2 APRIL 1595
De eerste IMederlanJsche
vloot vertrekt naar
Oost-lndië
DE ROEMVOLLE
REIS VAN CORN.
DE HOUTMAN
32
hen onderneming, die van groote beteekenis werd voor de geschiedenis van ons vaderland, ivas de door eenige ondernemende Amsterdamsche kooplieden gefinancierde
reis naar Indiê door Cornelis de Houtman en de zijnen in de jaren 1595 en 1590. liet werd 1597 eer de uit drie schepen en een jacht bestaande riool naar
Holland terugkeerde. Dit moment is weergegeven op het hierboven gereproduceerde schilderij van 11. Vroom, dateerend wit het jaar 1599, waarop men de
1 ndiëvaarders ziet op de ree,de van Texel.
Bij <le groote kleurplaat welke op de hiertegen
over liggende bladzijde, naar de aquarel van
Adolf Bock, is gereproduceerd, zullen enkele
historische bijzonderheden onzen lezers niet onwel
kom zijn. De hier in beeld
gebrachte gebeurtenis immers
verplaatst ons naar het einde
der zestiende eeuw, enkele
jaren voor die lange periode
van welvaart en bloei, die
men de gouden eeuw heeft
genoemd.
De kleine republiek der
Vereenigde Nederlanden was
een staat, die in de eerste plaats, ja bijna uit
sluitend. een handelsstaat was. Het begin van onzen
strijd met Spanje was tegelijkertijd de inzet van
de commercieele verovering van bijna de gelieeie
wereld. Toen in 1572 de opstand voorgoed begon,
waren de Nederlanden al het voornaamste han
delstand van Europa. Brazilië en de westkust van
Afrika waren reeds een bekend handelsgebied voor
de Nederlandsc.be schippers geworden, en men keek
destijds met begeerig oog naar 't schijnbaar voor alle
natiën gesloten tand, waarheen Portugal en Spanje
alle toegangen bezet hadden, namelijk Indië. Doch
het duurde niet lang, of weldra was er geen enkele
zee meer op de wereldkaart te vinden, waar de
Xederlandsche driekleur niet had gewapperd. Weldra
sloeg men ook den weg naar Indië om de Kaap de
Hoede Hoop in, ongeveer terzelfder tijd als de laatste
tocht van Willem Barendsz naar liet barre noorden
plaats vond. Ten slotte, voorgelicht door Cornelis de
Houtman uit Gouda, die met groote gevaren in Por
tugal inlichtingen omtrent den Portugeeschen handel
,n Indië had weten te verkrijgen, en door Linschoten's
berichten omtrent «1e te volgen route, vatten in den
loop van 1594 eenige ondernemende Amsterdamsche
kooplieden den moed om een kleine vloot uit te
rusten, die langs dezen weg zou trachten Indië te
bereiken. Een „Compagnie
van Verre" kwam onder
mannen als Hendrik Hudde,
Reinier Pauw, Pieter Hasse
laar en nog zeven andere
vermogende, kooplieden van
Amsterdam tot stand. Deze
'ompagnie, een der vele
van hetzelfde soort, waaruit
tater de groote Oost-Indische
c ompagnie louz) zou groeien, rustte voor eigen geld
en dat van enkele andere „participanten", onder
goedkeuringen medewerking der Staten, in 1595
een kleine vloot uit, die onder leiding van Cornelis
de Houtman en met een instructie van prins Maurits
den gevaarvollen tocht ondernam.
De 2e April van het jaar 1595 dan was de gewich
tige dag, waarop deze eerste Nederlandsche vloot de
ankers lichtte, om van de rede van Texel langs Kaap
de Goede Hoop te stevenen naar die Oost-Indisclie
gewesten, welker bezit aan Nederland weldra grooten
rijkdom en een nog hoogeren rang onder de naties
zou verzekeren. Klein en gering was de oorsprong van
het Nederlandsche gezag over Indië. Immers deze
eerste vloot telde slechts drie schepen en een jacht,
bemand met slechts 250 koppen. De namen van hen,
die de eersten waren om de schepen in de hun onbe
kende wateren stoutmoedig te voeren, zijn ons be
waard gebleven. Het lijkt ons niet onaardig deze
namen hieronder nog eens af te drukken. De drie
Oost-Injevaerders heetten resp. de Mauritius, de
Hollandia en de Amsterdam, terwijl het jacht den
naam üuyfke droeg. De gezagvoerders waren als
volgt verdeeld. Op de Mauritius Cornelis de Hout
man, kommies Jan Jansz. Moelenaer, schipper
Vechter Willemsz en Claesz. Jansz, stuurlieden. Op de
Hollandia: Erederik de Houtman, onderkommies;
Jan Dignumsz, schipper Pieter Dirck Keyzer.
opperste piloot Jacob Jansz, Stuurman Gerrit
van Bönnigen en Cornelis Naso of Nassen, kom
miezen. Op de Amsterdam Jan .Tacobsz Schellinger,
schipperJacob Cornelisz en Cornelis Adriaensz,
stuurlieden Jan Jansz., Karei en Willem Lode-
wijcksz, onderkommiezen. Op het jacht Duyfke was
Simon Lambertsz. Man de schipper en Cornelis Jansz.
Heulen de stuurman.
Zonder ongeval bereikte men den 3en September
het eiland Madagascar, in welks omtrek storm en
ziekten, vooral de gevreesde scheurbuik, hen vijf
maanden deden vertoeven. Eindelijk, den 23en Juni,
na een reis van een jaar en ongeveer drie maanden,
bereikte men de reede van Bantam en vertoonde zich
voor het eerst de Hollandsehe vlag in de Oost. Het
wantrouwen der eerst goedgezinde, maar weldra door
Portugeesche handelaars opgestookte inboorlingen
belemmerde den aanvankelijk welgeslaagden handel.
Dit gaf aanleiding tot vijandelijkheden, waarbij De
Houtman, de „capitan mayor", zooals men hem
noemde,.gevangen geraakte, en niet dan tegen een
zwaar losgeld bevrijd kon worden. Hij wilde thans
naar de Molukken zeilen en kwam langs Java's
noordkust tot bij Lombok. Maar een zijner schepen
was onzeewaardig geworden, en zijn door ziekte en
ongevallen geteisterde manschap tot 90 man ver
smolten, waarom hij op aandrang der zijnen bezuiden
Java om terugkeerde. Eerst in Juli 1597 vielen de
stoute zeelieden het vaderland binnen, in kleinen
getale, maar met een lading Indische producten, die,
hoewel lang niet voldoende om de kosten der onder
neming te dekken, toch duidelijk aanwees, dat er in
Indië groote winst te behalen viel.
Het is dus wel een historisch moment van beteeke
nis, dat door den marine-schilder Adolf Bock hier
werd in beeld gebracht het was als het voorspel
onzer koloniale veroveringen in de Oost, welke
Nederland spoedig zooveel voorspoed en welvaart
zouden bezorgen.