ZEVENDE HOOFDSTUK
Het kostte het jonge paar eenige moeite door de
portalen het paleis binnen te gaan. Toen zij daar
eenmaal in geslaagd waren, hadden zij nauwelijks
den tijd zich van hun mantels te ontdoen, want
opnieuw eischte de jubelende massa him aandacht.
De keizer en zijn verloofde moesten op het groote
balkon boven het centrale trappenhuis verschijnen,
waar zij door iedereen gezien en toegejuicht konden
worden.
„Representationspflicht" werd dit genoemd en het
scheen Sisi een ingewikkeld en tamelijk vermoeiend
koninklijk métier toe. Gekroonde hoofden moeten
nu eenmaal en voor alles leeren hun vermoeidheid te
overwinnen de naties, door een koning geregeerd,
zijn meedoogenloos veeleischend in dit opzicht.
Sisi, als bedwelmd door de onstuimigheid der
Weensche bevolking, schikte zichhaar teer ge
zichtje werd langzamerhand bleek, terwijl zij de
menigte daar beneden steeds opnieuw toeknikte.
Van het balkon gezien, leek de menschenmassa nog
te groeien, onophoudelijk golfden nieuwe stroomen
de toegangspoorten binnen. In de verte schitterden
de lichten der hoofdstad, maar het scheen, dat alle
burgers de binnenstad verlaten hadden om naar
Sohönbrunn te gaan.
Het jonge meisje steunde met koude vingers op de
steenen balustrade en haar vermoeid hoofd hield
geen enkele gedachte meer vast. Nooit in haar leven
had zij zooveel menschen gezien en nimmer had zij
zulke uitputtende uren als deze laatste beleefd.
Ten laatste was de beproeving doorstaan en aan
den arm van Frans Jozef ging zij naar binnen. Hier
wachtten haar weer andere formaliteiten. De toe
komstige keizerin moest persoonlijk worden voor
gesteld aan elk lid van het huishouden te Schön-
brunn, zoowel aan de lagere hovelingen als aan 't
personeel. In het bijzonder moest zij de dames van
haar gevolg, door de aartshertogin met zorg uitge
zocht, leeren kennen.
Nadat dit alles geschied was, verzamelden de
geheele familie en de hofhouding zich bij kaarslicht
rondom een lange, met damast gedekte tafel. Er
werden nog enkele welkomstwoorden gesproken
aan het souper en eindelijk, eindelijk mocht Sisi zich
terugtrekken. Frans Jozef geleidde haar tot aan de
deur. Het heele gezelschap stond op om te buigen,
terwijl zij zich bij de deur omdraaide en haar révé
rence maakte. Geflankeerd door de drie dames, die
voortaan haar dagelijksch gezelschap zouden zijn,
wandelde Elisabeth de eindelooze gangen door naar
de bruidsvertrekken.
Zij was doodmoe en voelde zich verdrietig. Toch
wist zij nog niet half, hoeveel plechtig ritueel zij nog
zou moeten leeren aan dit hof, dat, sedert Karei V
koning van Spanje was geweest, het strenge cere
monieel en de praal van Madrid niet meer had
opgegeven.
Sisi mocht nog niet gaan slapen Men had haar een
gedrukt dossier in de hand gegeven. De titel daarvan
luidde
„Ceremonieel bij den openbaren intocht van
Hare Koninklijke Hoogheid de Allerdoorluehtigste
Prinses Elisabeth."
Volgens een speciale order van de aartshertogin
mocht Elisabeth dien avond niet gaan slapen, eer
ze deze instructies grondig had doorgelezen. Mor
gen in alle vroegte zou er een generale repetitie
plaats vinden, daarna volgde de tocht door de stad
in de kristallen koets en overmorgen, op den vier
entwintigsten April, werd het huwelijk voltrokken.
Sisi was buiten zichzelf, ofschoon ze er zeker van
was, dat ze door al die opwinding toch niet zou kun
nen slapen. Het bed, de kamer met haar breede
deuren en ramen alles leek haar even vreemd en
koud. Hoe kon men van haar verwachten, dat ze
vankvond nog een heele reeks ceremoniën zou
doorlezen, vanavond, terwijl ze wel kon neervallen en
Eet paleis Laxenburg, waar 't jonge keizer
lijke paar bij voorkeur vertoefde. In het
prachtige park van het paleis wijdde de
keizerin zich aan haar geliefde ruitersport.
graag een keizerrijk had geruild voor haar
bescheiden rust in Possenhofen Het liefst
was zij naar 'n onbewoond land gevlucht,
Siberië of IJsland of naar de maan. Waar
heen kwam er niet op aan.
De tranen stonden opeens in haar oogen
en zij was te mos om ze terug te dringen.
Zij was ook te moe om zich nog te ver
weren. Stevige handen ontkleedden haar,
brachten haar naar bed en zetten 'n gepo-
lijsten zilveren kandelaar bij haar neer. Het
dossier werd op de lakens gelegd en opengesla
gen op bladzijde één. Gehoorzaam, met stekende
oogen begon Sisi te lezen.
Kort voor middernacht ging zachtjes de deur open
en keek hertogin Ludovika even naar binnen. Sisi
las nog steeds. De hertogin glimlachte verheugd,
omdat haar uitnemende dochter zich zoo keurig
gedroeg. Was niet alles prachtig terechtgekomen
„Ach," zei ze bij zichzelf, „morgen gaat alles
wel van een leien dakje."
Den volgenden dag liep reeds in alle vroegte
iedereen in groot gala rond. Ofschoon het er vreemd
uitzag op dit uur van den dag, waren de dames reeds
allen in de crinolines gestapt, die keizerin Eugénie
onlangs in de mode had gebracht.
Ook Sisi werd in zulk een monsterachtige japon
gekleed. Zij voelde zich weer opgewekt. Met de
wonderlijke veerkracht van de jeugd had zij zich in
de korte uren van haar nachtrust geheel van de
vermoeienissen hersteld. Nu verkeerde zij in 'n goede
stemming en amuseerde zich over het ongewone
ochtendtooneel. Deze vreemdsoortige verzameling
van menschen in vol ornaat, nog voor zij hun ontbijt
hadden gebruikt, deed grappig aan. Zij kon er al
dadelijk een half dozijn aanwijzen, die den dag
zichtbaar met hoofdpijn begonnen.
Kort na achten stopte een reeks koetsen voor
de poorten van het paleis. In groepen van vier ver
deelden zich de leden der keizerlijke familie over de
rijtuigen en de tocht naar het oude Theresianum, de
traditioneele kroningsplaats, begon. Het was steeds
gewoonte geweest, dat de bruidsstoet uit dit
oude kasteel naar den Hofburg in het hart der stad
zou trekken. Reeds eeuwenlang hadden de keizerin
nen van Oostenrijk op hun bruidsdag den weg ge
volgd, dien ook Sisi thans ging afleggen.
Bij het Theresianum werd ze uit den eenvoudigen
landauer in den trots der koninklijke stallen overge
bracht, namelijk de paradekoets van goud en kristal,
eens door Rubens beschilderd. In dit gevaarlijk broze
en topzware toestel moest zij aan het hoofd van den
stoet door de stampvolle straten der stad rijden.
Vijfenzeventigduizend kijklustige Weeners hadden
er geld voor over gehad om op den Ring (de hoofd
straat, die naar den Hofburg leidde) te mogen staan.
Zij zouden Sisi van dichtbij kunnen aanstaren, terwijl
zij langzaam voorbijgleed in haar glazen koets.
Iemand uit haar omgeving wees haar daarop, in de
meening, dat het de ijdelheid van het jonge meisje
zou streelen. Maar Sisi werd bleek, haar neusvleugels
begonnen te trillen en zij wendde zich verschrikt
naar haar vader om. Aan hertog Max was de taak
toegewezen zijn dochter te begeleiden. Hij was niet
bijster verrukt over de heele vertooning, maar een
lange praktijk had hem geleerd, hoe de noodzakelijke
„Representationspflicht" waar te nemen. Toen hij
Sisi's oogen verraderlijk zag glinsteren, bezigde hij
een Beiersche spreuk
„Na, na," zei hij plagend, „wer wird denn so nah
am Tranenbachlein bauen („Wie gaat er nu zoo
vlak bij een tranenbeekje wonen V')
Sedert haar prilste jeugd had men Sisi verweten
bij een dergelijk beekje „te wonen". Meestal had de
spreuk geholpen en hertog Max hoopte, dat zij ook
nu zou helpen. Het scheen van wel, want toen hij
haar in de koets hielp, stak ze dapper haar kleine kin
naar voren in een poging tot zelfbeheersching. Even
later was het zwakke oogenblik voorbij.
De koninklijke stoet trok uit. Vooraan gingen vier
paar volbloeden met pluimen en dekkleeden opge
tuigd, omringd door een escorte te paard, voet
knechten, trompetters en vaandeldragers.
Met ingehouden adem wachtte Weenen het
schouwspel van de gouden koets af, waarin de sprook
jesprinses zat, die stralend schoon in een gewaad van
rose satijn met zilveren guirlanden haar hoofdstad
in glimlachende kalmte binnentrok.
Deze kalmte werd wel even op de proef gesteld
door een klein incident voor den ingang van den
Hofburg. Want toen Sisi uit de koets stapte, vergiste
zij zich in de afmetingen van het portier met het
gevolg, dat haar diadeem in de vele krullen en orna
menten van den deurstijl bleef hangen. Het duurde
wel even, eer haar kapsel weer verlost was uit de
omarming van een vergulden kleinen cherubijn. Sisi
verloor haar kalmte echter niet, want hertog Max
stiet haar zachtjes aan en fluisterde bemoedigend
„Op een goeden dag zal iemand dat heele ding wel
weggeven om verder als kroonluchter te dienen
„Misschien doe ik het zelf wel," giebelde zij, terwijl
zij haar haren weer gladstreek. De gedachte, dat de
met slingers en festoenen getooide paradekoets in
een deftigen Weenschen salon zou hangen, maakte
hen vroolijk.
Maar er waren gewichtiger vraagstukken aan de
orde dan het wegschenken van een voorwereldsch
vehikel. De kanselarij van den Hofburg had weer
twee nieuwe bulletins gereed gemaakt, die Sisi
nauwkeurig moest bestudeeren. Het eene, een gelito-
grapheerd meesterstuk van negentien bladzijden,
gaf alle nuances van rang en stand voor ieder lid
van het keizerlijk hof nauwkeurig aan.
Zoodra Sisi dezen almanak uit het hoofd kende,
zou zij op het eerste gezicht de grootere of geringere
waardigheid kunnen vaststellen van dengene, die
voor haar stond. Zoo zou zij bijvoorbeeld een verschil
weten te maken tussohen de „hoogste" dames van
het hof en de „hooge" van dezelfde soort. Zij zou de
fijne gradatie leeren begrijpen, wie direct moest
worden toegelaten en wien men moest laten wachten.
De eerste mocht een kamer binnengaan zonder
te kloppen, terwijl de laatste na den klop op
antwoord moest wachten ofwel slechts behoefde te
kloppen en daarna binnen mocht gaan.
Toen Sisi dit alles gelezen had, keek zij met een
spotlach op. Maar de keizerlijke secretaris, die haar
deze diepzinnige haarklooverijen moest bijbrengen,
negeerde dit. Als hij er zijn gezicht niet bij vertrok,
dan zou zij het ook wel niet mogen doen, dacht Sisi
berouwvol.
Zij nam het tweede bulletin in de hand. Hierin
stond het geheele huwelijksritueel beschreven tot
de laatste kniebuiging toe. Als zij tusschen nu en
morgen den tijd kon vinden om ten minste de moei
lijkste punten machtig te worden en verder althans
de antwoorden van buiten te leeren, die ze zou
moeten geven, dan zou deze index haar veilig door
het groote kerkelijke ceremonieel loodsen.
Voor het overige begon Sisi zich ernstig af te
vragen, of er wel een candidate bestond, nog minder
geschikt dan zij om keizerin van Oostenrijk te wor
den
"Tienduizend kaarsen verlichtten de kerk der
Augustijnen. Het was de vierentwintigste April
1854 's namiddags half zes, toen Elisabeth Amalia
Eugénie van Wittelsbach voor het hoofdaltaar stond.
Zondagskind als zij was, had zij haar entrée in de
hoofdstad op een Zondag gemaakt. Toen galmden
de kerkklokken om haar te begroeten. Thans
luidden alle klokken van Weenen opnieuw, terwijl
over het met bloemen bestrooide pad, waarlangs
de bruidsstoet naar de kerk reed, gestadig een
choraal had weerklonken. Van de verre Donauforten
donderden onophoudelijk het artillerievuur en de
salvo's der zware kanonnen, zoodat in en om de stad
de lucht ervan trilde. Verdoofd door het rumoer,
hoopte Sisi in het kerkgebouw rust te vinden, maar
ook in de kerk werd de historische gedenkwaardig
heid van den dag luide uitgedrukt. Meesterhanden
deden het zware orgel bruisen en breedgolvende
accoorden vulden de gewelven.
De prins-aartsbisschop van Weenen, kardinaal
Joseph Othmar (Bitter von) Rauscher, verrichtte
de huwelijksplechtigheid. Met gebogen hoofd kniel
den de aanwezigen neer, terwijl Sisi's hand in die
van Frans Jozef gelegd werd en haar sluier om zijn
schouders geslagen. Voor het eerst vernam dei
Beiersche prinses thans uit den mond van den pries
ter de keizerlijke titels. Het was een heele lijst van
indrukwekkende namen, waarmee zij Franzi hoorde
toespreken Keizer van Oostenrijk Apostolisch
Koning van Hongarije Koning van Bohemen,
Dalmatië, Kroatië en Slavonië Koning van Jeru
salem Hertog van Lotharingen Hertog van
Modena, Parma, Piacenza en Guastalla Erfhertog
van Habsburg en Kyburg in Zwitserland Graaf
van Slowenië en Grootwoywode van Servië.
Sisi voelde zich gedrukt. Wat schuchter en bijna