DE VERGETEN LIMERICK d Een Glencannon-ve oor Guy Gilpatric Het was een mooie zonnige morgen en de Inehcliffe Castle stak haar neus in de turkooizen deining, die nabij Noord-Afrika opzetzij nam een aanloop, deinsde toen af en goot witte watervallen uit haar roestigen mond aan het voordek. Aan stuurboord daagde in de wazige hitte de gezaagde kam van het Atlas-gebergte op, met hier en daar een ouden verbrokkelden Moorschen wachttoren, die zieh boven de toppen in den hemel nog eens vertoonde, gehoorzaam aan de dolle grillen der fata morgana, of zijdelings neerlag op een wolk, eenige mijlen boven zijn stevige aardsche grond vesten. Eéns begon er een stuk kustgebergte, drie mijlen lang, kleverig te wiebelen, het sloeg los van zijn ankers en ging op den horizon verlegen op zijn hoofd staan. Meneer Glencannon, deze verschijnselen aanschou wend van het dek der Inehcliffe Castle, onderbrak - den tocht naar zijn ontbijt om knorrig afkeurend te fronsen. „Ezelachtig, gewóón ezelachtig verklaarde hij. ,,'t Is maar een geluk, dat ik niet aan den drank ben, anders kreeg ik den viteldans van die beroerde lucht spiegelingen. Schoon" hij vestigde een elleboog op de reeling, om zijn gedachtengang beter te kunnen volgen „schoon, 't is een heet land, echt dorstig, da's zeker. en ik mot drie dagen in Algiers zitten zonder een kwartje op zak. Dat belooft een droge geschiedenis te worden en 't is een goeie les stuur nooit je spaarduiten naar huis, vóór je in je oogen- blikkelijke behoeften voorzien hebt. Maar.er komt wel uitkomst, hoop ik En met een hoofd, in ge peins diep gebogen, liep hij het dek af en ging hij de deur in. ,;Kapitein Ball, heeren, ik wensch u een bijzonder goeien morgen," zei hij, de klep van zijn pet aan rakend. „Ik hoop, dat u op 'n betere gezondheid ken pochen dan ik." Er ontstond een klokkend geluid, toen hij op zijn havermout aanvieleen overvolle pan van die spijs, smeuïg gemaakt met een marga- rineklomp zoo groot als een cricketbal, vormde sinds menschenheugenis zijn ontbijt. Kapitein Ball, die den groet en het geklok iederen morgen te hooren kreeg, negen lange jaren al, be antwoordde den eerste met zijn gewone hoffelijke belangstelling. „We maken 't allemaal best, meneer Glencannon, dank u maar we vinden 't een minder prettige bood schap, dat u nog steeds niet opgeknapt bent. Eh waar denkt u dat 't vandaag in zit, meneer Glan- cannon V' „In m'n zenuwen," zuchtte de machinisthij duwde het leege bord van zich af en haalde een oude geruite sok te voorschijn, die tegelijk als tabakszak en als pijp-étui dienst deed. ,,'t Zijn m'n zenuwen. Die zitten totaal in den knoop en in de war sinds we uit Melilla uitgevaren zijn naar Algiers. Ja kaptein, sinds we op weg zijn naar Algiers. Ik ben hard bang, dat Algiers mijn dood zal worden." En terwijl hij zijn pijp stopte, keek hij heimelijk van den een naar den ander, als om de uitwerking van zijn lugubere voor spelling te taxeeren. „Halgiers V' hapte meneer Montgomery, de eerste stuurman. „Wat heeft Halgiers dan voor gevaar lijks „Ja. begon meneer Glencannon en zijn sluwe oogen blikkerden door het bedwelmend mengsel van rook en damp, dat uit zijn pijp steeg, ,,'t is een echt gek gevaler mankeerde nog maar an, dat 't een tweeling was. Zooals een gedeelte van u weet, kap tein Ball en heeren, ben ik me leven lang dol geweest op limericks - onzinnige dichterlijke versies, zooals bijvoorbeeld van 'n zekeren jongenman uit Bombay, die bracht eens een bokking met hom mee, en een koelie die woonde in Hongkong had een zuster die over de tong gong.u kent 't soort wel.1 Natuurlijk Nou, d'r zijn er letterlijk honderden van, en ze zijn niet allemaal netjes, maar wèl allemaal komischheel erg komisch zelfs't Is zoo'n beetje 'n liefhebberij van me, om van iedere haven in de wereld een limerick op te zoeken en uit mijn hoofd te leerenik durf me d'r zelfs op te beroe men, dat geen mensch, aan boord of aan den wal, me de loef af kan steken, als 't om limericks gaat. Nou, dus toen ik hoorde, dat onze volgende haven om aan te leggen Algiers was, dacht ik natuurlijk direct aan die beroemde limerick. ehde eerste regel gaat over iemand in Algiers. Ken u 'm V' En gespannen benieuwd leunde hij voorover. „0 ja, hahaha, ja zeker ken ik 'm grinnikte kapitein Ball vaderlijk. „Hij is zóó. eh. wacht even, 't begint. Meneer Montgomery nam het woord. „Ik ken 'm ook wel, meneer, 't Is over die eh. ,,'t Is over Algiers, meneer!" sprak nu de derde stuurman, die nog zeer jong was. „Ik heb 'm wel honderdmaal opgezegd Ehnee maarnu kan ik er niet op komen Kapitein Ball keek hem aan met een vernieti genden blik. Maar het jongmensch had zijn oogen dicht en zat met zijn vingers op tafel af te tellen. „0 o zuchtte meneer Glencannon. „Daar zitten we nou, heeren Ik ken die limerick en u kent die limerick maar ik ken d'r niet op komen en u ook niet En me gestel is nooit zoo erg sterk en zoo is 't vervloekte ding me een obsessie geworden, dag en nacht - me zenuwen zijn d'r gewoon kapot van." „Ik weet 't straks wel weer," zei kapitein Ball mopperig, „dat wil zeggen, als de heeren me 't plei- zier willen doen, uit te scheiden met dat gebrom en dat getrommel op tafel. Ik heb nogal een goed ge heugen voor zulke dingen." „Hik ook," beweerde meneer Montgomery. ,,'t Mijne is ook een eindje boven 't gemiddelde," zei meneer MacQuayle, de tweede machinist. „0 ja V' vroeg kapitein Ball. „Als u er dan maar om denkt, heeren, dat ik 't commando heb hier aan boord, dus als 't op geheugen aankomt. „Ou je stik bedoelpardon meneer riep Montgomery, opspringend. „Die limerick over Hal giers is zóó. eh. heven wachten, 'n alf mi nuutje Da's toch bar nu ben ik 't weer kwijt 1" Het bakzeuntje hield op met het inzamelen van borden en schraapte eerbiedig zijn keel. „Neem me nie kwalijk, meneer, as ik ook effen wat tegen den kaptein zeggen mag, meneer ik heb die limerick over Algiers dikkels gehoord, meneer't Is zóóiets ta-rum-te-ta.eh. 'n oogenblikkie. meneer, dan ga ik 't effetjes an den kok vragen." Er was stilte aan tafel, slechts verbroken door strak gemompel en het zoekend maatslaan van vin gers op zeil. Het bakzeuntje kwam terug, met zijn hand aan zijn voorhoofd, en hij liep als in trance. „En V' snauwde kapitein Ball. „De kok zeit dat ie 't wel droomen ken, meneer hij wou 'm net opzeggen, toen 't 'm van ze tong glee, meneer. Maar hij vindt 't direc wel weer, zeit ie. „Hm, ik betwijfel 't," sprak meneer Glencannon, scherpzinnig het hoofd schuddend. „Begrijp u me niet verkeerd, kaptein en heeren, maar as ik met mijn geheugen waar ik Bobby Burns van kop tot staart mee van buiten geleerd heb - me zoo'n eenvoudige limerick niet ken herinneren, dan is t'r op zoo'n schip als hier niet veel kans „We' begrijpen je eelemaal niet verkeerd 1" stoof meneer Montgomery op. „Je bedoelt, dat wij halle- maal zoowat hidioot zijn, is 't niet V' Meneer Glencannon blies een walglijke wolk uit en glimlachte er een serafijnsch lachje doorheen. «Welnee ontkende hij. „Ik zou over u ten minste heel wat anders zeggen, stuurman „Stilriep kapitein Ball met een stem van ijzige woede. „Ik hèb al gezegd en ik zeg nog eens, dat ik hier aan boord 't beste geheugen heb, en daar kan ik gèld op zetten ook Wat zeggen de heeren dtór op „Bedoelt u, dat u wedden wil, meneer „Dat bedoel ik inderdaad," zei kapitein Ball, met zooveel nadruk, dat hij zijn gehemelte bijna afbeet. „Maar of er hier iemand sportief genoeg is, om op een weddenschap in te gaan, wéét ik nog niet „Zullen we er een pot van maken, meneer stelde meneer Montgomery voor. „Hallemaal een portie van onze gage geven, en wie wint krijgt alles V' „Mij best," zei kapitein Ball. „Hoe meer ik win, hoe liever. Wat zegt w, meneer Glencannon V' Het bleef even stil. De machinist dacht na. „Nou," zei hij eindelijk op een toon van twijfel, „ik hou an ders niet van dobbelen da's tegen mijn strenge princiepen. En ik ben ouwerwets secuur in geldzaken óók. Maar als u persoonlijk als penningmeester op wil treden, kaptein als u 't bij de stuurlui int en zorgt, dat 't zuiver spul blijft doe ik wel mee." En zoo werd afgesproken de eerste, die bij kapi tein Ball kwam met de limerick, op een papiertje ge schreven, vóór de Inehcliffe Castle den volgenden dag te Algiers aanlegde, zou tien procent van hun aller maandelijksché gage ontvangen. Dit was op zichzelf al een slordige duitmaar latei- op den morgen werd de tweede stuurman aange klampt door bootsman Hughes. „Zeg meheer," zei de bootsman, ,,'t heele voordek is in rep en roer Ik heb t'r drie op t'r hersens motten slaan, om de discipline te handhaven. En da's alle maal om die broerde limerick, die de machinist an den kaptein gevraagd heb en de kaptein an 't zeuntje en 't zeuntje an den kok. We kennen 'm netuurlijk allemaal, maar we kennen d'r geen van allen op kommen „0 ja," zei de stuurman verstrooid, naar een zei lende zeemeeuw starend en zijn lippen bewegend in vruchteloos pogen, om vage en vluchtige woorden te vangen. „Ja. ik bedoel, niét V' „Nee," zei bootsman Hughes. „En nou wou ik maar zeggen, meheer, dat de mannen óók graag mee wouen doen met dien pot, zeggen ze, net zoo goed as de ofcieren, dan zeilen ze meteen es zien, wie 't beste geheugen heb hier op 't schip." Zoo groeide de pot aan tot monsterachtige af metingen en toen het middag was, hing er een vreemde verstrooide stemming over de Inehcliffe Castle. Op de brug liep meneer Montgomery heen en weer, de eene sigaar na de andere opkauwend, en nu en dan stond hij stil om zichzelf een klap tegen het voorhoofd te geven, als iemand, die een ongrijpbare herinnering op wil roepen. De man aan het wiel kauwde op zijn snor en tuurde minuten aan één stuk de ruimte in en kreeg zijn aandacht alleen dan weer bij het kompashuisje en zijn taak, als hem te binnen schoot, dat meneer Montgomery wel eens achteruit kon kijken en de schommelingen in het kielwater zien, en hem schoppen gelijk alleen meneer Montgomery zulks verstond. Wel heeft het Britsche ministerie van handel, in zijn wijsheid, verordon neerd, dat geen officier een zeeman 2al slaan, maar over schoppen wordt niet gerepten de stuurman van de Inehcliffe Castte had zich, geheel binnen wet telijke grenzen, een opmerkelijke voetentechniek eigen gemaakt. Meneer Montgomery had 't echter op het moment te druk met iets anders, om zich druk te maken over de buitensporig breede kronkels in de zeepsopbaan. Plotseling klaarde zijn gezicht op hij trad naar de spreekbuis voor de machine-kamer en floot er in. „Tweede machinist," antwoordde een stem. „Ik wou den eerste ebben, als hij beneden is," schreeuwde meneer Montgomery. Er volgde een lange pauze, waarin de stuurman rhythmisch trommelde op de tuit van de buis. „Blikslagersbromde hij ongeduldig. „Hals ie niet gauw komt hontglipt 't me weer. Da-dié-die-de-dié- die Algiers.0, bent u daar, meneer Glencannon V' „Nee, meneer, nog met MacQuayle. De chef zegt, dat hij op 't oogenblik niet komen kan, meneer, en hij vindt -t erg vervelend, dat hij gestoord wordt." „Wel verdraaid zeg dan maar, dat ik 't aast ad „Hij ook, meneer, maar u hebt zijn gedachten- keten verbroken, zegt ie. Hij staat op 't oogenblik met zijn oor aan 't krukgat, om 't op te zoeken in de maat van de machines." „Je grootje maatbrulde meneer Montgomery,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 6