Het jonge gezin van den prins van Oranje, den tateren koning Willem II, en Anna Puulowna: links prins Willen,. (1792-1849), die zijn vader als koning Willem II zou opvolgen, prins Alexander (1818-1848) en rechts prinses Sophie, later groothertogin van Saksen Weimar Eisenach (1824-1897), en prins Hendrik (1820-1879). Het paleis op den achtergrond va n het stuk is dat van Soestdijk. „Er moet iets bijzonders zijn," heeft ook „de Pers" tot haar medewerkers gezegd, „iets bijzonders voor de van vreugd rtii- schende dagen, die komen." En aangezien in de dagelijksclie con versatie-taal meermalen gesproken wordt over „de journalistieke keuken", schijnt mij de herinnering aan hertog Albrecht's grooten pasteihakker niet ongeschikt. „Er moet wat bijzonders zijn," dat heeft de redactie van Panorama gezegd en gevraagd met 't oog op de blijde gebeurte nis in den lande. En nu vullen zich haar kolommen met woord en beeld, betrek king hebbend op ons vorstenhuis. Uit den bladspiegel van haar publicatie treedt als het ware een geharnaste ridder te voorschijn, betuigt hulde aan Hen, die gelukkig zullen zijn, groet de gasten, het Nederlandsche volk, dat het voorrecht, heeft, dit geluk te aanschouwen, en terwijl hij „met een sonderlinge seedigheid" hun de hand reikt, is zijn blinkend kuras toch de waarborg, dat vorstin, prinses en prins en het groote vaderland, dat hen omringt, op hem kunnen rekenen tot steun van den troon Ik vraag allereerst de aandacht voor wat ruim honderdvijfenzestig jaar geleden de gemoederen der stadhouderlijke provinciën zeer in beweging bracht. Ik ontleen mijn eerste aanteekening aan het bij uitstek Oranjegezinde gewest Friesland. Den 20sten Maart 1772 Ontvangen de besturen der Friesclie steden en der grietenijen de blijde mede- deeling, dat „Zijne Doorlugtigste Hoogheid de Heer Prince van Orangien en Nassauw, Erf-Stadhouder, Capitain en Admiraal-Generaal der Vereenigde Neder landen in 't gemeen, en van onze provincie (Friesland) in 't bijzonder bij missive van 12 Maart van dat jaar aan de Gedeputeerde Staten van Friesland kennis heeft gegeven van de blijde verwachting, waarin hoogst deszelvs dierbare Gemalin" zich wederom mocht bevinden. Die „Prince Van Orangien" was stadhouder Willem V, Batavus, prins van Oranje-Nassaugraaf van Katzenelnbogen, Vianden, Dietz enz., vorst van Fulda en Corveyen „deszelvs dierbare Gemalin" was Frederika Sophia Wilhelmin», prinses van Prui sen, met wie hij in 1767 was gehuwd. De aangekondigde afstammeling was niet hun eerste kind. Er was uit hun huwelijk reeds een doch- A V„V oywTr. tertje geboren -in 1770 en men hoopte, dat de blijde gebeurtenis, die bij de vorstelijke missive in het vooruitzicht werd gesteld, den lande een prins zou schenken. Onbekommerde jeugd: een kinderportret ran Anna Paulowna, de luiere gemalin van koning Willem 11, met haar broer, later czaar Nivolaas van Rusland. De vreugde is groot. Gedeputeerde Staten ver snijden hun mooiste ganzepen om in sierlijke letters het heuglijke nieuws steden en grietenijen over te brengen en haar tevens eenige passende wenken te geven. De „Edele, Veste, Lieve, Bezondere (aldus vangen zij aan) vernemen dan allereerst de blijde tijding daarna hooren zij, hoe „deze scliikkinge der Voorzienigheid ten goede van Zijne Hoogheids Door- lugtig Huis" de Gedeputeerde Staten met vreugde vervult en zij „den voorspoedigen voortgang van dien van herten wensclien" om ten slotte opgewekt te worden (in den brief wordt gesproken van „dit Ons bevel") om in de kerken te bidden, dat een gelukkig einde het blijde begin moge bekronen. Gedeputeerden hebben „noodig geacht, dat in de publicque kerken dezer Provincie in de Openbare Gebeden in't bijzon der hier aan gedagt werde, en daarom goedgevonden Uedn. aan te schrijven en bij deezen te beveelen, dat Ued. ordre zullen stellen, dat de bedienaars des Goddelyken Woords in uwen Bedryve, in hunne Gebeden, die voor de Gemeente doen, steeds God Almagtig aanroepen en smeeken, dut het, Zijne Hooge Majesteit behage, Ilaare Koninglyke Hoogheid in deezen staat gelukkig te doen voortgaan, voor alle toevallen te beveiligen, en ter bestemder tyde een voorspoedige en gewenschte verlossing te vergunnen, opdat in Nederland nimmer voorstanders van Vrijheid en Godsdienst uit deezen stam der Helden ontbreken. „En opdat aan dit Ons bevel voldaan werde, zullen Ued. den inhoud deezes van de predikstoelen in Ued. district doen aflezen en publieeeren. „Waartoe Ons verlatende, bevelen wv Ued. in de bescherminge Godes en verblijven Ueds. Goede Vrienden. De Staaten van Vriesland U. v. Burmania Vt. Ter Ordonnantie van Hun Ed. Mog H. W. van Plettenberg.'- Ruim vijf maanden later weer 'n brief van dezelfden aan de „Edele, Veste, Lieve, Bezondere." Nu is er gejuich in dorpen en steden. Er is een prins geboren, een prins, een toekomstige stadhouder, naar men toen meende, voortzettend de lijn der mannelijke Oranjes, die 's lands „rechten en vrijheden" „in swangh" hielpen. En de stedelijke en grie tenij-besturen moeten thans hun gebeden omzetten in „Lov en Dankzeggingen". Want het „Door- lugtig Erv-Stadhouderlijk Huys" en „gantsch Nederland" zijn ver blijd. De Bedienaars des Godde lyken Woords moeten tevens van den Oppersten Bestierder der Wa- reld ernstig afsmeeken „dat dit Nog tijdens de regeering ran koning Willem III scheen de Oranjestam weelderig te zullen bloeien: de ko ninklijke familie werd gevormd door prins Hendrik, prins Frederik, den prins van Wied, de prinses van Wied geboren prinses Marie der Nederlanden met haar oudste zoon tje, koning Willem III, koningin Sophie, prins Alexander en hroo' prins Willem.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 7