte, zijn vingers
sloten zich om haar polsen.
„Kranig, maar niet zoo bijster over
tuigend," zei hij met groote hartelijk
heid. „Probeer eens oprecht te zijn,
Lornategenover jezelf en tegen mij.
Misschien vinden we daar alle twee
baat bij. En verder
Haar lippen beefden, haar oogen
stonden verdacht helder.
„Ik had niet hier moeten komen,"
zei ze.
„Dat had je wèl," zei hij, „dat weet
je. Je móést wel. We kunnen niet veel
voor elkaar doen, Lorna. Jij weet hoe
dat komt. Ik wéét 't niet. Maar als ik
helpen kan,wacht ik af en ben ik bereid."
Zij kreeg weer tranen in haar oogen.
Zijn armen sloten zich vaster om haar
schouders. Hij keek neer op dat donkere,
weelderige haar, hij voelde haar snikken.
Met zijn rechterhand streelde hij over
haar hoofd, hij sprak geen woord.
Het lachje om zijn lippen was onbe
grijpelijk.
INBRAAK BIJ RAMON
MWannering stak een sigaret op, leunde
achterover in zijn stoel en staarde
naar het plafond. Hij glimlachte nog
wel, maar in zijn oogen was er iets
grimmigs. De pakjes bankbiljetten op
zijn bureau waren verdwenen. Eén klein
bundeltje lag er nog tweehonderd
pond.en het waren er twaalfhonderd
geweest.
Lorna was weg. Zij was haastig ver
trokken, als vreesde zij, dat dralen ver
lies zou hebben beteekend. Mannering
had ernstig gepiekerd over haar raadsel
achtige houding. Het had telkens ge
leken, of zij iets zeggen wou zij had
geweifeld en gezwegen zij was ver
drietig geweest, zij had blijkbaar groote
zorg en zij had zich zeer dankbaar
betoond en toch had hij in haar
dankbaarheid iets spottends meenen op
te merken. Hij begreep er niemendal
van. Hij had haar geen enkele vraag
gedaan en zij had niets uitgelaten
verder. Hij dacht wel, dat ze blij was,
maar 't was een blijdschap met haak
jes en bovendien woelde er een zeer
begrijpelijke nieuwsgierigheid in hem.
Waar had zij dat geld voor noodig
gehad
Voor de honderdste maal zag hij
het probleem onder de oogen, hoe hij
de Rosa-parels van de hand zou kunnen
doen, voor de honderdste maal kwam
hij tot het besluit, nog maar een poosje
te wachten ze waren nog te warm. Hij
kwam dus voor het volgende probleem
te staaneen ander slachtoffer te vin
den en een buit, dien hij makkelijk te
gelde kon maken.
Vervolg op bladz. 26