LAATSTE OPDRACHT door Edmund Het poollandschap was verrukkelijk mooi het was voor 't eerst, dat Martin Beid het uit een vliegtuig zag en terwijl zijn verstand koel waarnemingen deed, genoot zijn oog. Maar zijn stemming liep terug, als hij keek naar den stuggen rug en het koppige achterhoofd van Mark Densil. De piloot scheen niet te willen praten. Misschien had hij het land, dat hij er met Martin Beid op uit had gemoeten, met het jongste, onervaren lid der expeditie. Of was hij zóó geheel in zijn werk, dat hij voor schoonheid geen aandacht had f 't Kon maar wèl had Densil bedenkelijk gekeken, toen kapitein Cartland hun de opdracht gaf Maar toen 't over de machine ging, bleek Densil hem toch wèl te verstaan. „Zeg, er komt een massa olie uit den motor," had Beid hem door de spreekbuis toegeroepen. ..Hindert dat V' Onder in iedere cockpit was een opening met een luik, om overzichts-foto's door te nemen. Densil trok zijn luik open en zag olie onderuit sproeien. Zijn machine bloedde dood. Hij dacht na en keek. Toen gaf hij Beid antwoord „Ja, dat hindert zeker Houd je kompas klaar. Neem positie op, als je een berg ziet." Beid kreeg een gevoel van opwinding, maar echt bang werd hij niet. Je verongelukte niet, als je voor 't eerst vloog. Ze kwamen er wel door, en hij won meteen zijn sporen. Hij moest zijn aandacht bij de opdracht houden, die hem gegeven was. Uitkijken. Densil lette alleen nog maar op zijn toestel, 't Werd heet en het schokte hield het niet lang .meer. Maar ze hadden voor veertien dagen proviand. daar konden ze honderd naijl ver mee komen. Als ze maar positie wistenZoo tobde Densil, terwijl hij zijn motor opdwong. Het einde kwam snel. Met één pufje stopte de machine. Densil liet den neus van het toestel zakken, om geen snelheid te verliezen, en tegelijk hoorde hij de stem van Beid „Ik zie iets neveligs aan den hori zon ik geloof een bergmaar hij staat onder steboven." Goddank, dacht Densil. Hij keek op ja, daar was de Honkberg, door avondspiegeling nu al boven den horizon zichtbaar. „Positie riep hij en hij verbaasde zich, dat 't zoo luid klonk, nu de motor stilstond. Toen lette hij weer op zijn toestel. Maar de korte, verstrooidheid was hem duur te staan gekomen. Hij had een honderd meter hoogte verloren. Nog maar een goede honderd meter boven het ijs, en te laat om te keerenHij moest onder den wind landen. Het vliegtuig schoof snel voort over de jacht- sneeuw, zwaar bonkend. Toen raakten de ski s in een sneeuwdikte en het toestel duikelde om. Beid zag, dat hij een paar voet boven de sneeuw hing. Hij gespte zijn gordel los en viel neer. Hij stond op, ongedeerd, en liep naar voren, om Densil uit de cockpit te helpen. Maar dat viel niet mee. De schok had den halven romp vernield en de piloot zat bekneld tusschen den motor en zijn bank. Hij was bewusteloos. Beid probeerde hem er uit te tillen, maar dat lukte niet. Hij keek rond en zag benzine uit de tank naar den oververhitten motor druipen. Toen ging hij als een dolleman aan t trekken en snijden tot hij met bloedende handen Densil's slappe lichaam op kon heffen. Hij wankelde er een meter of tien mee voort, legde hem toen neer en wree sneeuw in zijn gezicht. Densil deed zijn oogeu open. „Heb je de spullen voor de slee er uit f" vroeg hij. ..Ja, gedeeltelijk." „Haal de rest ook. En zie de ski's er af te krijgen. Laat mij maar liggen." Beid ging onwillig. Hij voelde zich opeens moe, koud, stijf. Hij deed twee stappen, maar bleef toen staan. Er schoot een hooge vlam uit het toestel. Een ontploffing sloeg hem tegen den grond. Hij sprong op, maar kon niet vooruit van de hitte. Nadat hij twee uur lang zoo koud was geweest. Hulpeloos keek hij toe, hoe sneeuw smolt, hoe het vuur verstierf. Hij keerde zich om en zag Densil kijken en hij ver weet zichzelf, dat hij de kwetsuren van zijn lotge noot niet onderzocht had. Maar Densil wees hem terug. „Ik red 't wel," zei hij, met een gezicht als vuile sneeuw. „Wat heb je kunnen redden Beid zocht de pakken bij elkaar. Het waren twee slaapzakken, een gevuld primus-toestel en een zak proviand. De andere zak, de tent, de sneeuw- schoenen, de ski's waren vernietigd. „Niet veel maar 't gaat," zei Densil. Hij deed zijn oogen toe en zijn gezicht trok, want een knie was verbrijzeld en een gebroken rib drukte op zijn longen. Beid stond naast hem, besluiteloos. Hij begreep, dat hij een taak had, iets doen moestmaar zijn doffe brein kon niet uitmaken, wat het was. Hij voelde, dat het zeer koud was, en aan den hemel zag hij de pasteltinten van den zonsondergang. Jol de slaapzakken uit, dan krijgen we warmte," zei Densil. Beid ging aan 't werk en tien minuten later lag ieder tusschen zijn twee dekken, met de einden van de lange mouwen om zijn hals. Maar alleen Beid at van de vleeschkoeken en de scheepsbeschuit. „Heb je de positie vroeg Densil. „Van den Honkberg Ja honderdtweeëndertig graden." „Goed, luister dan even. Je moet er direct op dien koers op uit trekken, 's Nachts loopen en overdag slapen. Dan blijf je warmer. Je krijgt wind achter. Maar loop je nooit echt moe, anders slaap je te lang. Als je een sneeuwstorm krijgt wat je meer dan eens gebeuren zal rol je je in je slaapzak en speelt voor marmot, tot 't over is. Dan kim je nóg in tien dagen aan den Honkberg zijn, dus je hebt speling." „En jij V' „Ik blijf hier. Ik loop met graag met een gebroken been." „Dan draag ik je." „Doe niet zoo achterlijk. Ik weeg honderdtachtig pond. Een slee hebben we niet, dus adjuus." „En eten t" „Heb ik niet noodig. Ik blief trouwens geen vleeschkoeken „Maar als ik 't grootste deel van 't eten meeneem houd je 't niet, tot ze je komen halen." „Als je 't niét meeneemt haal je den Honkberg niet. Daar schieten we geen van beiden iets mee op." „Ik kan toch niet alles meenemen en jou hier laten verhongeren Da's gewoon moord ,,'t Is zelfmoord, als je 't niét doet." Er kwam een lange stilte, waarin Beid vruchteloos trachtte, een anderen weg te vinden. Eindelijk zei hij „Als we hier stil blijven liggen, hebben we haast geen eten noodig. Dan kunnen we wel een maand toe misschien hebben ze ons vóór dien tijd allang gevonden." „Eén kans op de millioen," zei Densil kribbig. „We zijn minstens vijftien mijl uit den koers. Als ze gaan zoeken, kunnen ze op een mijl afstand pas- seeren zonder ons te zien - ook al sneeuwen we niet onder. Als ze nog een vliegtuig hadden, kouden ze ons vinden op den duurmaar toch allebei dood." „Naast elkaarbij de verbrande machine. ze zouden trotsch op ons zijn," dacht Beid, maar hij dorst het niet uit te spreken. Hij zei „Ik waag de risico. Ik zal voor je doen wat ik kan. Ik kan je niet alleen laten." „Wat kun je voor me doen Heb je verband of medicijnen Je zou 't prachtig van je zelf vinden, te wachten tot ik dood was en me netjes te begraven. Maar onderwijl had je zóó'n portie eten op, dat je den berg niet meer haalde. Buk op, dan red je ten minste één leven, in plaats dat je voor held speelt, uilskuiken „Kalm, kalm," zei Beid. Hij werd warmer, zijn gedachten meer meester. „Kalm t" viel Densil uit. „Stommeling snap je niet, dat ik geen raad weet van de pijn 1 Ik wil alleen nog maar dood. Er zal geen mensch om me treuren. Jij hebt een vader en een moeder ik ben tegenover hen aansprakelijk voor je. en tegenover Cartland. Trouwens, ik kan je niet uit staan ik zal blij zijn als ik je kwijt ben." Beid werd zelf kalmer, naarmate Densil zich op wond. Voor 't eerst kreeg hij een zeker gevoel van meerderheid tegenover dien bokkigen piloot. „Ik heb een moeder, maar mijn vader is dood. In den oorlog, gezonken met zijn schip. En mijn moeder zou mij óók liever dood hebben, dan dat ik een kame raad in den steek liet. Spreek er maar niet meer over en probeer, of je kunt slapen.' „0 hemel," kreunde Densil den poolnacht in. Een half uur sprak er geen van beiden. Toen vocht Densil zijn pijn terug en zei zachter„Hoor eens, Beid. Je bent een kerel en je durft. Ik zal je geen knollen voor citroenen meer verkoopen. Als ik dood moest, ging ik liever met jou naast me. Maai ik wil niet dood. Ik wil leven Als we allebei hier blijven, is er geen redelijke kans om gered te worden. Maar als jij naar den berg loopt met tien dagen proviand, en mij voor vier dagen laat, dan hebben we allebei een fatsoenlijke kans. 't Is veel van je gevraagd maar. voor een kameraad. wil je probeeTen, om hulp te krijgen Anders ben ik wég Hij wachtte angstig op antwoord. De wind was geluwd en sterren pinkelden. De jongen zou zijn wil om te leven wel Weer terughebben. En dat was zoo. De gezonde jonge geest van Martin Beid had zich verbaasd, was geschrokken, toen Densil zei, dat hij dood wou. Dit laatste argument sprak hem meer aan. Maar hij was nog niet geheel overtuigd. „Je kunt van vier dagen proviand niet leven, tot ik terug ben." „Als je voortmaakt wel, denk ik. Ik eet nooit veel, zooals je weet. Op half rantsoen red ik t best. Jij bent mijn eenige hoop." Beid ging zitten. Hij was overtuigd van zijn kracht en hij was uitgedaagd. Misschien haalde hij den berg in vier of vijf dagen hij had wel eens een week lang vijfendertig mijl per dag geloopen en 't was nog géén honderd. misschien was hij in acht dagen terug, met hulp „Vind je echt, dat ik gaan moet vroeg hij. Densil greep zijn arm. „Als je meerdere in rang beveel ik 't je zoo ernstig mogelijk." Het voedsel was gauw gedeeld. Beid draaide zijn slaapzak om het pak en zwaaide het op zijn rug. Toen ging hij spaanders hout, stukken draad en metaal bij elkaar rapen. Met een rij sporen van een paar mijl en de bekende positie vond hij den ge wonden kameraad wel terug. Hij wou Densil niet te veel beloven, maar hij dacht wel, dat hij twintig mijl per dag kon maken. Dan duurde 't niet eens tien dagen Densil lag een pijp te rooken en met een flauw lachje op zijn mager, verweerd gezicht toe te kijken. Hij hadpleizier in die padvindersmaatregelen en dat geruste gezicht 111j kénde de ijskaap zonder sneeuwschoenen of ski's kwam je op een dag nog geen tien mijl ver. Maar als 't weer redelijk bleef, kwam hij er best. Van tien dagen stevige proviand kon hij 't drie weken houden Nu het moment van scheiden daar was kwam er in Beid weer twijfel op vage twijfel, moeilijk onder woorden te brengen. Wat moest hij zeggen 't Zou zoo wel het verstandigste zijn, maar het ging hem slecht af, een gewonde alleen te laten in die wijde, koude, wreede eenzaamheid. Daar moest hij alleen doorheenmaar nee, dat was de grond niet van zijn weerzin, 't Was, dat Densil hem noodig kon hebben, als hij weg was. „Schiet op, jog. Alles hangt af van je kracht en je snelheid." Beid kreeg een vreemd, prikkelig gevoel in zijn huid. „Mijn kracht en mijn snelheid," dacht hij. „Ik moet hem zien te redden Hij bukte zich en greep Densil's hand. „Ik kom gauw terug met hulp, zul je zien. Tot ziens," zei hij, en hij keerde zich om en strompelde weg. Densil keek hem na en glimlachte even, toen hij hem struikelen zag over een sneeuwhoop en met zijn voet door de korst raken. De pas werd al trager 't Zou een taaie inarsch worden, maar in veertien dagen kon hij er komen. Densil slaakte een langen zucht van verlichting, 't Had inaar een haar ge scheeld, of die jonge gek had zijn leven vergooid. Langzaam vormden zich zijn gedachten, in de bedoeling, die hem van 't begin af half bewust was geweest. Hoop op redding had hij niet. Beid kon alleen zijn eigen' leven redden. Densil dacht, dat hij binnen drie of vier dagen sterven zou. Hij had zich nooit een beteren dood gewenschttijd om zijn gedachten te ordenen, vooruit te zien naar de hereenigiug met zijn vrouw, 't Was net als op school, tegen het einde van een trimester „Over twee dagen ga ik naar huis. Over één dag ga ik naar huis. Van daag ga ik naar huis." Hij dacht aan zijn kostschooltijd aan een keer,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 4