ACHTTIENDE HOOFDSTUK
23
terug. Er was een vastberadenheid in haar, die
boosheid nabij kwam. Zij had haar weg gekozen,
en zij ging niet terug. Door geen tien .lessamy
Landon's liet zij zich slaan. Hij was de man, dien.
zij hebben wou, en ieder middel was haar goéd.
Zij schoof iets naar achter, een ietwat gevaarlijke
manoeuvre, want de bank had geen leuningzij
schrok, en sloeg half haar armen uit.maar de rechter
arm van Dick legde zich om haar middel, en steunde
haar, en zij had haar linkerhand op zijn schouder.
Zoo zaten zij weer eenigen tijd stil en bijna roerloos,
maar labla's hand schoof van den schouder af en
haar kleine, stevige vingers grepen om zijn arm.
Haar hoofd lag tegen hem aan.
„Konden we hier maar blijven," zei labia, toen zij
vond, dat er voldoende tijd verloopen was.
„Tja!" zei Dick, zooals men zich in iets onmoge
lijks of ietft onherstelbaars schikt.
En toen begon Leila te snikken, onbeheerscht,
als een kind, en zenuwachtig kneep haar hand door
Dick's mouw heen in zijn arm.
Dick zag op haar neer, maar hij kon niets gewaar
worden dan haar zwart glanzend haar. Hij wist niet
goed, wat hij doen moest. Hij hield zich zoo onbe
wogen mogelijk, maar 't werd hem vreemd van
binnen. Tranen ontroerden hem altijd, sterker
misschien, dan 't een man paste. De gedachte was
al méér in hem opgekomen, dat Leila iets had zij
kon stil zijn opeens, in de vroolijkste uren. en menig
maal had zij door laten schemeren, dat zij haar leven
van pretjes lang geen ideaal vond. Zoo*gaan er velen
door het leven, met een lachend gezicht, en niemand
vermoedt, wat er dieper schuilt....
Hij trachtte haar te kalmeeren, met zachte, niets-
beteekenendewoordjes „Toe. Leila.kom kom..
huil maar uit. dat zal je goed doenZij luisterde,
gespannen, voorzichtigzij luisterde naar hem en
naar al, wat er te liooren viel of komen mocht. De
kleinste kleinigheid was nu van belang. Het juiste
moment
Zij scheen te bedaren, maar bleef tegen Dick's
arm leunen, haar hoofd diep gebogen. „Je bent goed,
Dick," fluisterde zij „je bent lief." En nog even
kwam er een snikje, een zucht.
Haar hoofd kwam iets omhoog, alsof zij nog
scherper wilde luisteren naar wat hij zeggen zou. Zij
keek hem niet aan, maar naar den grond starend
wischte zij met den zakdoek in haar rechterhand
haar gezicht af toen bleef zij in dezelfde houding
en heel zacht vroeg ze
„Wil je me een kus geven, Dick
Hij boog het hoofd neer. en zijn mond raakte haar
wang. Leila sloeg haar arm om zijn hals en hield zijn
hoofd bij het hare.
En toen blafte er een hond.
Verschrikt schoten zij beiden recht en keken om.
Aan het begin van een smal paadje, schuins achter
hen. stonden twee meisjes en een man. l,cila gaf een
kreetje van schrik, en de drie toeschouwers met den
hond liejien achter de bank om. alsof zij niets gezien
hadden, en betraden een paadje aan den overkant
van de open plek.
Dick en Leila stonden tegelijk op. Dick zei niets,
maar liep het paadje langs, vanwaar (1e drie onbe
kenden gekomen waren, en labia volgde hem. Een
kleine tien meter verder vonden zij een groot gras
veld. en daarachter stond het breede witte huis. Het
stond niét leeg blijkbaar. Er stonden tuinstoelen,
en een groote paraplu, en een paar glazen veranda
deuren waren open.
Dick bleef staan kijken, keerde zich toen om en
zei „Zullen we gaan Zij volgden het pad, waar
langs zij gekomen waren, in omgekeerde richting, en
Dick zweeg, peinsde. Ook Leila zweeg, maar in haar
was het gevoel, dat zij gewonnen had. Het kostte
haar moeite, de blijdschap weg te houden van haar
gezicht. Nog nooit was een man haar zoo goed
bevallen als Dick Bradshaw, en nu had zij hem
niet in de opgetogenheid van een onstuimige liefde,
maar gevangen in een net, dat nog sterker bond
zoo iemand als hij was. Zij had hem. en zij zou wel
zorgen, dat het net hem vast bleef houden, ondanks
iedereen, ondanks hemzelf misschien.
Zij stapten in de boot, en inet rustige hand hielp
Dick haar. Eerst toen zij het eiland achter den rug
hadden, begon hij te spreken.
„Wie waren dat vroeg hij.
„Tom Waring met zijn zuster en haar vriendin,"
antwoordde Leila. „In dat witte huis op visite ge
weest, denk ik. Die mensehen kennen we niet."
„Zei je niet, dat dat huis leeg stond
„Dat dacht ik. Moeder zei "t. Nathalie had er
niets- over geschreven, (lat die mensehen gekomen
waren. Vind je 't erg
„Och nee," zei Dick. „.Tij Hij zat met beide
handen aan het stuurrad en keek recht voor zich uit.
Leila bleef een minuut zwijgen. Ze zag hem aan.
en licel vluchtig trof ze zijn blik.
,.'t Is alleen. de praatjes, en 't gefluister, en
de wenkbrauwen optrekken." zei ze. „Ze beweren
natuurlijk van alles, als ik.... als we...." Zij
zweeg. „Ik weet natuurlijk niet, hoe je. wanneer
je
(Vervolg op blz. 26)
DE LEIDSCHE GRACHT
TE AMSTERDAM OP 'H
WINTERAVOND
palmloof zien wuiven in den wind, en het grijswit van
koraalriffen werd zichtbaar, waar nieuwe eilandjes
langzaam, korrel voor korrel. Werden opgebouwd in
den langen loop der jaren.
,,'t Is warm," zei labia, „en 't is ver."
,,'t Zal nu wel gauw komen," antwoordde Dick.
„Een lang eiland, en 't is te herkennen aan een lang
wit huis rechts. Als we maar vóór 't diner terug
zijn."
„Als we dat niet zijn, is 't nóg niet erg," vond
Leila. „Wij krijgen wel iets bij de Warings."
„Wonen die in dat witte huis rechts vroeg Dick.
„Nee, dat staat leeg, zegt moeder. De Warings
wonen aan den anderen kant van 't eiland. Zou dAt
't zijn, (laar
Inderdaad naderden zij het eiland, een breede
groene strook, met. palmen afgezet, donker afstekend
tegen de glinsterende zee. Dichterbij gekomen zagen
zij aan de reehterpnnt het witte huis. en recht vóór
hen vormden twee lange sprieten van koraalrif een
soort baai. Er was een steigertje, maar vaartuigen
lagen er niet, en er was geen huis te zien.
Dick bracht handig zijn boot terzij van 't. steigertje
en stak een touw door een ring. Hij hiel)) Leila uit-
st appen
„Wat zullen we doen vroeg Dick. Hij had niet
veel zin. aanstonds weer bij „de Warings" op visite
te zitten.
„Daar is een pad," zei labia. „Zullen we daar maar
eerst eens langs gaan Dan kunnen we zien."
Zij keken rond, en alles was stilte, vrede. Zij
schenen totaal alleen te zijn in het midden eener tin
telende zee.
TTit verblindenden zonneschijn traden zij in een
^groene schemering. Het was 'n tropische wildernis,
gedund en getemd, maar zoo voorzichtig, dat zij hen
met de oorspronkelijke weelderigheid scheen te om
vatten. Het pad scheen geen haast te hebben, ergens
te komen, zoo kronkelde het.
labia werd stil, en zij liep hoe langer hoe langzamer.
„Alleen op de wereld." zei Dick schertsend, toen zij
even stil stonden, om op te zien naar de lucht, en
Leila keek hem aan met een snellen blik, sloeg haar
oogen neer en zei niets. Toen hij doorliep, greep ze
zijn mouw.
„Wacht nog even," zei ze. „Ik heb 't zoo warm.
Dick bleef staan en keek bezorgd. Ze leek hem
inderdaad een beetje bleek. Dat gejaagde leven, 't
eene pretje na 't andere, en laat dansen 's nachts, was
ook niets voor 'n jong meisje.
Leila had zelf al eens zooiets
uitgelaten, maar overdag was
het Claire, die haar opjoeg.
's avonds Nickv.
Dick gaf haar een arm
en langzaam liepen zij ver
der. Toen zij een minuut ge-
loopen hadden stond er, in
een verbreeding van het pad,
een rustieke bank.
„Ga maar even zitten,"
zei Dick, en hij nam naast
haar plaats. Een paar minu
ten keken zij zwijgend voor
zich uit. Leila deed haar
oogen dicht, en haar boven
lichaam liewoog zich lang
zaam naar voor en naar
achter.
„Voel je je niet goed
vroeg Dick.
„Een beetje duizelig," zei
Leila. „Gaat wel over."
Maar 't scheen niet over
te gaan. Er kwamen tranen
onder haar neergeslagen oog
leden uit, en opeens liet zij
zich opzij zinken, tegen Dick
aan, en fluisterde zij „O.
Dick I'
ll ij zei niets en bewoog
zich niet, en zij dorst haar
oogen niet naar hem op te
slaan. Even werd zij bang,
maar zij trok dat gevoel