'4QüypubC£j 23 tttMf cru Mannering begreep er niemendal van. Als er één ding was, dat, hij nooit had kunnen verwachten, dan was het dit. Lorna was resoluut van natuur. Hij had haar nooit blijken van ontroering zien geven. Die had zij steeds verhuld met een vernisje, soms van scherts, soms van spot, soms van weifeling. En nu dit. Het overviel hem volkomen. „Ik zou niet weten wat," zei ze. „Ik lieh me idioot aangesteld, John, dat is alles." „Dus we moeten 't maar weer vér- geten vroeg Mannering. Lorna knikte. Mannering glimlachte, maar in zijn oogen was er diepte van begrijpen. „Je zit nonsens te praten, lieve kind," zei hij. „We zijn eens begonnen te praten over. „Trouwen zei Lorna, toen hij aar zelde en het woord kwam er fluiste rend uit. „Trouwen," zei hij kalm. „Ik heb er verder over gezwegen, want je had gezegd, dat ik er niet meer op terug moest komen. Maar als we getrouwd waren, had je je door mij laten helpen. Waarom nu dan niet Zij scheen niet aanstonds te weten, wat zij zeggen moest. Toen kwam er een gedwongen lachje. „Ik zou niet weten waarom," zei ze. „Ik zou niet weten, waarom niét," antwoordde hij, en zijn stem klonk zeer zacht. Lorna haalde haar schouders op. Zij zag er zeer treurig en zeer vermoeid uit. en heel lief. ,,'t Is een stokoud gevalletje," zei ze. „Iets van alle eeuwen, bedoel ik. Ik heb geldgebrek. Verder niets." Zij sprak lusteloos, als liet 't haar eigenlijk koud, wat ze zei. Toen zij zweeg, bleef zij langs Mannering heen kijken, naar den muur. Hij was blij, dat ze dat deed. De groote verbazing, die hem vervulde, toen hij het woord „geldgebrek" hoorde, kwam tot uiting op zijn gezicht. Het was onmiddellijk weer weg, maar het was er geweest en hij bleef er stil van. Lorna, dochter van lord Fauntley, die had opgesneden, dat hij tot de tien rijkste mannen van Engeland behoorde, zat in gèldgebrek. Het leek iets onmogelijks, onzinnigs, maar Maunering bedwong de neiging om te lachen. Hij zei rustig „Hoeveel De vlakke leegheid verdween uit Lorna's oogen. Ze lachte, luidop. „Die vraag had ik nu precies van je verwacht," zei zeen de uitdrukking van haar oogen deed hem blozen. Haar stem klonk echter onbewogen, misschien met een zweem van een lachje er in. ,,'t Is het eenige, waar 't op aan komt," zei hij. Lorna keek hem aan, met een zeer strakken blik. „Ik heb 't land aan mezelf," zei ze, duidelijk en langzaam, „want dat ééne had ik nu juist niét moeten zeggen. Maar ik moet geld hebben, John. Duizend pond, als ik ze krijgen kan. En vlug ook." Zij zweeg, de stilte was bijna tast baar, alleen verbroken door haar krach tige ademhaling. Mannering liet snel zijn gedachten gaan. Eén feit slechts kon heelemaal tot hem doordringen dat zij geld noo- dig had duizend pond. 't Was niet zoo'n groot bedrag als 't wel leek, zoo op 't eerste gehoor. Er waren tijden geweest, dat hij er om gelachen zou hebben. Hij voelde neiging om vragen te stellen, maar hij begreep, dat hij juist dat niet doen moest. Hij bleef er echter over tobben. Waarvoor moest zij dat geld hebben AVaarom kon zij 't niet aan haar vader vragen, als zij 't noodig had Het antwoord op die tweede vraag lag voor de hand, peinsde hij. Fauntley zou vragen waarvoor. Zij kon hem dat niet vertellendus haar geldgebrek kwam voort uit iets De gedachte aan chantage kwam in hem op. Ze kwam en ging snel. Hij dacht er liever niet verder over na, maar hij vond, dat de angst en de spanning in haar gezicht wel op zooiets duidden. Chantage. Hij drong zijn gedachten terug de stilte werd te pijnlijk. „Dat is te doen," zei hij. „Wanneer moet je 't precies hebben „Je houdt je volkomen correct, John," zei ze, toen stond zij snel op en greep naar haar handschoenen. „Maar we hebben allebei nonsens gepraat. Ik heb geen geld noodig, je bent een dwaas, dat je denkt van wèl. Zullen we samen gaan eten vanavond T" Mannering glimlachte, zijn vingers sloten zich om haar polsen. „Kranig, maar niet zoo bijster over tuigend," zei hij met groote hartelijk heid. „Probeer eens oprecht te zijn, Lornategenover jezelf en tegen mij. Misschien vinden we daar alle twee baat bij. En verder Haar lippen beefden, haar oogen stonden verdacht helder. „Ik had niet hier moeten komen," zei ze. „Dat had je wèl," zei hij, „dat weet je. Je móést wel. We kunnen niet veel voor elkaar doen, Lorna. Jij weet hoe dat komt. Ik wéét 't niet. Maar als ik helpen kan,wacht ik af en ben ik bereid." Zij kreeg weer tranen in haar oogen. Zijn armen sloten zich vaster om haar schouders. Hij keek neer op dat donkere, weelderige haar, hij voelde haar snikken. Met zijn rechterhand streelde hij over haar hoofd, hij sprak geen woord. Het lachje om zijn lippen was onbe grijpelijk. INBRAAK BIJ RAMON MWannering stak een sigaret op, leunde achterover in zijn stoel en staarde naar het plafond. Hij glimlachte nog wel, maar in zijn oogen was er iets grimmigs. De pakjes bankbiljetten op zijn bureau waren verdwenen. Eén klein bundeltje lag er nog tweehonderd pond.en het waren er twaalfhonderd geweest. Lorna was weg. Zij was haastig ver trokken, als vreesde zij, dat dralen ver lies zou hebben beteekend. Mannering had ernstig gepiekerd over haar raadsel achtige houding. Het had telkens ge leken, of zij iets zeggen wou zij had geweifeld en gezwegen zij was ver drietig geweest, zij had blijkbaar groote zorg en zij had zich zeer dankbaar betoond en toch had hij in haar dankbaarheid iets spottends meenen op te merken. Hij begreep er niemendal van. Hij had haar geen enkele vraag gedaan en zij had niets uitgelaten verder. Hij dacht wel, dat ze blij was, maar 't was een blijdschap met haak jes en bovendien woelde er een zeer begrijpelijke nieuwsgierigheid in hem. Waar had zij dat geld voor noodig gehad Voor de honderdste maal zag hij het probleem onder de oogen, hoe hij de Rosa-parels van de hand zou kunnen doen, voor de honderdste maal kwam hij tot het besluit, nog maar een poosje te wachten ze waren nog te warm. Hij kwam dus voor het volgende probleem te staaneen ander slachtoffer te vin den en een buit, dien hij makkelijk te gelde kon maken. Vervolg op bladz. 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 23