WRAAK IS ZOET door John D. Claverten 4 Waarzeggen uit. <le lijnen van uw hand Dames en heeren, laat u hier de toekomst voorspel lenTreedt binnen bij de schoone My ra el Raschi, de onfeilbare profetes Komaan, dames en heeren, hier is uw geld goed besteed en werpt het gouden vrachten af De pseudo-harlekijn schreeuwde zijn keel schor en trok met een uitnoodigend gebaar het tentdoek open. dat den toegang afsloot tot de schoone Myra el Raschi. Dokter Roy Stevenson bleef aarzelend staan, nam een besluit en glipte lachend naar binnen. In de halfduistere tent zat een jong meisje met een donker uiterlijk en een smal. knap gezicht en gehuld in 'n exotisch, met gouden sterren en loovers bezaaid gewaad. Op de tafel voor haar stond een glanzende metalen bol en een phosforiseerend doodshoofd, waarvan de aanblik in staat was minder koelbloedige menseken dan Rov Stevenson een griezel van afgrijzen en angst langs den rug te jagen. ..Uw toekomst, meneer vroeg een prettige stem. Het gelaat van het meisje was glimlachend naar hem opgeheven en geamuseerd strekte hij zijn hand uit. De beroemde Myra el Raschi nam haar aan en bestudeerde met een quasi ernstigen blik de dooreen- loopende lijnen. ..Uw levenslijn ligt gunstig," klonk het gedempt van haar lippen. „Wat u zich voorstelt van de toe komst zult u zonder groote moeilijkheden bereiken. Als u de noodige zorgvuldigheid in acht neemt, is u een lang leven beschoren. „Hm," bromde Roy Stevenson, maar half tevre den met die vaagheden. „Ik heb al eens gehoord van een hartlijn, schoone Mvra el Raschi. Hoe zit het daarmee met de liefde bedoel ik t" De beroemde Myra el Raschi bloosde en liet zijn hand los. „In de liefde zult u hetzelfde succes oogsten als in uw streven naar een groote carrière, meneer," antwoordde ze waardig. „Dank u," glimlachte Roy. „Hoeveel kost me die veelbelovende voorspelling, aanbiddelijke Myra „U kent het liefdadig doel. het minste tarief is een pond," zei het meisje en thans bloosde zij tot in haar hals. „Ik zal u twee pond betalen voor uw lieve oogen," schertste Rov, „en vijf pennies voor uw voorspelling. Eerlijk bekend voel ik me bekocht voor die vijf pennies." De blozende Myra el Raschi verbeet een glimlach en Rov deponeerde met een ernstig gezicht twee pond en een vijfpennystuk op tafel. De waarzegster boog dankend het hoofd en toen hij met een lachen den groet de tent verliet, bleef zijn blik het laatst rasten op een takje gouden regen, dat zij in haar corsage droeg. Buiten greep hij den harlekijn bij den arm, een aanvallig jongmensck, dat in het dage- lijksche leven een koogadellijken naam droeg. „Wie is zij, pias V' „Wie de schoone Myra grijnsde de jeugdige burggraaf. „Zuster Jane van het Algemeen Hospi taal, geloof ik. Als u soms nog meer knappe meisjes wilt zien. dan moet u drie tenten verder gaan. Daar treedt m'n nichtje op als Koningin van Saba. Twee pond entree, 't Is te geef, als je ze niet kent Roy ging lachend verder en slenterde kris kras door het park met zijn vele vermakelijkheden. Hij schom melde voor een shilling en nam een twaalfrittenkaart voor den draaimolen, bezocht het hippodrome en de cake-walk. Toen vond hij het welletjes en zette zich te rusten bij een der buffetten. Het was negen uur in den avond, toen hij Sandry Castle verliet, met het tevreden gevoel, dat hij ruimschoots zijn deel ge offerd had aan het liefdadig doel, waarvoor de her togin van Burlington dit tuinfeest had gearrangeerd. Van de Theems kwam een dichte mistbank opzetten en met den kraag van zijn jas opgeslagen liep hij naar de bushalte voor Richmond, die een kwartier gaans van het kasteel verwijderd lag. Om kwart voor negen verliet de beroemde Myra el Raschi de waarzegsterstent, legde haar exotische kleederdracht af en hulde zich in haar eenvoudig verpleegsterscostuum. Toen zij haar ontvangsten afdroeg, bleek zij met haar kunst tot een der meest lucratieve ondernemingen van het tuinfeest te hebben behoord en blozend nam zij het complimentje van de oude hertogin van Burlington in ontvangst. Na zich te hebben verkwikt met een kopje thee, trok zij haar leeren jas aan, gespte een paar beenkap pen om en stapte op haar motor. liet was koud in den mist en bovendien gevaarlijk rijden. De weg was bedekt met auto's en voetgangers, die van het tuinfeest terugkeerden, en voorzichtig zocht zij haar weg tusschen het drukke verkeer. Halverwege de bushalte kwam zij de voetgangers voor. Zij gaf meer gas en trachtte zich bij den veiligen stroom auto's aan te sluiten. Plotseling, in een bocht, zag zij een gedaante voor zich op den weg. Zij remde krachtig, slipte, wierp haar stuur om teneinde een aanrijding te vermijden, doch reed recht op den haastig opzijspringenden voetganger in. De man viel en bevangen van schrik slingerde zij nog vijftig meter door, voor zij den motor tot stilstand kon brengen Doodsbleek en ontdaan zette zij haar motorfiets aan den kant van den weg. Het ongeluk was opge merkt en de auto's, die achter haar aan kwamen, stopten met een naargeestig knarsen van de remmen. Toen zij de ongeluksplek bereikte, was het slacht offer omringd door een dichte haag autorijders, die verward dooreenliepen en schreeuwden. ,,'t Is niet erg Nee, maar hij kan niet loopen Een dokter 1 Waar woont hier een dokter t" Zenuwachtig en bevend trachtte zij door het groep je heen te dringen. Eensklaps voelde zij een hand op haar arm. „Zuster Jane, gelukkig dat u hier is," zei een onbekende stem. „Wilt u zoo goed zijn even naar de bushalte te loopen f Daar vindt u telefoon. Belt u dokter Maelane even op, die woont hier vlakbij." „Wie. .wie is het f" bracht ze stamelend uit. „Ik weet het niet, maar het is gelukkig niet ern stig," hoorde zij tot haar verlichting. „Een gebroken been of misschien slechts gekneusd. Het had erger kunnen zijn. Hij is aangereden door een motor, maai de bestuurder schijnt doorgereden te zijn. Gaat u even, zuster Werktuiglijk gehoorzaamde zij. Toen zij terug kwam van de bushalte, zag zij juist nog, dat de ge wonde in een auto gedragen werd. Hij kreunde van pijn, het portier ging dicht en achter het stuur nam een heer plaats, in wien zij dokter Fenteley her kende van het Kinderhospitaal. De stroom auto's zette zich in beweging en een oogenblik later stond zij half verwezen bij haar motor. Niemand had haar iets gevraagd, politie viel niet. te bekennen en geen sterveling scheen te weten, dat zij het was, die de aanrijding veroorzaakt had. Werktuiglijk als een slaapwandelaarster stapte zij weer op haar motor en reed naar het hospitaal. „Is er soms een gewonde binnengebracht slachtoffer van een aanrijding V was haar eerste vraag aan den portier. „Na acht uur niet, zuster," kreeg zij ten ant woord. Het was, of er een last van haar hart viel. De kwetsuren schenen zich dus niet ernstig te laten aan zien, anders had dr. Fenteley den gewonde wel in het Algemeen Hospitaal op laten nemen. In weerwil van die geruststellende gedachte wor stelde zuster Jane dien nacht met de eerste groote moeilijkheid in haar leven. Zij stond voor een gewe tensvraag, waarop zij geen antwoord kon geven. Moest zij zich bekend maken, als morgen de politie den onbekenden veroorzaker van de aanrijding verzocht zich aan te melden Of zou zij het stilzwij gen bewaren om de straf te ontloopen, die haar wel licht wachtte Den heelen nacht bleef zij zich pijni gen met die vraag en doodmoe en besluiteloos stond zij 's morgens op. Haar eerste gang was naar de zitkamer van de zusters, waar de ochtendbladen lagen. Haar oogen vlogen de kolommen langs, maar zij zocht tevergeefs naar de vermelding van het ongeluk. Evenmin ge waagden de politieberichten ervan, die om negen uur door de radio werden uitgezonden. Zij ademde verlicht, maar toch begreep zij dat stilzwijgen niet goed. Waarom had het slachtoffer geen aangifte gedaan van het ongeluk En waarom zweeg ook dr. Fenteley, wiens plicht het feitelijk was behulp zaam te zijn bij de opsporing van den schuldige 1 Neen, zij begreep het niet en urenlang behield zij het gevoel, dat haar een dreigend onheil boven het hoofd hing. Om elf uur dien morgen werd zij onver wachts bij de directrice ontboden. Zij schrok en vrees de, dat de politie gekomen was om haar te verhooren. Zij kreeg een angstig visioen van gepruikte rechters en een getraliede cel en klopte bevend aan. Haar vrees bleek echter ongegrond te zijn, de directrice was alleen. „Zuster, u hebt binnendienst volgens het rooster, maar ik zal u af laten lossen, begon de directrice op haar gewonen zakelijken toon. „Dokter Stevenson heeft naar u gevraagd." „Naar mij gevraagd informeerde zij verbaasd. „Ik ken geen dokter Stevenson." De directrice haalde de schouders op. „Zuster Jane, dat bent u, geloof ik. Wilt u er terstond na het tweede ontbijt heengaan T Richmond, Kew Road negen tien." Zij knikte, het interesseerde haar ook niet, hoe dr. Stevenson haar kende. Tegen half een begaf zij zich op weg. Kew Road 19 was een aardig villaatje, omgeven door een grooten tuin. Een bejaarde dame deed haar open. „Ik ben de huishoudster," zei ze vriendelijk, toen zij haar naam had genoemd. „Wilt u mij maar volgen f Dokter heeft gezegd, dat ik u terstond bij hem toe moest laten, als u er was. Zij ontdeed zich van haar mantel en trok een witte jas aan. Vermoedelijk moest zij assisteeren bij de be handeling van een patiënt, dacht ze. Zij volgde de huishoudster naar een kamer, die uitzicht gaf op den lierfstigen achtertuin en bleef bij den drempel plotseling staan. Op een stoel zat de aardige jonge man, die gisteren in haar waarzegsterstentje twee pond had betaald voor den blik in haar oogen. Zijn beenen waren op een anderen stoel uitgestrekt en onder de gebloemde gewatteerde deken, die erover lag uitgespreid, kwam een voet te voorschijn, die in een monsterachtig verband zat. „Welkom, zuster," zei hij met een ernstig glimlach je. „Mijn naam is Roy Stevenson en ik heb u laten ontbieden, om u te verzoeken mij te willen verplegen. Ik kan mijzelf niet helpen en om het uur moeten de verbanden om mijn voet verwisseld worden. Doe de deur dicht, als u wilt ik ben gisteravond na afloop van het tuinfeest nabij Sandry Castle aange reden door een motor en ongeveer alle voetspieren zijn gekneusd, gescheurd of beschadigd." Zuster Jane werd doodsbleek en sloot werktuig lijk de deur. Hier zat haar slachtoffer dus zonder te vermoeden, dat hij alle ongemak en pijn aan haar te wijten had. Zij voelde zich in een situatie gebracht, die haar kwelde en benauwde. Zij moest al haar geestkracht te hulp roepen om zich te kunnen beheer- schen en dwong zich tot een meewarig glimlachje, dat. zij als gehuicheld voelde. „Ik ben geheel tot uw beschikking, dokter," hoorde zij zichzelf als in een droom zeggen en daarop trad zij de kamer verder in. Zuster Jane had voorheen nooit geweten, wat wroeging was. Zij leerde dit knagende gevoel voor het eerst, kennen, toen zij dien middag het smartelijk ver trokken gezicht aanschouwde, waarmee Rov Ste venson de pijnlijke massage van zijn voet- en been spieren onderging. Het was dr. Fenteley, die hem be handelde en haar meteen onderrichtte, hoe zij het in den vervolge moest doen. Roy's pijnlijk verwron gen gezicht riep een reflexgevoel in haar hart te weeg, dat, haar bijna de tranen in de oogen perste. „Ja, dat heb je nu allemaal aan dien onbekenden wildeman te danken," bromde Fenteley, terwijl hij bezig was. „Dat rijdt maar raak tegenwoordig mist of geen mist. Vindt u het niet dwaas, zuster dokter vertikt het aangifte van het ongeluk te doen." Zij voelde Roy's blik op zich rusten en kon niet voorkomen, dat zich een diepe blos op haar blank geteint gelaat afteekende. „Waarom niet vroeg zij zwak, doch met een gevoel van onuitputtelijke ver lichting. „Wel, hij zegt, dat hij met dien soesah van politie en gerecht niet te maken wil hebben," antwoordde Fenteley. „Maar ik vraag op mijn beurt, waar het heen moet, als dergelijke onverantwoordelijke indivi duen ongestraft den weg onveilig kunnen blijven ma ken. Hij heeft zich niet eens om de gevolgen van zijn onvoorzichtigheid bekommerd als er een lijk was achtergebleven, zou hij ook doorgereden zijn.' Elke beschuldiging doorboorde haar hart. Zij voel de behoefte den onbekende te verdedigen, doch haar geheim hield haar lippen gesloten. Gelukkig voor kwam Roy zelf, dat zij een gepast antwoord zou moeten huichelen. „In ernst, zuster, de onfeilbare Myra el Raschi was gisteren 'n erbarmelijke profe tes," zei hij schertsend. „Zij voorspelde me een lang leven, maar het is meer geluk dan wijsheid geweest.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 4