Joost van den
Vondel
1587 - 17 NOVEMBER - 1937
PIET OOMES
de auteur van het dezer dagen ver
schenen werk „Joost van den Von
del", schreef biigaand artikel voor
ons blad ter gelegenheid van den
driehonderdvüftigsten gedenkdag
van Vondel's geboorte.
de hartelijke liefde voor land en
volk van den mannelijken Neder
lander, die hij hij uitstek was.
schennis van het recht aangeklaagd. En later, toen
hij zijn Geusevesper" schreef, herleefde heel de tra
gedie weer voor zijn geest.
Niet minder vurig werd de strijd tegen Spanje door
den dichter gevolgd. Bij iedere stad, die onder Frede-
rik Hendrik's beleid op de Spanjaarden werd ver
overd, schreef hij zijn triomfzangen. Na Maurits'
dood immers kon de dichter weer van harte getuigen
van zijn liefde voor Oranje. Prins Willem had hij niet
gekend, maar hij spreekt met eerbied over den vader,
„die voor de Vrijheid viel in Hollant's hart door
moorders haat". En nauwelijks was Frederik Hen
drik aan het bewind gekomen, of een stroom van
Oranjelyriek ontwelde aan Vondel's gemoed. „0, hoe
salig is 't te duycken onder den Oranjeboom" klinkt
het in het vroolijke Oranje Maylied.
Toen eindelijk in 1647 de onderhandelingen be
gonnen over den vrede met Spanje, was het Vondel,
die aangezocht werd om het feestelijk vredesspel te
schrijven. Bij die gelegenheid schiep hij het blijde
landspel „Leeuwendalers", dat aan de vredeviering
nieuwen luister bijzette.
Want Vondel had den vrede lief. Van den dichter,
Een afbeelding van Joost van den Vondel op 63-jarigen leeftijd.
Nederland herdenkt zijn grootsten dichter.
Op 17 November zal het drie en een halve
eeuw geleden zijn, dat Joost van den Vondel
in ballingschap geboren werd als kind van
vervolgde, doopsgezinde Antwerpenaars.
De oude bisschopsstad Keulen was de stad van
zijn geboorte, Antwerpen de stad van zijn voorge
slacht, Amsterdam werd de stad van zijn leven en
zijn groote liefde.
In de oude Rijnstad lagen de jeugdherinneringen
van den dichter. Daar had. hij als kind gespeeld aan
de kade van de breede rivier de middeleeuwsche
abdijen en de talrijke kerken prentten zich voor altijd
in zijn geest. En hoezeer hij ook Nederlander werd in
hart en ziel, hij getuigde vol warmte in zijn verzen
„een heimelicke treek verleidt het hart naar mijn
geboortstad Keulen".
Antwerpen kende hij minder. Wel zong hij den
lof van de krachtige Scheldestad, „die Markgravin
des rijks en koopstadt rijck van waren", maar het
is minder de stad dan wel het warme, zuidelijke
bloed van zijn Antweipsche voorouders, dat
wij dankbaar in zijn weelderig-barokke dicht
werk herkennen.
Maar niettemin trok zich op de snel groeien
de koopstad aan het IJ al zijn liefde voor de
Nederlanden samen. Zonder eenige aarzeling
erkennen wij in Vondel wat hij wilde zijn
de stem van het Nederlandsche volk in den
tijd van economische en geestelijke krachts
ontplooiing en van nationale bewustwording.
Daarom ook is de viering in den lande zoo
algemeen. Wij voelen in Vondel méér dan in
Hooft, Bredero en Huygens den vertegen
woordiger onzer gouden eeuw.
De hulde aan een dichter zal op de eerste
plaats een hulde moeten zijn aan zijn dichter
schap. De schoonheid van zijn verzen bepaalt
de eeuwigheidswaarde van zijn werk.
Is de feestelijke herdenking alom een hulde
aan Vondel's dichtergeest Wij willen de vraag
onbeantwoord laten en ons liever verheugen'
in het feit, dat de viering in en buiten
academische en litteraire kringen zeer zeker
ook gericht is op de zedelijke grootheid en
Vondel's werk is een leven lang
de schoone weerklank geweest van
het Nederlandsche volksleven in
het, algemeen, en voor een deel van
zijn dichtwerken, voor het christe
lijke volksleven in 't bijzonder. De
groote woelingen en worstelingen
van zijn tijd, die wel allereerst
lagen op godsdienstig terrein, de
har tstochtelijke strijd in den boezem
der protestantsche kerken de ver
deeldheid onder de doopsgezinde
gemeenten, de strijd van remon
stranten tegen contra-remonstran
ten, de strijd ook van het bedreigde,
teruggedrongen maar gezuiverde
katholicisme tegen een schijnbaar
volledig triumfeerend calvinisme
de ernst en de grootheid van dezen
strijd liggen vertolkt in Vondel's
poëzie.
Het doet ons nu wellicht vreemd
aan, hoe de strijd om de praedes-
tinatie, het leerstuk der voorbestemming van
Calvijn niet alleen uitgevochten werd op de gere
formeerde kerkkansels en in de synodes, maar ook
de huizen der burgers binnendrong, samenscholingen
en oproer verwekte op straat. Iedere tijd heeft zijn
problemen, die het volk in breedere lagen bezig
houden, en het is de slapste tijd niet, indien deze
problemen gericht zijn op godsdienstige en eeuwige
waarden. Vondel heeft dien strijd niet alleen mee
geleefd, maar met zijn waarheidszin en zijn onstui
mig gemoed heeft hij vurig partij gekozen. Verzen als
„Antidotum tegen het gif der geestdrijvers", „Har
poen" en „Decretum Horribile" danken hun hevig
innerlijk leven aan zijn persoonlijke deelname aan den
strijd.
Andere strijd, er mee samenhangend, maar meer
politiek van karakter en eindigend op de zwartste
bladzijde van onze geschiedenisde gerechtelijke
moord op den grijzen staatsman Oldenbarnevelt, zal
voor altijd blijven voortleven en voor 't nageslacht
loutering vinden in de diepe verontwaardiging, die
stem kreeg in de Oldenbarneveltverzen van Vondel.
Het aangrijpendst heel zeker is het korte, maar zoo
bewogen „Geusevesper of Sieckentroost voor de
vierentwintigh"Een partijdige rechtbank van vier
entwintig rechters, speciaal door Maurits gevormd
en rijk gehonoreerd uit de onrechtmatig verbeurd
verklaarde goederen van Oldenbarnevelt, had den
grijzen landsadvocaat ter dood veroordeeld. In het
treurspel „Palamedes" had Vondel openlijk voor heel
het land en met gevaar voor eigen leven de gruwelijke
die zoovele lof- en zegezangen schreef bij overwinnin
gen te land en ter zee, ook later in de Engelsche
oorlogen, en die de mannen eerde, die voor de vrij
heid en de welvaart van het land streden, zou een
keur van verzen te verzamelen zijn, waaruit blijkt,
dat hij den vrede boven alles stelde.
„Dees vrolijcke dagh," schrijft hij bij den vrede
van Munster ter inleiding van zijn Leeuwendalers,
„dees gouden dagh is ten lange leste eens opgegaen.
Wij hooren de zilvere vredetrompet den vrede in
blazen. Wij beleven hetgeen we naulix gelooven,
namelijck het gewenschte einde des eeuwigen oor-
looghs".
Ook de vrede binnenslands lag
hem dicht aan het hart, maar geen
vrede ten koste van onrecht en ge
wetensdwang. Zijn vrijheidszin en
waarheidsliefde drongen hem tel
kens op de bres, als er eerlijke
zaken te verdedigen vielen, of als
het recht geschonden werd.
„Roskam", het klassieke hekel
dicht van den veertiger, blijft het
monument van Vondel's sociale
rechtsgevoel. Zonder vrees plaatste
hij zich in 1630 tegenover baat
zuchtige regenten, die het land op
allerlei wijze bestalen, die slap waren
in hun beleid en verkwistend in
hun levenswijze. Hij koos de zijde
van de verdrukte burgerij, die de
zware lasten moest opbrengen. Zijn
hoog respect voor het gezag maakte
Het winterbosch-tafereel uit de Gij
brechi van Aemstel.
De aankomst van het Vondelgezin in Nederland.