„ZOU IK DAT OOK KUNNEN BEREIKEN?" a KONINKLIJK NEDERLANDSCH-INDISCH LEGER Gij kunt het, indien gij doet als deze jongelui. 31 en wachtte met de gelatenheid van een fatalist op het geen het lot het land zou brengen. Had hij de kracht gehad van een Alexander III, dan zou zijn initiatief misschien voldoende geweest zijn om in het duistere gewirwar der gebeurtenissen een lichtpunt te brengen. Maar Nicolaas miste de kracht van zijn vader. Het eenige, dat duidelijk naar voren kwam, was het koppig vasthouden aan de gedachte van zijn alleen heerschappij. Ofschoon hij in werkelijkheid nooit een alleenheerscher was geweest, wilde hij zulks toch blijven in de oogen van het volk. De constitutie, die minister graaf Witte hem als eenigen uitweg voorlegde, scheen Nicolaas zelfs in dien toestand eenvoudig schandelijk. Hij, de heer- scher-in-schijn, deed alles om althans dien schijn op te houden. Op een somberen triestigen dag van 1905 kwam de reuzengestalte van den oom van den Ozaar, Nicolai Nicolajewitsch, in het slot binnenvallen. Met den loop van een revolver op zijn borst gedrukt bleef hij staan voor den hofmeester van den Czaar. „Graaf, ik wil onmiddellijk den keizer spreken en hem smfeeken het programma van graaf Witte te onderteekenen. Doet hij het niet, dan schiet ik me met deze revolver een kogel door het hoofd Het is tot nog toe nog altijd een geheim, wat den vastberaden grootvorst tot een dergelijk zwakte- vertoon dreef. Had de occultisch-spiritistische om geving, die zijn hof beheersehte, hein een tip gegeven of zag hij in die constitutie werkelijk het heil en de redding der dynastie De sterke overwon den zwakkere. Na een kort onderhoud tusschen grootvorst en Czaar was het verdere lot van het rijk bezegeld, want. op dien- zelfden dag had Rusland opgehouden een auto cratisch bestuurd land te zijn. De Czaar moest de god delijke macht, zijner zending met zijn volk deelen. Nicolaas gaf het laatste, dat hij te geven had den uiterlijken schijn. In die beperking der keizerlijke macht was het vooral de echtgenoote van den monarch, Alexandra Feodorowna, die het naderend onheil bespeurde. De voormalige prinses van Hessen voelde zich met haar sterk tot mysticisme neigende natuur snel thuis in de geheiligde atmosfeer der orthodoxie en der byzantijnsche opvattingen van het absolutisme. Haar geloof in de goddelijke zending van den Czaar was even diep als oprecht en zij verloor dat geloof ook dan niet, toen de laagste vertegenwoordigers van het volk, over hetwelk hij moest heerschen, hem van zijn vrijheid beroofden en degradeerden tot gevange ne van het proletariaat. Dit geloof hielp haar heen over de zware uren hunner gezamenlijke ballingschap en schonk haar de kracht eener martelares, toen zij aan de zijde van den onttroonden Czaar in christelijke gelatenheid zijn treurig lot deelde. „Geloof en godsdienst spelen een zoo groote rol in mijn leven. Ik kan zulks onmogelijk licht op vatten en als ik mij ergens bij aangesloten heb, is dit voor eeuwig. Ditzelfde geldt voor mijn liefde en genegenheden. Ik heb een veel te groot hart, dat me verteert Deze ernstige woord m, die Alexandra Feodorow na tijdens den wereldoorlog schrijft aan haar echt genoot, openbaren de ziel deT laatste Czarina. Zij beminde den uitverkorene van haar hart even diep als zij in hem geloofde en die beide begrippen liefde en geloof versmolten aldus tot de hoofdelemen ten van haar bestaan. Liefdevol offerde zij zich op voor hem en voor zijn kinderen en de Czaar beantwoordde die liefde met dezelfde oprechtheid en kracht. Indien er in de laatste twintig jaren van het Russische Czarenrijk niets schijnt te zijn, dat blijk geeft van bestendigheid en levensduur, dan is er toch deze ontroerende zeldzame liefde, die alles over leefde en alleen door den dood werd beeïndigd. I:en bloedig slot W^e in 1914 ontbrande wereldoorlog liet de macht van den Czaar voor het laatst opflikkeren. De profeten der revolutie moesten voorloopig de vlag strijken voor de golf van vaderlandsliefde en geest drift, die over het rijk sloeg. Het 300 jaar oude geslacht der Romanows vond zijn ouden luister terug in den persoon van zijn laatsten vertegen woordiger. In liet begin boekten de Russische troepen menige overwinning. Zelfs de totale ondergang van twee Russische armeekorpsen in de Masurische moerassen was niet in staat den zegedorst der massa te breken. Eerst de lente van het daaropvolgend jaar bracht de eerste bittere ontgoochelingen. Gebrek aan munitie en wapens, gebrek aan organisatie en het vreeselijke woord „verraad" brachten verwarring in leger en volk. Het wantrouwen ten opzichte van de legerleiding, de ministers en het hof groeide met de ontgoochelin gen van dezen oorlog. Onder de geweldige inspan ning, die deze vreeselijke slachting eischte, verdween het geloof aan het gunstig einde en zooals steeds, wanneer ontevredenheid en twijfel hoogtij vieren achtte de verborgen revolutionnaire geest zijn tijd gekomen. De roode woeling begon in de reserve-bataillons der garderegimenten te Petrograd. Deserteurs van het front vormden groepjes toehoorders in de straten, zaaiden oproer, paniek en haat. Aan het front zelf werd de opflikkerende vlam van den opstand ge voed door honger en ontbering. De pers ging te keer als een furie. Theater, literatuur en film rukten het volk nog verder uit elkaar en toen de levensmiddeleiiprijzen opliepen, braken te Petrograd de eerste groote onlusten uit, waaraan werd deelgenomen door muitende mili tairen. De sterk verdeelde wankelmoedige regeering had de kracht noch het middel meer om deze on lusten te bestrijden, die ten slotte uitgroeiden tot een kokende revolutie. Onder den drang der omstandigheden deed Nicolaas II op 2 Maart 1917 afstand van den troon ten gunste van zijn broeder Michael, die echter weigerde den troon te aanvaarden. Aan de regeeriug der Romanows kwam een einde. Op 22 Maart is de Czaar met de zijnen zelfs geen vrij man meer. Hij, de heersclier over een volk van bijna tweehonderd millioen, is een gevangene. De mogelijkheid om naar liet buitenland te vluchten wijst hij beslist af en hij valt met al de zijnen in den nacht van 16 Juli 1918 onder de moordende handen van den rooden machthebber. Een hoofdstuk der Russische geschiedenis is ten einde. traktement, hetwelk sedert 1 Juni 1935 bedraagt: voor sergeantf 136.- tot I 220.- p. mnd. voor sergeant-majoor f 144.- tot f 248.- p. voor Adjudant-onderofficier f 156.- tot f 280.- p. voor onderluitenant f 168.- tot f 380.- p. Zij zagen hun kans en grepen die aanWAAROM GIJ NIET? De dienstneming bij het KONINKLIJK NEDERLANDSCH-INDISCH LEGER is weer opengesteld voor de INFANTERIE, CAVALERIE, ARTILLERIE, GENIE EN HOSPITAALDIENST Ongehuwde Nederlanders tusschen 18 en 30 jaar kunnen hiervan profiteeren, mits zij van zeer goed gedrag en flinke kerels zijn. Voor Cavalerie moet men in het bezit zijn van een rijbewijs. Zij, die technisch of meer uitgebreid onderwijs hebben gehad, hebben de voorkeur voor plaatsing bij het wapen der Genie. Dienstneming geschiedt onder wederzijdsch proefverband. Vraagt inlichtingen aan den COMMANDANT VAN DE KOLONIALE RESERVE TE NIJMEGEN

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 31