IA
HET LAAD DER
KRUISEN
Reisindrukken uit Litauen
Typen van kruisen te Kaunas in Litauen.
nieuwe wijken vult en al de
lage kleine huizen binnen
kruipt, uit wier openge
spalkte vensters luide stem
men klinken van de men-
selien, die den ochtend af
wachten om te gaan slapen.
De meesten zoeken koelte
buitenshuis. De nachtelijke
straten zijn vol menschen,
ofschoon het plaveisel nog
brandt onder de voeten,
alsof de pas ondergegane
zon daaronder nog stond
te gloeien. Onder de hoo
rnen, door de droogte ont
bladerd, schuilen de burgers
bijeen en praten luid
ruchtig, roepend en gesti-
culeerend met een leven
digheid, die men meestal
aan zuidelijke volken toe
schrijft. Het is, alsof de
nacht hen opgewonden
maakt.
Maar de liederen, die
men overal van verre en
van nabij hoort klinken,
zijn zonderling zwaarmoe
dig en droef. In deze Lit-
tausche volkswijzen klinkt
nog de melancholie van de
lange jaren zonder vrede en
vreugde, geleefd onder het
juk van den verdrukker.
Aan het einde van de
Allee der Onafhankelijkheid
rijst de Russische kerk met
liaar uivormige koepels
droomerig en fantastisch
in den nacht omhoog. Zij
herinnert aan het rijk
der Czaren, dat soldaten,
gouverneurs en popen zond
om deze verre gewesten
van het keizerrijk in rust
te houden onder de macht
van het zwaard en het
Ai
tckt zonder duisternis
Kaunas in een warmen zomernacht doet bijna
aan de tropen denken. De zon gaat nauwelijks
onder en haar warmte blijft ook dan nog zwaar
over de stad hangen. Uit de Xjemen en haar dichtbij-
liggende zijstroomeii komt een damp los, die als een
warm, vochtig waas de nauwe stegen van het
ghetto, de oude jodenstad, en de breede straten der
ontzag der hiërarchie. Maar
terwijl in Rusland zelf
tallooze kerken verwoest
werden, heeft hier het volk,
zelfs in de felle dagen van
zijn bevrijding, dit groote
monument van den Russi-
sclien godsdienst onberoerd
gelaten.
Wanneer achter de golflijn van de verre heuvels
in het oosten een helderder licht begint op te stijgen,
worden de straten leeg. De lantarens van de straat
verlichting, die in dit seizoen niet veel dienst doet,
gaan uit. Goênacht roepend tegen de buren, sluiten
de vrouwen vensters en gordijnen voor het daglicht
toe. De torenklok van het plein, waar de Onbekende
Soldaat rust, slaat één na middernacht. De ochtend,
die over de stad rijst, lijkt op het vallen van een
avond.
Bij het monument van het Vaderland staan, in liet
stille licht van den nieuwen dag, de donkere kruisen
klaar en streng afgeteekend, als een getuigenis van
geloof in de vrije en sterke toekomst der Littausche
natie.
Kruisen op de heuvels.
T Tit de lage vallei, waarin de hoofdstad Kaunas ge-
borgen ligt, leiden tal van wegen, die den loop van
de Njemen en haar zijrivieren volgen, liet land op
en spoedig stijgt men omhoog tussclien golvende
heuvels. Het eerste eentonige uitzicht opent zich nu
over vruchtbare hellingen en dalen, die zich einde
loos uitstrekken, wisselend van goudblonde koren
akkers en bijna zwarte dennebosschen. Op eiken
heuveltop ligt een klein dorp om een lioogen toren
heen als een vogelnest op een dak.
Het landschap is wijd en stil. En in die plechtige
rust rijzen overal, langs de eenzame wegen, donkere,
slanke kruisen nmlioog. Soms is het een eenvoudig,
naakt kruis, hoog en smal, alsof er een groot slag
zwaard met de punt in de aarde geplant staat. Maar
dikwijls hebben deze kruisen den typischen Litt.au-
schen stralenkrans, die zich tussclien de armen van
het kruis uitbreidt als de bladen van een openge-
bloeide bloem of als een krans van zonnestralen,
zoodat het kruis tegelijk het zinnebeeld van een
stralende zon is, die haar triomfeerenden glans naar
alle zijden uitzendt.
In plaats van de huiselijke Littausche boeren treft
men langs de landwegen somtijds zigeuners aan, die
hun tenten opslaan aan den oever van een rivier.
Mannen, vrouwen en kinderen liggen verspreid over
de weide tussclien hun paarden en wagens en heel
hun povere have, die men met één oogopslag over
ziet dekens, lompen, kookgerei, paardentuig, hooi en
een zak met aardappelen.
Bij een van die kaïnpen kwam de leider, een donke
re man van om en bij de vijftig, ons tegemoet en
vroeg met een lioofschen groet om een paar sigaren,
terwijl een roetzwart oud wijf. met een bonten doek
om het hoofd, aanbood ons de kaart te leggen of
de hand te lezen. Een jongere vrouw, met een
rozenkrans om den bruinen hals, zat op den grond
gehurkt een vuurroode jurk te naaien en scheen niets
te zien of te hooren, misschien al droomend van
den aanstaanden marktdag in het naburige dorp,
waar zij furore zou maken. Ook zij had een spel
vuile en verscheurde kaarten naast zich liggen. Toen
ik vroeg, of zij aan de kaarten geloofde, toonde zij
lachend haar witte tanden en antwoordde wijs
„Gelooven of niet gelooven is voor mij hetzelfde.
Maar het kan zijn, dat degene, wien ik de toekomst,
voorspel, wèl aan mijn woorden gelooft."
Een jonge kerel, die een korf zat te vlechten,
ging de jongens en meisjes van het kamp bijeen
roepen 0111 voor ons te zingen. Schril klonk hun lied
over de weide en het water een zonderlinge wijs
in een onbegrijpelijke taal, grillig en droefgeestig,
waarin men, zonder woorden, toch iets van de
eindelooze en doellooze zwerftochten der zigeuners
verstond. En inééns begon ergens een kind te huilen,
een baby, die tussehen hooi en lompen onder een
van dé wagens lag en alleen zijn schreiend gezichtje
toonde, vuilzwart en bedekt met vliegen. Het zwer
verslied, dat zijn levenslied zou zijn, had zijn kin-
derslaap gestoord.FREYR
Ken geziekt op <le stad Kaunas.
Het kruis, dat een driesprong op 't platteland beheerscht.
V-i 'ÏSti